1-99/6

1-99/6

Belgische Senaat

ZITTING 1995-1996

23 NOVEMBER 1995


Voorstel van resolutie betreffende de organisatie te Brussel van de zestiende hoogtechnologische wapenbeurs A.F.C.E.A. (Armed Forces Communications and Electronics Association)


VERSLAG

NAMENS DE COMMISSIE VOOR DE BUITENLANDSE AANGELEGENHEDEN UITGEBRACHT DOOR MEVR. SÉMER


De Commissie voor de Buitenlandse Aangelegenheden heeft gedurende haar vergaderingen van 17 oktober, 7, 14 en 23 november 1995 onderhavig voorstel van resolutie besproken.

1. INLEIDENDE UITEENZETTING DOOR DE INDIENER VAN HET VOORSTEL

De indiener van het voorstel van resolutie legt uit dat op 18 oktober 1995 de zestiende Internationale Wapenbeurs (A.F.C.E.A. ­ Armed Forces Communications and Electronics Association) startte in Sint-Joost-ten-Node.

De wapenbeurs heeft vooral tot doel hoogtechnologische instrumenten ter beschikking te stellen van particulieren en officiële instanties om op die manier aan hoogtechnologische wapenhandel te kunnen doen.

Bij de publieke opinie bestaat er een algemene bezorgdheid omtrent de wapenhandel en ook omtrent de organisatie van deze wapenbeurs. Vandaar het voorstel van resolutie waarbij de Senaat de federale Regering, de burgemeester van de gemeente Sint-Joost-ten-Node en de minister-president van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering verzoeken de wapenbeurs niet te laten plaatsvinden.

Vanuit een pacifistische bekommernis wenst de senator in de nieuwe Senaat initiatieven bekend te maken om de bewapening en de wapenhandel aan banden te leggen.

Wapens brengen immers geen vrede; dit is eveneens het geval met wapenbeurzen die zich richten tot duistere personen die hoogtechnologische wapens kunnen kopen.

De Senaat heeft nog maar pas zijn bezorgdheid geuit over de kernproeven die door Frankrijk op dit ogenblik worden uitgevoerd. Hierbij drukte de Senaat zijn pacifistische zorg uit om tot meer wereldvrede te komen.

In tegenstelling tot de meestal nationale belangen bij het uitvoeren van kernproeven, kunnen we in het kader van wapenbeurzen geconfronteerd worden met de gevaren van het internationaal terrorisme of met de praktijken van Staten die geen veiligheidslabel verdienen.

Het is belangrijk dat de reputatie van België als internationale draaischijf van de wapenhandel te niet wordt gedaan.

Precies daarom is een krachtig signaal tegen die A.F.C.E.A.-beurs door de Belgische Senaat van groot belang.

Tal van conflicten worden op dit ogenblik niet meer met de klassieke wapens uitgevochten. Gewapende conflicten verlopen vaak aan de hand van hoogtechnologische instrumenten en methodes, die minstens even moorddadig zijn.

De indiener van het voorstel pleit voor een positieve behandeling ervan. Hij staat open voor wijzigingen aan zijn tekst.

2. ALGEMENE BESPREKING

Een lid verklaart dat zijn fractie het eens is met de inhoud van de resolutie. De wapenhandel en het geld dat ermee verdiend wordt ligt aan de oorsprong van menig conflict in de wereld, veel menselijk leed en veel slachtoffers.

Men kan een tiental haarden in de wereld aanwijzen waar conflicten uitgevochten worden die door wapenleveranciers aangestookt zijn, o.m. door de Verenigde Staten die een belangrijke wapenleverancier zijn.

Als alle staten de vaste wil vertonen een internationaal verbod op wapenhandel af te kondigen, dan zouden we nu in een oase van vrede leven. Het is ook bekend dat België als centrum binnen de Europese Unie een draaischijf is geworden van de internationale wapenhandel. De Khaled-affaire die in het voorjaar 1991 uitbarstte is er een illustratie van. De vraag dient echter gesteld of België als kleine staat hieraan een einde wenst te stellen.

De in het dispositief opgesomde verzoeken gericht aan de federale Regering stuiten op een drietal juridische bezwaren :

1. Beschikt de gemeente Sint-Joost-ten-Node over de nodige juridische middelen om een verbod tot een wapenbeurs uit te vaardigen ? Het is geweten dat de burgemeester van Sint-Joost-ten-Node als bekend pacifist zich in het verleden herhaaldelijk verzet heeft tegen allerlei wapenhandelsactiviteiten.

Worden op de beurs wapens voorgesteld aan geïnteresseerden of worden er ook commerciële transacties gehouden ? Kan de Brusselse Hoofdstedelijke Regering en/of eventueel de federale Regering maatregelen tegen dergelijke beurzen nemen ?

2. In de resolutie wordt aan de federale Regering gevraagd de economische subsidiepolitiek op het vlak van wapens aan Belgische bedrijven te herzien, en er eventueel een einde aan te stellen. Het economische subsidiebeleid is echter een geregionaliseerde materie.

3. Een onderscheid maken tussen de burgerlijke en de militaire belangen van een bedrijf lijkt bijzonder moeilijk te zijn. Elektronische bedrijven vervaardigen materialen bestemd voor burgerlijk gebruik. Die materialen kunnen echter ook aangewend worden voor militaire doeleinden. Het lid pleit voor het maken van het onderscheid en het uitwerken van criteria hiervoor. Zonder dit onderscheid zou het wijzigen van de subsidiepolitiek nare gevolgen voor de Belgische economie hebben.

Een lid vraagt aandacht voor enkele ruimere overwegingen. Hij verklaart zich wel eens met de algemene lijn van het voorstel van resolutie.

1. De vrede en veiligheid in de wereld zijn meer gediend met de omschakeling van een militaire naar een civiele produktie, om mankracht, financiële middelen en menselijke creativiteit vrij te krijgen en om de belangrijkste oorzaken van gewapende conflicten (armoede en werkloosheid) in de wereld te kunnen bestrijden.

2. M.b.t. de tewerkstelling merkt het lid op dat in België en ook in andere landen op langere termijn de omschakeling van wapenproduktie naar civiele produktie gebeurt.

3. Uit internationale studies en berichtgeving blijkt dat het gedeelte van de wapenhandel dat op een illegale manier gebeurt meestal verbonden is met de illegale handel in deviezen en in drugs. Dit illegaal circuit brengt belangrijke schade aan de economie aan.

Een ander lid is van oordeel dat de resolutie meer genuanceerd zou moeten worden geformuleerd. Er bestaan reeds een reeks wetgevende beperkingen inzake wapenhandel die onder de vorige legislatuur zijn tot stand gekomen.

De etnische onverdraagzaamheid en het religieus fundamentalisme alsmede bepaalde toestanden (bij gebrek aan democratische instellingen) in Derde Wereldlanden, zijn belangrijkere oorzaken.

Verder werd er in het Parlement een resolutie ter veroordeling van de anti-personenmijnen aangenomen. Die mijnen worden hoofdzakelijk aangewend in de landen van de Derde Wereld en in landen waar religieuse onverdraagzaamheid heerst.

Het lid treedt de juridische bezwaren van de vorige interveniënt bij.

Tenslotte heeft de resolutie een louter symbolische functie vermits de tekst pas na het einde van de beurs in de voltallige vergadering van de Senaat zal kunnen behandeld worden.

Het verwondert een lid dat men op de zestiende wapenbeurs heeft gewacht alvorens te reageren. Het spreekt daarbij vanzelf dat de resolutie uitgaat van het uiterst lofwaardig idee dat men zich moet verzetten tegen elk initiatief dat de wapenhandel wil bevorderen.

Volgens hetzelfde lid kan men de wapenhandel noch de wapenproduktie bestrijden met resoluties maar veeleer door overal waar conflicten heersen, vredebevorderende oplossingen te steunen zodat wapengeweld overbodig wordt.

Het is bovendien niet juist dat België een belangrijke internationale draaischijf voor wapenhandel zou zijn. Integendeel België heeft zware inspanningen geleverd om de wapenproduktie te verminderen. De tewerkstelling in die sector is tot een minimum beperkt.

Ook al is de geuite bekommernis lovenswaardig, het voorstel van resolutie eindigt met irrealistische besluiten, vermits de beurs al voorbij is.

Met welk recht overigens zou de federale Regering opkomen tegen een privé-wapenbeurs ? De Gewesten zijn immers bevoegd inzake de subsidiëring van de bedrijven.

Volgens het lid is het beter de oorzaken van gewapende conflicten weg te nemen dan te hopen op een verbod van de internationale wapenhandel. België heeft inspanningen geleverd om de wapenhandel te controleren, maar die zijn jammer genoeg vruchteloos gebleken, ook binnen de Europese Unie.

Enkele leden verwijzen naar de ernstige zware wetgevende inspanningen die door het Parlement onder de vorige legislatuur werden ondernomen, met betrekking tot het opleggen van beperkingen aan de wapenhandel in België.

Men verwijst met name naar de bijzondere onderzoekscommissie van de Kamer die gedurende twee jaar de illegale wapenhandel heeft aangepakt. Het lijvig onderzoeksrapport is de aanleiding geweest tot het nemen van wetgevende initiatieven door de toenmalige Regering Martens. Uit de vele hoorzittingen zelfs met buitenlandse deskundigen is helemaal niet gebleken dat België een draaischijf voor de internationale wapenhandel zou zijn.

Verder is er de wet Lallemand van 9 maart 1995 inzake de anti-personenmijnen, en de wet van 1991 betreffende de in-, uit- en doorvoer van wapens, munitie en speciaal voor militair gebruik dienstig materiaal en daaraan verbonden technologie [Gedr. St. Senaat 1281-1 (1990-1991)].

Een lid kan de wens van de indiener van het voorstel van resolutie bijtreden, wanneer deze de federale Regering verzoekt initiatieven te nemen tot het afdwingen van een internationaal verbod op de wapenhandel.

Belangrijk is dat de vele inspanningen die België leverde vooral in de jaren negentig op het vlak van de beteugeling van en de controle op wapenverkoop, correct belicht worden. Zo is er de wet op de verkoop van wapens die tot stand gekomen is op initiatief van de vorige Minister van Justitie. Die wet reglementeert met name het beroep van wapenhandelaar.

Het lid treedt de juridische opmerkingen van andere leden van de Commissie bij.

In verband met de wens de Belgische bedrijven met militairen belangen subsidies te ontzeggen, merkt het lid op dat er in Vlaanderen praktisch geen eigenlijke wapenindustrie meer is. Er zijn enkel nog technologische bedrijven die wapengeleidingssystemen zouden produceren.

Die systemen kunnen ook voor civiele toepassingen worden aangepast. Men moet dus voorzichtig omspringen met het verbieden van de handel van hoogtechnologisch materiaal dat eventueel ook voor militaire doeleinden zou kunnen aangewend worden.

Het lid pleit voor een overzicht van maatregelen die België reeds genomen heeft op te nemen. Zo dient belicht te worden dat België één van de grote promotoren van de bestrijding van de landmijnen is. Er werden in de Kamer resoluties aangenomen die een volledig verbod van chemische wapens bepleiten.

Een ander lid is het naast de reeds aangehaalde juridische bezwaren ook ten gronde niet eens met de indiener van het voorstel van resolutie.

Het afschaffen van de wapenhandel zal niet tot een oase van vrede leiden. Het lid geeft Ruanda als voorbeeld : de overgrote meerderheid van de slachtoffers zijn gesneuveld als gevolg van messteken en slagen van bijlen, die niet noodzakelijk hoogtechnologische wapens zijn.

Het lid is bovendien van mening dat het aanwenden van hoogtechnologische wapens niet noodzakelijk tot een meer bloederig karakter van een oorlog leidt. Het conflict in Irak heeft een eerder beperkt aantal slachtoffers voor gevolg gehad, dit in tegenstelling tot het conflict in Ruanda.

Het komt er dus niet alleen op aan de wapenhandel te verbieden, maar er ook voor te zorgen dat bepaalde wapens niet in de handen van bepaalde personen komen.

De vraag luidt dus of op de wapenbeurs militair materiaal zomaar aan om 't even welke belangstellende wordt aangeboden. Het lijkt weinig waarschijnlijk. Het lid besluit als volgt :

1. Zowel het beschikkende als het overwegende gedeelte is niet aanvaardbaar.

2. Vooraleer men overgaat tot het aannemen van een resolutie, dient men over meer informatie te beschikken.

Een lid replikeert dat de wapenhandel draait op basis van zuiver commerciële overwegingen. Er worden dus inderdaad wapens geleverd aan om 't even wie die voldoende geld aanbiedt.

Een senator vindt dat de tekst van de resolutie ruimer en krachtiger geformuleerd moet worden : hij moet de eis bevatten dat ons land voortaan niet meer zal dulden dat op zijn grondgebied dergelijke wapenbeurzen worden gehouden.

Spreker verklaart het eens te zijn met de strekking van de resolutie.

Tenslotte wijst de senator erop de wetgeving inzake de anti-personenmijnen (1), die er hoofdzakelijk gekomen is omdat men er geen meer produceert.

Ook de wetgeving met betrekking tot de wapenhandel is niet zo verregaand.

Zij herinnert eraan dat mevrouw Aelvoet en zijzelf een amendement hebben ingediend om de wapenhandel te beperken tot een percentage van het bruto nationaal produkt dat een aantal landen, met name ontwikkelingslanden, aan de aankoop van wapens besteden. Een grote meerderheid van de parlementsleden heeft dat amendement verworpen.

De senator herinnert tenslotte aan artikel 14 van de wet van 5 augustus 1991 betreffende de in-, uit- en doorvoer van wapens, munitie en speciaal voor militair gebruik dienstig materiaal en daaraan verbonden technologie (Belgisch Staatsblad van 10 september 1991) dat inderdaad bepaalt dat de Regering ieder jaar verslag uitbrengt aan het Parlement over de toepasing van deze wet.

Het artikel 14 specifieert dat dit verslag met name zal handelen over de ontwikkeling van de export, over de bijzondere problemen die zijn gerezen en over de eventuele wijzigingen van de reglementering en de procedures.

Een eerste (en voorlopig laatste) verslag werd ter zitting van een gemeenschappelijke vergadering van de toenmalige Commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en van de Commissie voor de Buitenlandse Handel van 10 mei 1994 neergelegd. Zowel de minister van Buitenlandse Zaken, de heer W. Claes, en de minister van Buitenlandse Handel, de heer R. Urbain, hebben toen hierover een uiteenzetting gegeven, waarna een gedachtenwisseling met de leden van beide Commissies volgde.

Het rapport heeft betrekking op de periode 16 april 1993-31 december 1993.

Het zou wenselijk zijn na te gaan wanneer de volgende evaluatie in Commissie zou kunnen doorgaan.

De senator verklaart te betreuren dat er zo weinig initiatieven inzake omschakeling bestaan.

In verband met de wapenbeurs hoopt zij dat er geen anti-personenmijnen en/of blindmakende laserwapens te koop worden aangeboden.

Een ander lid meldt dat er op basis van convergentieprogramma's Europese steun verleend wordt, in het kader van de afbouw van de legers in Europa en dus van de produktie van militair materieel, aan de betrokken ondernemingen. Pas voor de periode 1995-1997 werden door Vlaanderen de nodige programma's ingeschreven met het oog op het bekomen van de nodige Europese subsidies.

Een lid verwijst naar de vierde overweging. Er kan inderdaad niet ontkend worden dat er een nefaste band tussen de wapenhandel en de ontwikkelingssamenwerking bestaat. De wapenproduktie en wapenhandel leiden tot een verdere militarisering van de ontwikkelingslanden. Men dient er zich dus van bewust te zijn dat de ontwapening niet de enige oplossing is voor de Derde Wereldlanden. Ook de economische ontwikkeling van die landen moet bevorderd worden waardoor de wapenhandel en de militarisering in die regio's zal verminderen.

Een lid is zich bewust dat een verbod opleggen aan wapenbeurzen niet noodzakelijk tot meer wereldvrede leidt. Er zijn bovendien ook situaties waarbij wapens de vrede verdedigen. Het grote probleem van de blauwhelmen bij de handhaving en/of het afdwingen van de vrede in Bosnië was een tekort aan wapens.

Anderzijds bevindt het centrum van de wapenhandel zich noch te Brussel noch te Londen, maar op de luchthaven van San Sebastian.

Het gaat vooral om een gevoelen waarbij men de wapenhandel naar voor schuift als een type handel die stuit op ethische bezwaren. Vanuit die motivering moet onze eerste aandacht uitgaan naar niet gereglementeerde handel, die aan elke overheidscontrole ontsnapt en die vooral via het illegale circuit diktaturen in de wereld in stand houdt.

Het lid is van oordeel dat het zinniger zou zijn de illegale wapenhandel via de luchthavens van Oostende en van Bierset en via de haven van Antwerpen te verbieden, met het oog op de bevordering van de vrede in de wereld.

De indiener van het voorstel van resolutie, verstrekt de volgende bijkomende toelichtingen :

1. Op de vraag van een lid of de wapenbeurs een vrije verkoop van goederen kent, antwoordt hij dat er op zo'n wapenbeurs internationale contacten worden gelegd, niet alleen tussen regeringen, maar ook tussen particuliere wapenfabrikanten. Het gaat hoofdzakelijk om hoogtechnologische apparatuur, die er vrij te koop aangeboden wordt.

Er gelden slechts de volgende beperkingen :

­ men dient door de organisatoren uitgenodigd te worden :

­ men moet in België legaal verblijven of een geldig inreisvisum bezitten.

Het spreekt vanzelf dat er niet alle wapens tentoongesteld worden, maar er zijn wel zeer gedetailleerde catalogi te bekomen.

2. De indiener van het voorstel is bereid in de resolutie een punt op te nemen met betrekking tot de opvolging van de besluiten van de parlementaire onderzoekscommissie van de Kamer. Hij is het echter niet eens met een lid in verband met de resultaten van die commissie. Slechts een gering aantal aanbevelingen werden uitgevoerd.

3. De indiener van het voorstel van resolutie beseft dat de federale Staat niet bij machte is een einde te stellen aan de ganse wapenhandel. Er dienen echter blijvende stappen ondernomen te worden. De senator verwijst hierbij naar de belangrijke rol die de Zweedse regering in het debat rond ontwapening heeft gespeeld. Kleine landen hebben een onafhankelijke en dynamische rol op de internationale scène te vervullen.

4. Kan de gemeente juridisch een verbod uitvaardigen ?

De burgemeester kan op basis van een bedreiging van de openbare orde een verbod uitvaardigen.

Volgens een lid beschikt de burgemeester inderdaad over die mogelijkheid, maar de mogelijkheid ligt in de noodzaak te bewijzen dat er zich een bedreiging van de openbare orde voordoet. Indien dit niet het geval is, dreigt de burgemeester wegens machtsmisbruik veroordeeld te worden.

5. De indiener van het voorstel wijst erop dat hij het in zijn tekst heeft over « subsidies » zonder de aard ervan te specifiëren. Hij vestigt er bovendien de aandacht op dat de wapenhandel en -produktie niet tot de bevoegdheid van Gemeenschappen en Gewesten behoort, dat de materie van het verlenen van vergunningen en het ondersteunen van de betrokken ondernemingen tot de bevoegdheid van de federale overheid behoort. Die bevoegdheid is binnen de federale Regering weliswaar opgesplitst in zogenaamde regionale comités.

6. De indiener van het voorstel geeft toe dat het onderscheid maken tussen produktie voor militaire en voor burgerlijke doeleinden problemen schept.

7. Spreker is het eens dat de noodzaak van omschakeling van militaire naar civiele produktie in zijn voorstel dient opgenomen te worden.

8. Er dient een onderscheid gemaakt tussen het legale karakter van de organisatie van een wapenbeurs, en het illegale karakter van heel wat wapentransacties die er doorgaan.

9. Op de betrokken wapenbeurs worden er laserwapens via de catologus aangeboden.

3. BESPREKING VAN DE AMENDEMENTEN

3.1. Amendement nr. 1 van mevrouw Dardenne strekt ertoe in het dispositief, het eerste gedachtenstreepje te vervangen als volgt :

« ­ Betreurt ten zeerste dat van 18 tot 20 oktober 1995 te Brussel de A.F.C.E.A.-wapenbeurs wordt georganiseerd;

­ Verzoekt de federale Regering en de Gewestregeringen te verbieden dat voortaan op het Belgisch grondgebied nog een beurs wordt georganiseerd die publiciteit geeft aan en/of reclame maakt voor welke wapens ook. »

Mevrouw Dardenne verdedigt haar amendement nr. 1 (Gedr. St. 1-99/2).

Een lid acht het niet zeer realistisch te trachten een wapenbeurs te verbieden. Op zo'n A.F.C.E.A.-beurs wordt hoofdzakelijk hoogtechnologisch materiaal met dubbele doeleinden tentoongesteld. Men kan moeilijk aan industriëlen verbieden hierover informatie te verschaffen. Zo worden er door bedrijven in samenwerking met wetenschapsmensen de nieuwste, meest gesofistikeerde ontmijningstechnieken en -instrumenten tentoongesteld.

Gering is het aantal produkten dat voor uitsluitend militaire doeleinden wordt aangewend.

Wel wenst het lid het houden van zo'n beurs te betreuren, en beklemtoont meteen dat een afkeuring ten aanzien van dergelijke beurzen niet alleen op Belgisch, maar hoofdzakelijk op Europees niveau moet gebeuren.

Vandaar dat het lid een amendement aankondigt waarbij de resolutie niet meer de A.F.C.E.A.-beurs maar de non-proliferatie van oorlogswapens als onderwerp heeft.

De resolutie zoals die opgesteld is, geeft verkeerdelijk de indruk dat er in België een ongeremde wapenhandel zou bestaan. In het dossier van de ontwapening, neemt België trouwens een positieve, maximalistische houding aan.

De indiener van het voorstel geeft toe dat op de A.F.C.E.A.-beurs geen wapens worden uitgestald. Nochtans is die beurs verre van onschuldig. Men bereidt er de oorlogvoering voor zoals die gedurende de komende 10 jaar zal evolueren. In de toekomst zullen ongetwijfeld oorlogen in mindere mate uitgevochten worden met klassieke wapens maar zal de « de facto » oorlogvoering vervangen worden door een psychologische en kennisoorlogsvoering : het afremmen van informatie over eigen beveiligingssystemen en het zoveel mogelijk ingrijpen in de veiligheids- en informatiesystemen van de vijand en het beletten van de grote massa om een juiste kijk te krijgen op situaties. De A.F.C.E.A.-beurs is vooral op die toekomstige informatieoorlogsvoering gericht.

Naar schatting kennen de bedrijven die op de beurs tentoonstellen een omzet waarvan 5 pct. voor militaire doeleinden wordt aangewend. Die bedrijven bevinden zich hoofdzakelijk in Vlaanderen.

De indiener van het voorstel van resolutie verzet zich niet tegen een verruiming van zijn tekst via de amendementen van mevr. Dardenne en de heer Staes c.s.

3.2. De heer Staes en mevr. Thijs dienen een amendement nr. 2 in dat ertoe strekt de volgende consideransen toe te voegen :

« ­ Overwegende dat de vrede en de veiligheid in de wereld meer gediend zijn met een omschakeling van militaire naar civiele produktie, om op die manier de belangrijkste oorzaken van gewapende conflicten te bestrijden, met name armoede en werkloosheid;

­ Overwegende dat de werkgelegenheid, ook in eigen land, geen argument kan zijn om de wapenproduktie en dus de wapenhandel in stand te houden, en dat die bij een omschakeling naar de civiele produktie net zo goed gegarandeerd kan worden;

­ Overwegende dat uit internationale studies en uit internationale berichtgeving blijkt dat, bij illegale wapenhandel, die handel meermaals en in belangrijke mate verbonden is met de illegale handel in deviezen en drugs; »

Dezelfde leden dienen een amendement nr. 3 in dat ertoe strekt de volgende considerans toe te voegen :

« ­ Overwegende dat er een nefast verband bestaat tussen de wapenhandel en de verhindering van een zinvolle ontwikkelingssamenwerking, zodat alle inspanningen op het vlak van ontwikkelingssamenwerking steeds opnieuw op de helling worden gezet, de economische ontwikkeling achterop blijft en de verdere militarisering van de ontwikkelingslanden in de hand wordt gewerkt. »

Beide amendementen zijn het gevolg van de algemene bespreking in Commissie.

3.3. Het amendement nr. 4 van mevr. Dardenne strekt er toe aan het dispositief het volgende gedachtenstreepje toe te voegen :

« ­ Verzoekt de Regering een omstandig onderzoek in te stellen naar de wapenbeurs die van 18 tot 20 oktober 1995 plaatsheeft, meer bepaald naar wat daar wordt uitgestald of per catalogus aangeboden. Het Parlement moet op de hoogte worden gebracht van het resultaat van dat onderzoek. »

Mevr. Dardenne licht haar amendement toe.

De Voorzitter stelt vast dat dit amendement voorbijgestreefd is.

De auteur van het amendement is het hier mee eens. Het amendement kan echter omgebogen worden tot een meer algemene tekst die dan betrekking zou hebben op alle gelijkaardige beurzen.

De auteur van het voorstel van resolutie is het er niet mee eens dat het amendement laattijdig komt. A.F.C.E.A. heeft het statuut van een v.z.w. Het is dus mogelijk een onderzoek in te richten naar de organisatie van de beurs.

3.4. De amendementen nr. 5-A en 5-B van de heer Staes c.s. strekken ertoe :

« A. De volgende considerans toe te voegen :

« Overwegende dat deze wapenbeurs, op zichzelf gericht op hoogtechnologisch materieel, hoe dan ook thuishoort in een reeks van soortgelijke wapenbeurzen die onder meer rechtstreeks verband houden met de produktie, de verkoop en de promotie van tuigen die, onder meer vanuit E.U.-landen, verhandeld worden naar regimes die de mensenrechten schenden, en waar dergelijke tuigen worden gebruikt als foltertuigen; »

« B. Het dispositief te vervangen als volgt :

« Besluit dat

­ de organisatie van wapenbeurzen in België politiek en etisch ongewenst is, mede omdat het Belgische Parlement diverse initiatieven heeft ondernomen om die handel aan banden te leggen;

­ het niet gewenst is dat België een imago zou worden opgekleefd van een land waar wapens worden beschouwd als koopwaar zonder meer;

­ vooral de illegale wapenhandel de grootste bedreiging vormt voor de democratie, de mensenrechten en de ontwikkelingssamenwerking in de wereld, en dat daarom alles in het werk dient gesteld om de illegale wapenhandel, via luchthavens en zeehavens vooral, op te sporen en te verhinderen, mede gebaseerd op de conclusies van de parlementaire commissies die destijds de wapenhandel hebben onderzocht, zowel op het Belgische als op het Europese parlementaire niveau;

­ inzonderheid de A.F.C.E.A.-wapenbeurs gehouden te Sint-Joost-ten-Node, die al verscheidene jaren wordt georganiseerd en gecontesteerd, hierbij op de voorgrond treedt, en dat het bijgevolg politiek wenselijk is om duidelijk te maken, zowel aan de privé-organisatoren van deze beurs als aan de betrokken gemeentelijke en federale overheden, dat deze wapenbeurs beter niet meer opnieuw zou worden gehouden omwille van manifeste ethische en principiële bezwaren. »

Een medeondertekenaar licht de amendementen toe.

De resolutie geeft een verkeerde indruk van het beleid dat in België gevoerd wordt inzake deze materie. Het zou nuttig zijn een inventaris te maken van alle initiatieven die werden genomen i.v.m. het bestrijden van invoer, uitvoer en transiet van wapens. In de Kamer werd zelfs een onderzoekscommissie over de wapenhandel opgericht. Uit de resultaten van dit onderzoek bleek onder meer dat het beeld dat België als een draaischijf van wapenhandel zou functioneren, niet correct is.

De amendementen A en B hebben tot doel de consideransen geformuleerd in het oorspronkelijk voorstel van resolutie te nuanceren. Politiek en ethisch is het organiseren van wapenbeurzen op Belgisch grondgebied niet wenselijk. De wetgeving m.b.t. de wapenhandel is gewijzigd en verstrengd. Bovendien is het belang van de wapenindustrie in aanzienlijke mate afgenomen. Vooral de traditionele wapenproduktie werd de laatste 20 jaar sterk afgebouwd.

Om al die redenen wordt voorgesteld het voorstel van resolutie bij te sturen.

3.5. Het amendement nr. 6 van mevrouw Sémer c.s. strekt ertoe :

« A. Het opschrift te vervangen als volgt :

« ­ Voorstel van resolutie betreffende de non-proliferatie van oorlogswapens. »

« B. De eerste, tweede en derde considerans te doen vervallen en te vervangen als volgt :

« ­ Overwegende dat de proliferatie van oorlogswapens in de wereld een belangrijke destabiliserende factor vormt. »

« C. De achtste considerans te doen vervallen. »

« D. De tiende considerans te doen vervallen. »

« E. De elfde considerans te doen vervallen. »

« F. De twaalfde considerans te doen vervallen. »

« G. De drie dispositieven te doen vervallen en te vervangen als volgt :

« ­ om binnen de Europese Unie verder een actieve rol te blijven spelen bij de uitvoering van een beleid van samenwerking en gecontroleerde ontwapening; en hiertoe een gemeenschappelijk optreden overeenkomstig artikel J van het verdrag betreffende de Europese Unie te stimuleren. »

De hoofdindiener van het amendement is van oordeel dat in de resolutie de accenten moeten worden verlegd. Hoofdbekommernis is het stimuleren van de actieve rol van België binnen de Europese Unie bij de uitvoering van een beleid van samenwerking en gecontroleerde ontwapening.

De auteur van het voorstel van resolutie betreurt de schrapping van de referentie naar de A.F.C.E.A.-beurs uit de resolutie. Het politieke gevolg hiervan is dat men dergelijke wapenbeurzen, zonder het te willen, goedkeurt.

De hoofdauteur van het amendement benadrukt dat de organisatie van de wapenbeurzen in België politiek en ethisch onaanvaardbaar is, maar verzet zich tegen het negatieve beeld dat van België als draaischijf van de wapenhandel wordt opgehangen.

Een lid is het eens met de visie van de indiener van het voorstel die pleit voor een algemene ontwapening maar acht het voorstel van resolutie naïef.

Een wapenbeurs is zeker niet onschuldig, maar er bestaat geen enkel juridisch criterium om op basis van het tentoongesteld materiaal dat zowel voor civiele als voor militaire doeleinden kan worden aangewend een wapenbeurs zoals die van A.F.C.E.A. te verbieden.

Het lid geeft het voorbeeld van hoogtechnologische telecommunicatie-apparatuur dat in de meest afgelegen gebieden van de wereld kan worden geïnstalleerd. Die apparatuur kan voor militaire doeleinden gebruikt worden maar ook in een oorlogssituatie om mensenlevens te redden. Dit voorbeeld toont duidelijk aan dat het onderscheid voor hoogtechnologische apparatuur tussen civiele en militaire doeleinden subtiel is.

Het amendement nr. 6 van mevrouw Sémer c.s. vertrekt van een realistische benadering van de problematiek.

Een lid wijst er bovendien op dat het verbieden van zo'n wapenbeurs het risico inhoudt dat die in de illegaliteit wordt geduwd.

De indiener van het voorstel van resolutie pleit, met het oog op het bekomen van een consensus, voor een opsplitsing van het amendement nr. 6 van mevrouw Sémer c.s. en voor het amendement nr. 5 van de heer Staes c.s.

Een senator wijst erop dat het probleem van de « dual use » in de wapenhandel en in de handel in 't algemeen nog altijd niet is gereglementeerd.

De senator wijst erop dat het hier gaat om het bevorderen van en het maken van reclame voor militair gebruik waartoe een technologie zich leent.

Om die reden pleit ze voor het amendement nr. 5 van de heer Staes c.s., hoewel de formulering ervan krachtdadiger had gekund.

3.6. Het amendement nr. 7 van de heer Anciaux strekt ertoe :

« Het dispositief aan te vullen als volgt :

« Besluit dat

­ het hoognodig is een evaluatie te maken van de besluiten van de parlementaire onderzoekscommissie over de wapenhandel en de noodzakelijke nieuwe initiatieven hierover te nemen. »

De heer Anciaux legt uit dat zijn amendement het gevolg is van de wensen geuit door een aantal leden van de Commissie gedurende de vorige vergadering.

3.7. Mevrouw Sémer c.s. dient een subamendement in op haar amendement nr. 6. Het strekt ertoe :

« 1. Punt C van het amendement te vervangen als volgt :

« De achtste considerans te vervangen als volgt :

« ­ Overwegende dat de vrede en de veiligheid in de wereld meer gediend zijn met een omschakeling van militaire naar civiele produktie, om op die manier de belangrijkste oorzaken van gewapende conflicten te bestrijden, met name armoede en werkloosheid. »

« 2. Punt D van het amendement te vervangen als volgt :

« De tiende considerans te vervangen als volgt :

« ­ Overwegende dat er een nefast verband bestaat tussen de wapenhandel en de verhindering van een zinvolle ontwikkelingssamenwerking, zodat alle inspanningen op het vlak van ontwikkelingssamenwerking steeds opnieuw op de helling worden gezet, de economische ontwikkeling achterop blijft en de verdere militarisering van de ontwikkelingslanden in de hand wordt gewerkt. »

« 3. Punt G van het amendement te vervangen als volgt :

« De drie dispositieven te doen vervallen en te vervangen als volgt :

­ Besluit dat de organisatie van wapenbeurzen in België en in de Europese Unie politiek en ethisch ongewenst is, mede omdat het Belgisch Parlement diverse initiatieven heeft ondernomen om die handel aan banden te leggen;

­ Verzoekt de Regering om binnen de Europese Unie verder een actieve rol te blijven spelen bij de uitvoering van een beleid van samenwerking en gecontroleerde ontwapening; en hiertoe een gemeenschappelijk optreden overeenkomstig artikel J van het verdrag betreffende de Europese Unie te stimuleren. »

4. STEMMINGEN

Het amendement nr. 8 (subamendement op amendement nr. 6) wordt aangenomen met 6 stemmen, bij 3 onthoudingen.

Het gesubamendeerd amendement nr. 6 wordt aangenomen met 6 stemmen, bij 3 onthoudingen.

Het amendement nr. 7 wordt aangenomen met 6 stemmen, bij 4 onthoudingen.

De amendementen nrs. 1 tot en met 5 worden zonder voorwerp.

Het aldus geamendeerd voorstel van resolutie wordt aangenomen met 6 stemmen, bij 4 onthoudingen.


Het verslag wordt eenparig goedgekeurd.

De Rapporteur,
Paula SÉMER.
De Voorzitter,
Valère VAUTMANS.

(1) Wet van 9 maart 1995 betreffende anti-personenmijnen, valstrikmijnen en soortgelijke mechanismen.