Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 7-74

van Willem-Frederik Schiltz (Open Vld) d.d. 25 september 2019

aan de vice-eersteminister en minister van Financiėn, belast met Bestrijding van de fiscale fraude, en Minister van Ontwikkelingssamenwerking

Cybersurveillance technologie - Export naar landen met autoritaire regimes - Mensenrechtenschendingen - Vergunningsplicht - Overleg met de Gewesten

informatiebeveiliging
China
Nederland
wapenhandel
uitvoervergunning
kunstmatige intelligentie

Chronologie

25/9/2019Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 24/10/2019)
23/10/2019Antwoord

Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 7-75
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 7-76

Vraag nr. 7-74 d.d. 25 september 2019 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

In Nederland is ophef ontstaan doordat een Nederlands bedrijf cybersurveillance technologie levert aan het Chinese ministerie van Openbare Veiligheid. Chinese overheid en dit ministerie in het bijzonder vervullen immers een sleutelrol in de uitbouw van een allesomvattend cybertoezicht op alle Chinese burgers waarbij deze technologie eveneens dient om minderheden en tegenstanders van het regime te onderdrukken (cf. https://decorrespondent.nl/10307/berucht chinees veiligheidsministerie gebruikt nederlandse software die emoties leest/317002092 cae75d58). Dit gaf aanleiding tot diverse parlementaire vragen.

De wapenhandel in Belgiė is geregionaliseerd. De Gewesten zijn bevoegd voor de in-, uit- of doorvoer van wapens, munitie, materieel voor militair gebruik of ordehandhaving en de daaraan verbonden technologie. Europese lidstaten hebben de voorbije twee jaar minstens 317 vergunningen verleend voor de export van cybersurveillance technologie. Dat blijkt uit het onderzoeksproject «Security For Sale».

Het is onduidelijk in hoeverre cybersurveillance technologie vergunningsplichtig is en wie hiervoor bevoegd is. Enkel wanneer het gaat over «dual use» technologie valt ze onder de vergunninsplicht.

Wat betreft het transversaal karakter van de vraag: de bevoegdheid over het afgeven van vergunningen van wapenhandel is een gewestelijke aangelegenheid; buitenlandse handel is dan weer een gedeelde bevoegdheid.

Ik heb dan ook volgende vragen voor de geachte minister:

1) In hoeverre is de export van cybersurveillancetechnologie onderhevig aan een vergunningsplicht? Zo ja, kan u dit uitvoerig toelichten? Zo neen, is het niet aangewezen om de vergunningsplicht te verplichten voor deze technologie?

2) Wat is de huidige stand van zaken in de Europese Raad over het voorstel van de Europese Commissie uit 2016 om de «dual use» verordening te herzien?

3) Bent u het met me eens dat gezichtsherkenningssoftware en emotieherkenningssoftware dient te vallen onder een controlelijst voor cybersurveillancetechnologie in het kader van de «dual use» verordening? Bent u bereid dit actief te bepleiten bij de Europese Unie en in de Europese Raad?

4) Bent u bereid overleg op te starten met de Gewesten om de uitvoer van cybersurveillancetechnologie naar landen met autoritaire regimes waar de technologie mogelijk wordt gebruikt bij mensenrechtenschendingen? Kan u dit zeer uitvoerig toelichten?

5) Werden er wat ons land betreft vergunningen verleend voor de export van cybersurveillancetechnologie? Zo neen, hoe verklaart u dit? Zo ja, kan u uitvoerig toelichten wat betreft het aantal op jaarbasis, de bestemmingslanden, en door welke Gewesten de vergunningen werden verleend?

Antwoord ontvangen op 23 oktober 2019 :

1), 3) & 5) De vergunningsplicht behoort niet tot de bevoegdheid van mijn diensten, Voor wat betreft de «dual-use»-verordening, zijn, zoals u zelf al aanhaalt, de gewesten verantwoordelijk.

4) De algemene administratie Douane en Accijnzen (AAD&A) staat in voor de handhaving van de controle op de uitvoer van producten voor tweeërlei gebruik (dual-use). De beslissing tot het al dan niet verstrekken van een uitvoervergunning komt echter altijd toe aan de bevoegde instantie, in casu de Gewesten. De AAD&A is bereid om, zoals reeds voor andere zaken gebruikelijk is, in overleg te treden met de Gewesten, wanneer zij beslissen tot het plaatsen onder een vergunning, teneinde de toepassing ervan te verzekeren.