1-116/3

1-116/3

Belgische Senaat

ZITTING 1995-1996

19 DECEMBER 1995


Voorstel van resolutie betreffende de instelling van een dag ter herdenking van de door nazi-Duitsland gepleegde genocide


VERSLAG

NAMENS DE COMMISSIE VOOR DE JUSTITIE UITGEBRACHT DOOR MEVR. de BETHUNE


De commissie heeft het onderhavige voorstel van resolutie onderzocht tijdens haar vergaderingen van 28 november en 19 december 1995.

I. INLEIDING

Op 15 juni 1995 heeft het Europees Parlement naar aanleiding van de vijftigste verjaardag van het einde van de Tweede Wereldoorlog een resolutie goedgekeurd over de herdenkingsdag voor de holocaust.

Deze resolutie houdt in de eerste plaats een oproep in aan de lidstaten van de Europese Unie om op hun kalender een Europese herdenkingsdag voor de holocaust op te nemen en activiteiten te organiseren die herinneren aan de Tweede Wereldoorlog en de holocaust en vooral de jongeren duidelijk maken welke gevaren voortkomen uit totalitaire en nazistische ideologieën.

Tevens worden de Europese Commissie en de Europese Raad verzocht een strategie uit te werken voor de bestrijding van het racisme en de vreemdelingenhaat en daartoe de nodige projecten op te zetten.

Het onderhavige voorstel van resolutie neemt deze oproep over en beoogt de federale Regering aan te sporen het in de resolutie van het Europees Parlement vervatte programma te realiseren.

II. BESPREKING

De doelstellingen van het onderhavige voorstel van resolutie kunnen binnen de commissie op een ruime eensgezindheid rekenen. Nochtans worden er zowel naar de vorm als naar de inhoud een aantal kritische opmerkingen geformuleerd.

Wat de vorm betreft, plaatsen verschillende leden enige kanttekeningen bij de doelmatigheid van de gekozen formule, te weten de resolutie. Zij zijn van oordeel dat er slechts resoluties zouden mogen worden goedgekeurd die ofwel tot een wetswijziging ofwel tot een wijziging van het beleid kunnen leiden. Een overdaad aan resoluties waarvan de te verwachten impact op het beleid vrijwel nihil is, moet worden vermeden, anders dreigt het gevaar dat elke resolutie, hoe lovenswaardig ook, als een vrome wens wordt afgedaan en daardoor haar morele kracht ziet afzwakken.

Wat de inhoud betreft, onderschrijft de heer Raes de doelstellingen van de voorgestelde resolutie. Toch wenst hij een en ander in een breder historisch perspectief te plaatsen.

Zijns inziens dient er een herdenkingsdag voor alle volkerenmoorden te worden ingesteld.

Daartoe dient hij met de heer Verreycken drie amendementen in (cf. Gedr. St., Senaat, 1995-1996, nr. 1-116/2).

Een ander lid is de mening toegedaan dat in het dispositief van de voorgestelde resolutie te weinig het verband wordt gelegd tussen enerzijds de totalitaire en racistische ideologieën van de nazi's en anderzijds de hedendaagse uitingen van racisme, xenofobie en onverdraagzaamheid.

Deze bedenking is ingegeven door een aantal onrustwekkende incidenten die zich hebben voorgedaan ter gelegenheid van de herdenkingsplechtigheden voor de vijftigste verjaardag van het einde van de Tweede Wereldoorlog. Zelfs op die manifestaties werden er soms weinig gepaste opmerkingen geformuleerd ten aanzien van de allochtone bevolking. Blijkbaar drong het niet bij iedereen door dat deze onverdraagzaamheid haaks staat op het engagement van de oud-strijders en het verzet tijdens de Tweede Wereldoorlog.

Spreekster oordeelt derhalve dat in het dispositief van de voorgestelde resolutie sterker de nadruk moet worden gelegd op het verband tussen enerzijds de opkomst en het succes van het totalitair en racistisch gedachtengoed in de jaren dertig in nazi-Duitsland en de daarop volgende holocaust tijdens de Tweede Wereldoorlog en anderzijds het racistisch geïnspireerde optreden van bepaalde groepen of mensen op de dag van vandaag.

Op grond van deze overweging dienen mevrouw Delcourt-Pêtre en de heer Lallemand het amendement nr. 4 in (cf. Gedr. St., Senaat, 1995-1996, nr. 1-116/2).

Een lid deelt het standpunt dat het racisme dat we dagdagelijks beleven, op termijn een grotere bedreiging voor onze samenleving inhoudt dan totalitaire en revisionistische theorieën die slechts in beperkte kring opgeld maken.

Hij vraagt zich derhalve af of het toepassingsgebied van de voorgestelde resolutie niet moet worden uitgebreid in die zin dat alle vormen van racisme en vooral die waarmee we heden ten dage worden geconfronteerd, streng worden veroordeeld zonder dat uitsluitend naar de holocaust wordt verwezen.

Een lid stipt aan dat de Belgische Senaat in zijn resolutie van 9 februari 1995 elke genocide, waar en door wie die ook ter wereld mag zijn gepleegd, als een misdaad tegen de mensheid heeft veroordeeld die moet worden bestraft.

De Verenigde Naties bereiden trouwens een verdrag voor houdende de instelling van een permanent internationaal strafgerecht ter vervanging van de twee bestaande ad hoc -tribunalen die werden opgericht ter berechting van de misdaden tegen de mensheid in ex-Joegoslavië en Rwanda en waarvan de zetel gevestigd is in respectievelijk Den Haag en Arusha.

Spreker beschouwt de voorgestelde resolutie als een morele oproep aan de Regering om zich ertegen te verzetten dat de genocide zoals die tijdens de Tweede Wereldoorlog is gepleegd, zich zou herhalen. Zij zou erop moeten toezien dat de jongeren, die hieraan geen directe herinnering meer hebben, het historisch bewustzijn wordt ingeprent tot welke gruweldaden regimes in staat zijn die totalitaire en racistische ideologieën huldigen en fundamentele mensenrechten schenden.

Het spreekt vanzelf dat hier een belangrijke rol is weggelegd voor het onderwijs zodat ook de Gemeenschappen bij deze problematiek moeten worden betrokken.

Het lid is de mening toegedaan dat, wanneer in de tekst expliciet naar bestaande racistische of totalitaire groeperingen of stromingen wordt verwezen, dit afbreuk doet aan de morele kracht van de in de voorgestelde resolutie vervatte oproep.

De basisboodschap is immers dat elke genocide, zoals die welke door de nazi's tijdens de Tweede Wereldoorlog is gepleegd, onaanvaardbaar is, ongeacht de motivering die eraan ten grondslag ligt.

Verschillende leden betogen dat de exclusieve verwijzing in de voorgestelde resolutie naar de door nazi-Duitsland gepleegde genocide verantwoord is omdat België hiermee direct geconfronteerd is geweest. Er kan niet worden ontkend dat de holocaust een essentieel deel uitmaakt van de Europese geschiedenis, waarvan de sporen op dit ogenblik nog in onze samenleving doorwerken.

Indien alle in de amendementen van de heren Verreycken en Raes gesignaleerde volkerenmoorden door de resolutie zouden worden geviseerd, wordt de historische achtergrond van elke massale, systematisch geplande genocide miskend.

Aldus worden volkerenmoorden tot iets abstracts herleid en dreigt de resolutie in algemeenheid te vervallen.

Sprekers verzetten zich derhalve tegen de amendementen van de heren Verreycken en Raes en pleiten uitdrukkelijk voor het behoud van de voorgestelde tekst die gebaseerd is op de op 15 juni 1995 door het Europees Parlement goedgekeurde resolutie.

Een volgende interveniënt verklaart niet tegen het amendement van mevrouw Delcourt-Pêtre en de heer Lallemand gekant te zijn, maar oordeelt dat in het dispositief van de voorgestelde resolutie en inzonderheid in punt 2 reeds voldoende het verband wordt gelegd tussen de genocide op joden en zigeuners, enerzijds, en de gevaren van totalitaire en racistische ideologieën, anderzijds.

Het lid meent dat de in de voorgestelde resolutie gebruikte terminologie vooral ten aanzien van de jongeren eigentijds kan worden ingevuld en een ruimere maatschappelijke duiding mogelijk maakt.

Op deze wijze kan de holocaust in een breder perspectief worden geplaatst waarbij men oog heeft voor de verschillende varianten in totalitaire en racistische regimes.

Zo is het nationaal-socialisme het voorbeeld van een totalitaire ideologie, maar mag men niet vergeten dat Stalin in naam van het communisme een meedogenloze repressiepolitiek heeft gevoerd.

Een ander lid sluit zich hierbij aan omdat de Senaat reeds op 9 februari 1995 een resolutie met een algemene draagwijdte heeft goedgekeurd betreffende de strijd tegen racisme, xenofobie, antisemitisme en onverdraagzaamheid.

Het onderhavige voorstel waarin trouwens naar de bovenvermelde resolutie wordt verwezen, heeft echter een specifieke doelstelling, te weten de herdenking van de holocaust.

Aangezien de beide resoluties in hun samenhang moeten worden gelezen, wordt tevens tegemoet gekomen aan de bezorgdheid die aan het amendement van mevrouw Delcourt-Pêtre en de heer Lallemand ten grondslag ligt.

In de zevende considerans van de voorgestelde resolutie wordt overigens de hedendaagse situatie expliciet aangevoerd ter verantwoording van de instelling van een herdenkingsdag voor de holocaust.

Een volgende spreker stelt dat het geen zin heeft een herdenkingsdag te organiseren om de herinnering aan de Tweede Wereldoorlog en de holocaust levendig te houden, wanneer de bevolking hierover niet blijvend geïnformeerd wordt.

Dat vergt niet alleen een passend geschiedenisonderricht voor de jongeren, maar ook een infrastructuur, zoals musea, waar tentoonstellingen en colloquia kunnen worden gehouden die het historisch bewustzijn aanscherpen en het belang van de strijd tegen het nazisme voor het behoud van de democratie onderstrepen.

Een lid antwoordt dat daartoe reeds een aanzet is gegeven met het initiatief in de Dossin-kazerne in Mechelen en de oprichting van een museum voor de deportatie in Brussel.

Het is opmerkelijk dat ook in Duitsland van overheidswege musea zijn opgericht, bij voorbeeld in Bonn, die niet alleen een vaste tentoonstelling over de Tweede Wereldoorlog huisvesten, maar ook tijdelijke tentoonstellingen organiseren waarin bepaalde thema's uit het naziverleden worden belicht.

Een lid heeft enige bedenkingen bij de formulering van de vierde overweging van het onderhavige voorstel omdat die laat uitschijnen dat de vrede die sedert 1945 in West-Europa heerst, uitsluitend kan gehandhaafd blijven door te verhinderen dat de totalitaire en racistische ideologieën van de nazi's hun verderfelijke invloed uitoefenen.

Het conflict in Noord-Ierland, dat toch deel uitmaakt van een parlementaire democratie, vormt het bewijs dat de strijd tegen totalitarisme en racisme op zich niet volstaat om de vrede te handhaven.

Hoe verachtelijk de voormelde ideologieën ook zijn, toch dienen er ook op andere niveau's inspanningen te worden geleverd om de vrede te bewaren.

Om de in de tekst vervatte exclusiviteitsband te doorbreken en de overeenstemming met de Franse tekst te behouden, stelt hij voor de woorden « dat de vrede... slechts gehandhaafd kan blijven indien » te vervangen door de woorden « dat de vrede... niet kan gehandhaafd blijven tenzij... ».

De commissie stemt hiermee in.

III. STEMMINGEN

De drie amendementen van de heren Verreycken en Raes worden telkens verworpen met 9 stemmen tegen 1 stem.

Het amendement van mevrouw Delcourt-Pêtre en de heer Lallemand wordt aangenomen met 9 stemmen tegen 1 stem.

Het aldus gewijzigde voorstel van resolutie wordt aangenomen met 9 stemmen bij 1 onthouding.

Het verslag is goedgekeurd bij eenparigheid van de 8 aanwezige leden.

De Rapporteur,
Sabine de BETHUNE.
De Voorzitter,
Roger LALLEMAND.