1-735/1

1-735/1

Belgische Senaat

ZITTING 1996-1997

6 OKTOBER 1997


Wetsvoorstel tot aanvulling van artikel 104 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 inzake de aftrekbare bestedingen met betrekking tot de informatiesamenleving

(Ingediend door de heer Delcroix)


TOELICHTING


De ontwikkelingen in de sectoren van de telecommunicatie en de informatietechnologie dreigen voorbij te gaan aan een hele reeks mensen in de samenleving, indien ook niet op sociaal vlak wordt ingegrepen.

Onze maatschappij heeft een traditie van spreiding van kennis en cultuur en van democratisering van het onderwijs. Die lijn moet ook doorgetrokken worden voor wat de informatiesamenleving betreft.

Dankzij de quasi kosteloosheid van het lager en secundair onderwijs volgt meer dan de helft van de + 18-jarigen hoger onderwijs, ongeacht hun sociale of financiële situatie. De uitbouw van een uitgebreid net van bibliotheken maakt het mogelijk dat boeken, tijdschriften, dagbladen en zelfs compactdiscs ruim beschikbaar voor het brede publiek zijn tegen democratische voorwaarden. De culturele sector wordt zwaar gesubsidieerd. Gebrek aan financiële middelen kan moeilijk als reden aangehaald worden om verstoken te blijven van een uitgebreid aanbod aan culturele activiteiten.

De overheid moet mechanismen opzetten en desnoods regels en/of stimuli uitwerken om op dezelfde wijze de toegang tot de voordelen van de informatiemaatschappij voor iedereen te waarborgen. De spreiding van de kennis en vooral de spreiding van de toegang tot de kennis mag niet gehinderd worden door financiële of materiële omstandigheden.

« Het is een sociale bekommernis van formaat dat de voordelen van de informatiesamenleving voor zoveel mogelijk mensen beschikbaar zijn. Een samenleving met een kenniskloof mogen wij nooit aanvaarden. » (J.L. Dehaene, Sleutels voor morgen ).

Toegang en deelname aan de informatiesamenleving is inderdaad een fundamenteel recht. De informatiemaatschappij mag niet gekenmerkt worden door een nieuwe vorm van analfabetisering. Onderwijsprogramma's moeten aangepast worden om jong en oud te laten meedraaien in deze nieuwe maatschappij. Er moet niet alleen geïnvesteerd worden in de ontwikkeling van de « informatiesnelwegen » (bijvoorbeeld Telenet Vlaanderen) maar ook in opleiding en vorming om deze snelwegen te gebruiken en volop deel te kunnen nemen aan de samenleving.

Het internet sijpelt in ons land echter slechts tergend langzaam door. Terwijl landen als Finland, IJsland en Noorwegen een huishoudpenetratie hebben die hoger ligt dan die van de Verenigde Staten (ca. 15 % in de VS), bengelt België (3 % huishoudpenetratie) achteraan de ranglijst van de landen van de Europese Unie. Het Research Center Marketing & Informatietechnologie aan de Vlerick School voor Management (RMCIT) schatte het aantal internet-surfers in ons land eind januari 1997 op ongeveer 300 000. 6,6 % van de bevolking zou over een internet-aansluiting beschikken. 2,6 % van de Belgische bevolking beschikt thuis over een internet-connectie (ca. 100 000 aansluitingen, 150 000 gebruikers). Bijna 4,5 % van de Belgen surft al dan niet veelvuldig op het werk. In de groei van het aantal privé-gebruikers blijkt de kloof tussen Nederland en België zeer groot. Ongeveer drie miljoen Belgische huisgezinnen kijken tv, terwijl nauwelijks 100 000 gezinnen aangesloten zijn op het internet.

Volgens Trends zou slechts 1 op 4 Belgische gezinnen over een computer beschikken. In Nederland is dat 1 op 2 (gegevens 1996) !

Er dient dan ook een actieprogramma uitgewerkt te worden om brede lagen van de bevolking te stimuleren en te ondersteunen om effectief te experimenteren en gebruik te maken van de nieuwe media. Het is in dit kader een eerste stap en een democratische noodzaak dat scholen en bibliotheken over een internet-aansluiting kunnen beschikken. Het is van strategisch belang dat onze kinderen van kindsbeen af met de computer leren werken. Verder dient het « informatica-park » van de Belgische bevolking drastisch uitgebreid en waar nodig « geupgraded » te worden teneinde geen enkele (jonge) Belg het slachtoffer te laten worden van een nieuw analfabetisme : de « computerilliteracy » of computeronmondigheid.

Om deze evolutie mogelijk te maken en/of te versnellen dient de aankoop van hardware (en software), noodzakelijk voor de toegang tot de informatiesnelweg, door de overheid gestimuleerd te worden. Dit wetsvoorstel wil hiertoe een eerste aanzet zijn.

Mede op die manier zullen we vanuit het koppeleton van Europa de kennismaatschappij van morgen op onbevangen wijze tegemoet kunnen treden.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHING

Afschrijvingen van hardware, noodzakelijk voor het gebruik van de informatiesnelweg, alsmede aansluitingskosten voor het « world wide web », kunnen, op dezelfde wijze als giften in geld, van het totale netto-inkomen worden afgetrokken, in zover zij in het belastbare tijdperk werkelijk zijn betaald.

Afschrijvingen kunnen worden afgetrokken ten belope van maximum 20 000 frank per jaar en ten belope van maximum 60 000 frank, gespreid over vijf jaar.

Met aansluitingskosten worden die kosten bedoeld die aangerekend worden door de internetprovider, niet telefoon- of telefooncommunicatiekosten noch kosten voor het verkrijgen van bepaalde diensten via het internet.

Leo DELCROIX.

WETSVOORSTEL


Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Art. 2

Artikel 104 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 wordt aangevuld met een 10º en 11º, luidende :

« 10º afschrijvingen die betrekking hebben op hardware, noodzakelijk voor het gebruik van het internet (« world wide web »), ten belope van ten hoogste 20 000 frank per jaar en van ten hoogste 60 000 frank over een periode van vijf jaar;

11º aansluitingskosten met betrekking tot het internet (« world wide web »). »

Leo DELCROIX.