1-27 | 1-27 |
Sénat de Belgique |
Belgische Senaat |
Annales des réunions publiques de commission |
Handelingen van de openbare commissievergaderingen |
COMMISSION DE L'INTÉRIEUR ET DES AFFAIRES ADMINISTRATIVES |
COMMISSIE VOOR DE BINNENLANDSE EN ADMINISTRATIEVE AANGELEGENHEDEN |
SÉANCE DU MARDI 26 MARS 1996 |
VERGADERING VAN DINSDAG 26 MAART 1996 |
De Voorzitter. Aan de orde is de vraag om uitleg van de heer Goris aan de Vice-Eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken over « de stadswachten ».
Het woord is aan de heer Goris.
De heer Goris (VLD). Mijnheer de Voorzitter, ik dank de Vice-Eerste minister voor zijn aanwezigheid hier, te meer omdat er sinds het indienen van mijn vraag reeds twintig dagen zijn verlopen en de Vice-Eerste minister het blijkbaar enorm moeilijk had in zijn agenda plaats te maken voor mijn vraag.
Een dertigtal steden en gemeenten die het veiligheidscharter goedkeurden, krijgen de kans om stadswachten aan te werven via het PWA. Ook De Lijn besliste onlangs om vanaf september stadswachters in te schakelen voor de bewaking van haar bussen. De stadswachters dragen een uniform en zijn dus herkenbaar. Het zijn langdurig werklozen die maximaal 53 uur per maand werken en daarvoor, boven hun werkloosheidsuitkering, 7 850 frank verdienen. De stadswachters, en bijgevolg ook de « buswachters » hebben geen politionele bevoegdheid en zij hebben ook niet het recht om identiteits- of vervoersbewijzen te controleren. Er rijzen heel wat vragen betreffende de aansprakelijkheid en de verzekering van deze stadswachters.
De Vice-Eerste minister kantte zich indertijd formeel tegen elke vorm van burgerwacht in de zin van een organisatie van kosteloze vrijwilligers die in samenwerking met politie en rijkswacht een bepaalde buurt preventief observeren. Ook mijn gemeente had zo'n burgerwacht en daarom herinner ik mij nog zeer levendig dat de Vice-Eerste minister ter zake verwees naar de risico's van dergelijke burgerwachten en naar de wet van de privé-milities van 1935. Nochtans droegen deze burgerwachten geen uniform, werkten zij anoniem en bestonden zij uit lokale middenstanders die kosteloos wilden werken.
Van de Vice-Eerste minister kreeg ik graag een antwoord op de volgende vragen.
Waarom verkiest de Vice-Eerste minister de te betalen inschakeling van langdurig werklozen in de sector van de openbare veiligheid boven de kosteloze inzet van middenstanders ?
Waarom beschouwt hij de low-profile burgerwachters als een privé-militie en vallen de geüniformeerde stadswachten zonder noemenswaardige opleiding en zonder bevoegdheid hier niet onder ?
Wie is verantwoordelijk voor deze stadswachten wanneer zij geconfronteerd worden met delinquentie, op heterdaad, eventueel met een voor hen fatale afloop ?
Dient de modale burger zich te schikken naar opmerkingen die hem gemaakt worden door de langdurig werkloze stadswacht die hier misschien een ultieme kans ziet om zich te laten gelden in een maatschappij waar hij een tijd lang niet aan bod mocht komen ?
Waarom verdient een stadswachter-gezinshoofd meer dan een hulpagent ? Verwacht de Vice-Eerste minister derhalve geen daling van het aantal kandidaat-hulpagenten ?
Tenslotte wil ik graag vernemen wat het officiële standpunt is van rijkswacht en politie en van hun syndicaten over de samenwerking met deze stadswachten.
De Voorzitter. Het woord is aan Vice-Eerste minister Vande Lanotte.
De heer Vande Lanotte, Vice-Eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken. Mijnheer de Voorzitter, ik wil de vraag van de heer Goris in een wat globalere context behandelen.
In de eerste plaats moet het duidelijk zijn dat dergelijke projecten niet door één of andere privé-maatschappij of publieke rechtspersoon kunnen worden opgestart. Dit moet steeds gebeuren door een stad of gemeente, die daarvoor een contract opmaakt met het ministerie van Binnenlandse Zaken. Voor De Lijn betekent dit noodzakelijkerwijs dat er tussen die maatschappij en de stedelijke overheid een afspraak wordt gemaakt, maar het is de stad die het contract met het departement Binnenlandse Zaken sluit en die verantwoordelijkheid voor het project draagt. Er is een rechtstreeks partnership tussen de steden en gemeenten enerzijds en het ministerie anderzijds, en niet met één of andere privé-persoon.
Een belangrijk element is dat de betrokkenen met de stad of gemeente een contractuele verhouding aangaan. Dit is vooralsnog een contractuele relatie sui generis, dus geen arbeidscontract in de echte zin van het woord, maar een specifieke contractuele verbintenis waarin een werkreglement en een aantal afspraken worden vastgelegd. Het feit dat er toch een contractuele basis is, betekent dat de stad bepaalde aansprakelijkheden heeft. Zij is bijvoorbeeld burgerlijk aansprakelijk en moet een ongevallenverzekering aangaan. Het enige verschil met mensen die in dienst zijn bij de overheid, in de enge zin van het woord dan, is dat de stadswachters volgens de normen van het arbeidsrecht geen volwaardige arbeidsovereenkomst hebben. Deze mensen werken voor de overheid, die voor hen verantwoordelijk is. Ze staan onder de controle van de overheid en wanneer ze bepaalde opdrachten niet correct uitvoeren, kan de overheid een einde stellen aan de overeenkomst. Het gaat hier om een specifieke vorm van tewerkstelling bij de overheid die echter niet zoveel verschilt van een gewone arbeidsovereenkomst. Bovendien is het de bedoeling van de Regering om het verschil tussen deze vorm van tewerkstelling en een gewone contractuele vorm van tewerkstelling geleidelijk aan te verminderen, rekening houdend met de ervaring. Dat was anders met de burgerwachten waar er geen contractuele werkverhouding was en dus ook geen vergevorderde verantwoordelijkheid, of men dat nu wil of niet. Iemand die als stadswacht werkt, valt onder de verantwoordelijkheid van de stad. In afspraak met het Vast Secretariaat voor preventiebeleid en met de RVA-VDAB, zal de stad naargelang de mogelijkheden, moeten zorgen voor een degelijke opleiding. De VSPP heeft een programma opgesteld om daarbij te helpen.
Het is overigens onze eerste evaluatie dat juist die opleiding meer tijd zal vergen dan was voorzien. Daaraan wordt nu gewerkt onder leiding van het Vast Wervingssecretariaat. Dit is noodzakelijk omdat wij ons vooral richten tot een ouder publiek en omdat de inschakeling in het normale arbeidscircuit van oudere mensen altijd iets moeilijker verloopt. Gelet op de ernst van de taak is een betere opleiding zeker vereist.
Een voordeel van heel dit opzet is dat het hier gaat om mensen die langdurig werkloos zijn. Een aantal mensen van boven de veertig die uit het privé-arbeidscircuit vallen, hebben nogal wat moeilijkheden om opnieuw in het arbeidscircuit te geraken, alhoewel ze over tal van vaardigheden beschikken.
De stadswachters krijgen een paarse blouson als herkenningsteken. Wij hebben geweigerd hen een volledig uniform te geven omdat wij het onderscheid tussen de politie en deze categorie duidelijk willen maken. Bovendien, en dat is ook erg belangrijk, hebben wij de gemeenten in onze omzendbrief erop gewezen dat wij voorzichtig wensen te starten en dat wij weinig of geen patrouille-activiteiten wensen te laten uitvoeren. Wij willen absoluut voorkomen dat deze stadswacht de plaats van de politie gaat innemen. Wanneer er mensen worden geplaatst om toezicht uit te oefenen over fietsstallingen is dat zeker geen patrouille-activiteit, maar enkel een aanwezig zijn. De gemeenten zullen erover beslissen of hiervoor een kleine bijdrage zal worden gevraagd. Ook in de andere projecten zullen we proberen te voorkomen dat patrouille-activiteiten doorslaggevend zijn.
De stad is verantwoordelijk voor deze stadswacht. Op strafrechtelijk vlak geldt dezelfde regeling als voor elk personeelslid van de stad. Wanneer iemand een fout maakt, is hij daar zelf voor verantwoordelijk. In mijn eigen stad zijn onlangs enkele politieagenten veroordeeld voor opzettelijke slagen en verwondingen. Zij gaan daartegen in beroep, maar bij de definitieve veroordeling zullen deze politieagenten zelf de boetes moeten betalen. Dat staat zo in de wet. Zo zou ook een stadswachter verantwoordelijk kunnen worden verklaard voor opzettelijke slagen en verwondingen.
Op het burgerrechtelijke vlak is de stad gebonden. Er is een arbeidsongevallenverzekering afgesloten door de RVA die van toepassing is op deze mensen. De stadswacht kan geen bevelen geven en heeft geen politiebevoegdheden. Hij mag enkel aanwezig zijn en eventuele problemen signaleren, maar hij heeft geen enkele bevelsopdracht.
De vergelijking van de lonen loopt enigszins mank. Men heeft de inkomsten van een gezinshoofd ouder dan 40 jaar, met een maximale werkloosheidsvergoeding, vergeleken met die van een hulpagent van amper 20 jaar, zonder anciënniteit en zonder gezinslast. Een gezinshoofd is per definitie iemand met gezinslast. De werkloosheidsvergoeding van een gezinshoofd bedraagt meer dan 30 000 frank. Wanneer men dit bedrag verhoogt met de vergoeding als stadswachter, bedraagt het inkomen van een gezinshoofd maximaal 41 464 frank. Men kan dit bedrag niet vergelijken met het inkomen van een beginnende hulpagent. Een gehuwde hulpagent verdient als gezinshoofd meer dan 40 000 frank, op voorwaarde dat zijn echtgenote niet werkt. Wanneer zijn echtgenote wel werkt, bedraagt zijn wedde ongeveer 37 000 frank. Een stadswachter van wie de echtgenote werkt ontvangt slechts 27 000 frank omdat hij dan wordt beschouwd als een samenwonende. Ons werkloosheidsstelsel is immers gebaseerd op de gezinssituatie, wat redelijk is.
Ik herhaal dat men geen appelen met citroenen kan vergelijken. Een hulpagent verdient als samenwonende 37 000 frank terwijl een stadswachter dan ongeveer 27 000 frank krijgt. Een hulpagent die gezinshoofd is verdient altijd meer dan een stadswachter in dezelfde situatie. Volgens de werkloosheidsregeling moet het onderscheid tussen het loon en de werkloosheidsvergoeding voor de gezinshoofden zo klein mogelijk zijn. Het verschil tussen beide wordt natuurlijk uiterst klein wanneer de werkloze nog een vergoeding krijgt als stadswachter, maar een alleenstaande stadswachter verdient maximaal 31 000 frank, terwijl een alleenstaande hulpagent 37 000 frank verdient.
Deze cijfers gelden voor de Brusselse gemeentepolitie en kunnen enigszins verschillen voor de andere gemeenten. In gelijkaardige situaties is het inkomen van de hulpagenten hoger. Het verschil tussen het inkomen van de hulpagent en dat van de stadswachter wordt groter als zij gezinshoofd of samenwonende zijn, een gezinshoofd ontvangt wel wat minder. Het is zeker niet de bedoeling het aantal kandidaat-hulpagenten te doen dalen. De stadswachters krijgen immers geen taak als hulpagent. Geen enkel politiekorps kan zich veroorloven hulpagenten in te zetten voor bijvoorbeeld de bewaking van fietsstallingen. Sommige taken worden niet vandaag uitgevoerd omdat zij in een regulier arbeidscircuit onbetaalbaar zijn. Men kan geen bewaking van fietsstallingen organiseren zonder tegemoetkoming van de overheid omdat de economische waarde van een fiets te laag is om een dergelijke investering te verantwoorden. In dit geval zou de prijs voor het stallen van een fiets immers ten minste 100 of 200 frank moeten bedragen. Dit staat heel duidelijk in de omzendbrief.
De rijkswacht en de politie hebben officiële standpunten ingenomen. De rijkswacht ziet in dit initiatief de mogelijkheid om het subjectief en objectief onveiligheidsgevoel te verlagen en steunt het dan ook ten volle. Zij is bereid een permanente samenwerking met de stadswachten te organiseren. Uiteraard zal zij ook direct ter plaatse gaan indien de stadswachten op hen een beroep doen naar aanleiding van incidenten.
De gemeentepolitie laat zich positief uit over een aantal punten van het initiatief. Het zou onder meer toelaten de hulpagenten te ontlasten van taken van sociale controle, zodat zij zich meer kunnen oriënteren naar opdrachten van algemene of specifieke politiebevoegdheid. De gemeentepolitie heeft ook twee bedenkingen. Zij meent dat de kans op verwarring van stadswachten met politieagenten en hulpagenten groot is. Daarom is het uniform beperkt tot een blouson. Tevens vreest de politie en ik denk dat ze hierin gelijk heeft dat het profiel van de stadswacht, met name langdurig werklozen van hoge leeftijd, het gevaar inhoudt dat het psychologisch profiel, de opleiding en de motivatie niet beantwoorden aan wat minimaal van veiligheidspersoneel mag worden verwacht. Dit is de reden waarom er nu gewerkt wordt aan een betere en langere opleiding.
Alles bij elkaar kan ik zeggen dat dit een nuttig initiatief is. De praktijk zal moeten uitwijzen of het ook goed werkt. Indien dit het geval is, hebben we een goede formule gevonden die mits nog enkele verbeteringen worden aangebracht aan het contract een doorbraak kan betekenen op het vlak van de buurttewerkstelling. Een aantal gemeenten hebben projecten ingediend. Andere gemeenten wachten nog af. Dit laat ons toe het initiatief goed te evalueren alvorens te beslissen of er al dan niet tot uitbreiding wordt overgegaan.
Het is nog te vroeg om te weten hoeveel stadswachten effectief zullen worden ingeschakeld. Het zullen er dit jaar wellicht een duizendtal zijn. De gemeenten kunnen honderd stadswachten inschakelen, maar over het algemeen zal het om dertig à veertig mensen per gemeente gaan. Budgettair kunnen we tot 3 000 eenheden gaan, maar het is niet slecht dat we wat trager van wal steken. In mijn stad, Oostende, heeft men 58 stadswachten aangevraagd. Het is de bedoeling eerst deze mensen op te leiden en pas volgend jaar eventueel uit te breiden.
De Voorzitter. Het woord is aan de heer Goris.
De heer Goris (VLD). Mijnheer de Voorzitter, ik dank de Vice-Eerste minister voor zijn antwoord, maar ik heb nog een aantal opmerkingen en vragen.
Ten eerste stelt de Vice-Eerste minister dat dit initiatief steeds dient te gebeuren via de stad. Destijds gingen initiatieven inzake de burgerwachten uit van de burgers, maar de burgemeester, de rijkswacht en de politie werden erbij betrokken. Aldus werden deze initiatieven ook mede door de stad of de gemeente georganiseerd.
Ten tweede was er ook van de vrijwillige burgerwachters een vraag om een contractuele relatie met de stad te mogen aangaan. Deze pertinente vraag moest in opdracht van de minister worden genegeerd.
Ten derde, de verantwoordelijkheid. Dit is een zeer delikaat punt. Ik heb het niet over het geval van agressie van een stadswacht tegenover een derde. Wie is echter verantwoordelijk indien een stadswacht betrokken is bij een conflict dat voor hem fataal afloopt ? Dit was immers uw argument tegen de burgerwachten. De Vice-Eerste minister zegt dat de stad die verantwoordelijkheid op zich moet nemen, maar ik vraag mij af of de burgemeesters dat wel weten.
Is de coördinator, die de taken verdeelt en dus beslist om een stadswacht naar een risicozone te sturen ook niet verantwoordelijk ? De coördinator valt onder de bevoegdheid van de Vice-Eerste minister. Ik stel de concrete vraag.
De heer Vande Lanotte, Vice-Eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken. De gemeente is verantwoordelijk, net als in het geval van de hulpagent die overigens ook niet gewapend is.
De heer Goris (VLD). De burgemeester draagt dus, als hoofd van de politie, verantwoordelijkheid voor de stadswachten. Dat moet dan duidelijk worden gezegd.
De heer Vande Lanotte, Vice-Eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken. De stadswachten vallen onder hetzelfde systeem als de hulpagenten. Ook zij zijn niet gewapend en zij zijn herkenbaar. Indien een politiecommissaris bij het geven van opdrachten onverantwoorde risico's neemt, dan draagt hij natuurlijk ook verantwoordelijkheid hiervoor, maar voor het overige vallen de stadswachten onder de verantwoordelijkheid van de gemeenten.
De heer Goris (VLD). Ik heb nog een bijkomende opmerking. De stadswachten worden gerecruteerd uit de langdurig werklozen en zijn meestal laaggeschoold. Zullen zij niet het mikpunt worden van pesterijen door jeugdige delinquenten ? Ik kan mij voorstellen dat jongeren die stadswachten bij de fietsstalingen graag zullen plagen. Hoe zal dat aflopen ?
Mijnheer de Vice-Eerste minister, u beweert dat de stadswachten niet bevoegd zijn om te patrouilleren noch om personen te controleren. Toch lees ik in uw richtlijn : « ... door hun aanwezigheid in de stations, door het informeren en controleren van passagiers ... »
De heer Vande Lanotte, Vice-Eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken. De stadswachten mogen geen personen controleren. In mijn richtlijn gaat het over het controleren van gedragingen.
De heer Goris (VLD). Ik citeer nochtans uit uw richtlijn, mijnheer de Vice-Eerste minister.
De stadswachten zullen ook toezicht houden op het verkeer in de buurt van scholen. Vele scholen hebben echter al gemotiveerde mensen die deze taak verrichten. Gaat dit niet leiden tot conflicten ? Moeten de stadswachten samen toezicht houden met de personen die dat tot nu toe doen ?
Ik wil nog eens terugkomen op de vergoeding van de stadswachten in vergelijking met die van de hulpagenten. U zegt dat men ermee rekening moet houden dat hulpagenten over het algemeen twintig jaar jonger zijn dan stadswachten. Hulpagenten hebben een volledige opleiding gekregen. Mij lijkt het psychologisch onverstandig dat een hulpagent, ook al is hij veel jonger, minder zou verdienen dan een stadswacht. De hulpagent is immers een agent in functie. De stadswacht is een langdurig werkloze die een supplement krijgt bij zijn werkloosheidsvergoeding.
De heer Vande Lanotte, Vice-Eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken. Ik heb u toch uitgelegd dat de hulpagent niet minder zal verdienen.
De heer Goris (VLD). Toch blijf ik bij mijn standpunt. Ik denk dat het psychologisch niet goed overkomt bij de hulpagenten.
Ik heb ook de grootste bedenkingen bij het verloop van het toezicht in de autobussen. Ik heb trouwens mijn twijfels, over het hele plan.
Ik wens u het beste ermee, mijnheer de Vice-Eerste minister. Toch blijf ik het betreuren dat vrijwillige middenstanders niet de kans hebben gekregen om samen met rijkswacht, politie en burgemeester stadsbuurten te observeren, terwijl laaggeschoolde, langdurig werklozen dat wel mogen en hiervoor bovendien nog een vergoeding moet worden betaald.
De Voorzitter. Het incident is gesloten.
L'incident est clos.