1-7 | 1-7 |
Sénat de Belgique |
Belgische Senaat |
Annales parlementaires |
Parlementaire handelingen |
SÉANCE DU JEUDI 26 OCTOBRE 1995 |
VERGADERING VAN DONDERDAG 26 OKTOBER 1995 |
De Voorzitter. Aan de orde is de mondelinge vraag van de heer Bourgeois aan de Vice-Eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken over « de niet-uitvoering door Frankrijk van het Schengenakkoord ».
Het woord is aan de heer Bourgeois.
De heer Bourgeois (CVP). Mijnheer de Voorzitter, na de recente terroristische aanslagen voert Frankrijk opnieuw scherpe grenscontroles uit. De vrije doorgang aan de Franse grenzen is daardoor ongedaan gemaakt. Bijgevolg rijst de vraag of de uitvoering van het Schengenakkoord gedeeltelijk is opgeschort en met betrekking tot welke punten. Wordt bovendien het Schengenakkoord, dat nog maar recent in werking is getreden, niet reeds definitief op de helling gezet ? Zo lazen wij in de pers : « Schengenakkoord ten dode opgeschreven ? » Uit recente berichten blijkt de situatie echter eerder positief te evolueren. Dit kan ik tenminste afleiden uit verklaringen van de Vice-Eerste minister na het indienen van mijn vraag.
Ik heb vier concrete vragen. Welke punten van het Schengenakkoord worden door Frankrijk niet langer uitgevoerd ? Welke gevolgen heeft dit voor de bestrijding van de criminaliteit in onze grensstreek met Frankrijk, meer bepaald voor de samenwerking tussen de politiekorpsen en het recht op achtervolging op Frans grondgebied ? Hoe verliepen de contacten met de Franse overheid om het Schengenakkoord opnieuw uit te voeren ? Met andere woorden, welke resultaten leverden de onderhandelingen van de voorbije dagen op ? En, tenslotte, welke zijn de vooruitzichten op korte en lange termijn ?
De Voorzitter. Het woord aan Vice-Eerste minister Vande Lanotte.
De heer Vande Lanotte, Vice-Eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken. Mijnheer de Voorzitter, ik ben blij dat de heer Bourgeois deze vraag stelt. Dat geeft mij de gelegenheid een en ander met betrekking tot het Schengenakkoord uit te leggen.
Vorige week hebben er twee vergaderingen plaatsgehad. Vrijdag was er in Parijs een vergadering met de Franse minister van Binnenlandse Zaken, de heer Debré, en dinsdag was er in Brussel een bijeenkomst van het uitvoerend comité van Schengen. De situatie kan als volgt worden samengevat. Frankrijk is zeer geïnteresseerd in een samenwerking met ons land aan onze gemeenschappelijke grens. Op een redelijke afstand langs beide kanten van de grens zullen er politieposten komen, waarin telkens politiemensen van beide landen zullen plaatsvatten. Bovendien wenst men een aantal nieuwe mogelijkheden te creëren om samen te opereren.
Het is ook belangrijk dat minister Barnier, in zijn persconferentie dinsdag jongstleden, duidelijk heeft verklaard dat Frankrijk voor mobiele grenzen opteert. Dit betekent controles in de grensstreek, wat ook onze visie is, en niet meer aan de grenzen zelf. De fundamentele optie evolueert dus in de goede richting.
Twee zaken maken echter het afschaffen van de grenscontroles moeilijk. Vooreerst is er het terrorisme. Ik kan Frankrijk volkomen begrijpen. Elk land dat aanhoudend met aanslagen wordt bedreigd zal een aantal maatregelen nemen. Het is trouwens belangrijk dat de bevolking ervaart dat er inspanningen worden gedaan die effect hebben. Zolang er in Frankrijk een terroristische dreiging heerst, lijkt het mij logisch dat de grenscontroles op één of andere manier behouden blijven. Dit is trouwens ook het standpunt van de andere landen die inzien dat Frankrijk een aantal maatregelen moet nemen. Wanneer de terroristische dreiging wegvalt, valt echter ook een belangrijk element voor het behoud van de grenscontroles weg.
Een tweede aspect is het drugsprobleem. Daarover ben ik minder optimistisch. President Chirac heeft van het drugsprobleem blijkbaar een persoonlijke zaak gemaakt. Als ik het goed voor heb, is er vandaag een ontmoeting gepland tussen de heren Chirac en Kok. Van dit onderhoud zal veel afhangen.
Ik heb de indruk dat Frankrijk meent dat het ten aanzien van Nederland een andere politiek moet voeren en een samenwerking met Nederland moet nastreven. Ik betwijfel echter dat Nederland zijn wetgeving zal aanpassen omdat Frankrijk het vraagt. Dit zou trouwens tot moeilijke toestanden leiden en zou het Schengenakkoord in gevaar brengen. Men zou een verschillende visie op een bepaald probleem aangrijpen om de Schengenovereenkomst niet te moeten toepassen. Wanneer Frankrijk en Nederland vandaag tot de conclusie komen dat een samenwerking nodig en mogelijk is, dan zal ook België met de voormelde landen gesprekken voeren en kan er snel vooruitgang worden geboekt.
Men kan echter nu nog niet beweren dat de grenscontroles eind dit jaar zullen worden afgeschaft. Dat zal afhankelijk zijn van de terroristische dreiging. Wanneer er reële problemen zijn kan er een tijdelijke uitzonderingsmaatregel worden ingevoerd. Wanneer er geen problemen meer zijn, moet het uitzonderingsregime worden afgeschaft.
De drugsproblematiek en deze discussie tussen Frankrijk en Nederland is het grote knooppunt. De komende dagen zullen we het resultaat van de besprekingen kennen. We mogen wellicht positieve effecten verwachten.
Dinsdag werd een opening gecreëerd naar de Noordse Unie. Frankrijk is het er mee eens dat die vijf landen toetreden tot het Schengenakkoord. Dat is een belangrijke vooruitgang. Ik hoop dan ook dat nog in 1995 de princiepsbeslissing wordt gerealiseerd.
Er werd dus tot hiertoe toch een kleine vooruitgang geboekt. Er is alleen een kleine strijd tussen Frankrijk en Nederland aangaande de drugsproblematiek. Ik kan mij toch niet van de indruk ontdoen dat daarbij nogal wat symbolen worden gehanteerd, zonder dat er over de realiteit wordt gediscussieerd.
De Voorzitter. Het woord is aan de heer Bourgeois voor een repliek.
De heer Bourgeois (CVP). Mijnheer de Voorzitter, ter verduidelijking wens ik toch nog een kleine vraag aan de Vice-Eerste minister te stellen.
Mijnheer de Vice-Eerste minister, meent u, na uw laatste besprekingen, dat de regionale samenwerking tussen de politiediensten concreet kan worden uitgewerkt ?
De Voorzitter. Het woord is aan Vice-Eerste minister Vande Lanotte.
De heer Vande Lanotte, Vice-Eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken. Tegen het einde van het jaar moeten er concrete resultaten zijn. Aan Belgische zijde zijn er vier permanente posten aangeduid : Kortrijk, Doornik, Aat en Dinant. Dat zal ook gebeuren aan Franse zijde. Ik hoop dat er tegen eind dit jaar, in betere omstandigheden, een akkoord zal zijn.
De Voorzitter. Het incident is gesloten.
L'incident est clos.