Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 7-483

van Rik Daems (Open Vld) d.d. 20 april 2020

aan de minister van Digitale Agenda, Telecommunicatie en Post, belast met Administratieve Vereenvoudiging, Bestrijding van de sociale fraude, Privacy en Noordzee

Coronacrisis - Corona-apps - Track and trace technologie - Privacy - Bescherming - Vrijwillig karakter (Covid-19)

epidemie
toepassing van informatica
mobiele telefoon
eerbiediging van het privé-leven
infectieziekte
traceerbaarheid
mobiele communicatie

Chronologie

20/4/2020Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 21/5/2020)
7/5/2020Antwoord

Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 7-482

Vraag nr. 7-483 d.d. 20 april 2020 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Een groep van zestig wetenschappers heeft recent in een brief aan het Nederlandse kabinet zorgen geuit over de inzet van apps bij de bestrijding van het coronavirus.

«Het gebruik van de apps mag onze fundamentele rechten en vrijheden niet aantasten», stellen zij in de brief (cf. https://www.privacy-web.nl/cms/files/2020-04/open-brief-waarborgen-grondrechten.pdf).

Zorgminister Hugo de Jonge kondigde op 7 april 2020 aan dat het kabinet onderzoekt hoe nieuwe technologie het testbeleid omtrent het coronavirus kan ondersteunen. Een van de twee apps die het kabinet wil inzetten geeft een seintje als iemand in de buurt is geweest van een met corona besmet persoon. Die wordt dan opgeroepen uit voorzorg thuis te blijven en via een tweede app contact te houden met een dokter. Deze apps kunnen daardoor het contactonderzoek van de gemeentelijke gezondheidsdiensten (GGD) overnemen

De inzet van tracking- en tracing apps en apps voor gezondheidsmonitoring is zeer ingrijpend. Of we het nu willen of niet, deze apps zullen een precedent scheppen voor toekomstig gebruik van vergelijkbare invasieve technologieën, ook na deze crisis. Tracking- en tracing apps en gezondheidsapps hebben impact op meer dan (data)privacy alleen. Ze raken aan de vrijheid van vereniging, het recht op veiligheid, het recht op gezondheid en het recht op non-discriminatie. Fundamentele rechten en vrijheden die in een rechtstaat niet zomaar opzij gezet kunnen worden. Juist in crisistijd moet men zeer zorgvuldige maatschappelijke en juridische afwegingen maken om te bepalen of men een dergelijke zeer invasieve maatregelen wil nemen. Technologie is bovendien zelden de oplossing voor een bepaald probleem. Er moet dus gewaakt worden voor techno-solutionisme en de mogelijkheid blijven bestaan om te besluiten de apps niet in te zetten. Nut, noodzaak, effectiviteit en betrouwbaarheid en een goed beeld van de mogelijke gevolgen van het gebruik van de apps is van enorm belang. Daarom moet vooraf onderzocht en getest worden of de apps het gewenste resultaat hebben, omdat ineffectiviteit en onbetrouwbaarheid juist kan leiden tot een groter risico op besmetting. Het creëert dan immers slechts «schijnveiligheid», wat kan leiden tot onjuiste beleidsmaatregelen en het risico op nieuwe uitbraken.

Het besluit of de apps al dan niet zouden moeten worden ingezet, moet dan ook begeleid worden door experts, niet alleen op het gebied van app-ontwikkeling, maar juist ook op het gebied van recht, sociale wetenschappen, gedragswetenschappen, ethiek, het gezondheidsdomein en de systeemwetenschap.

Het gebruik van de apps mag onze fundamentele rechten en vrijheden niet aantasten. Het gebruik van technologieën voor de bestrijding van de coronacrisis moet in ieder geval tijdelijk, strikt noodzakelijk, proportioneel, controleerbaar, transparant, toetsbaar en vrijwillig zijn.

Wat betreft transversaal karakter van de vraag: de verschillende regeringen en schakels in de veiligheidsketen zijn het eens over de fenomenen die de komende vier jaar prioritair moeten worden aangepakt. Die staan gedefinieerd in de kadernota Integrale Veiligheid en het Nationaal Veiligheidsplan voor de periode 2016-2019, en werden besproken tijdens een Interministeriële Conferentie, waarop ook de politionele en justitiële spelers aanwezig waren. Eén van de vastgelegde prioriteiten is de bescherming van de privacy. Het betreft dus een transversale aangelegenheid met de Gewesten waarbij de rol van de Gewesten vooral ligt in het preventieve luik en het onderwijs.

Ik had dan ook volgende vragen:

1) Hoe reageert u op de open brief van deze Nederlandse wetenschappers? Kan u dit uitvoerig toelichten? Deelt u hun bezorgdheid?

2) Bent u het ermee eens dat het nut, de betrouwbaarheid, de noodzaak en de effectiviteit van de apps moet vaststaan alvorens deze in te voeren? Zo nee, kan u dit toelichten? Zo ja, kan u toelichten hoe het beslissingsproces verloopt? Wie mede inspraak heeft?

3) Bent u het ermee eens dat het besluit of de apps al dan niet zouden moeten worden ingezet, moet dan ook begeleid worden door experts, niet alleen op het gebied van app-ontwikkeling, maar juist ook op het gebied van recht, sociale wetenschappen, gedragswetenschappen, ethiek, het gezondheidsdomein en de systeemwetenschap? Zo neen, waarom niet? Zo ja, kan u dit concreet toelichten? Hoe gaat u dit implementeren?

4) Bent u het ermee eens dat het gebruik van technologieën voor de bestrijding van de coronacrisis in ieder geval tijdelijk, strikt noodzakelijk, proportioneel, controleerbaar, transparant, toetsbaar en vrijwillig moet zijn? Kan u dit op elk punt toelichten? Gaat u garanderen dan geen enkele app verplicht wordt opgelegd door de overheid?

5) Hoeveel ontwikkelaars van apps hebt u reeds gecontacteerd in het kader van de controle, handhaving, track and trace, en andere toepassingen? Wat bieden zij aan? Hoe wordt de privacy gerespecteerd?

Antwoord ontvangen op 7 mei 2020 :

Voor het antwoord op uw vraag verwijs ik naar mijn antwoord hieromtrent in de commissie Economie van de Kamer van volksvertegenwoordigers van 6 mei 2020 (stuk Kamer, CRIV 55 COM 171, blz. 1-23).