Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 7-19

van Bert Anciaux (sp.a) d.d. 19 september 2019

aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, en van Asiel en Migratie

De wijzigende inzichten inzake het beleid op het vlak van cannabis en soortgelijke drugs

zwarte handel
drugverslaving
handelsregelingen
verdovend middel

Chronologie

19/9/2019Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 24/10/2019)
23/10/2019Antwoord

Vraag nr. 7-19 d.d. 19 september 2019 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Steeds vaker en luider klinken stemmen van diverse experts die het repressieve beleid tegenover het gebruik van cannabis sterk en zelfs totaal relativeren. De argumenten daartoe zijn van heel uiteenlopende aard. Zo leiden de illegale kweek en verkoop van onder andere cannabis en marihuana tot producten die erg veel en zelfs te veel schadelijke stoffen bevatten. Daarnaast vormt de illegaliteit van deze handel een basis voor wijdvertakte en ernstige criminaliteit. Tenslotte, als doorslaggevend argument, blijken de decennia repressief beleid geenszins de verhoopte effecten te scoren. Wel integendeel, want algemeen stijgt het gebruik en misbruik van illegale drugs wereldwijd… met alle eerder geschetste gevaren en gevolgen.

Recent klonk er weerom een opvallend pleidooi van drie Vlaamse wetenschappers uit diverse disciplines, namelijk farmacoloog Jan Tytgat, econoom Paul De Grauwe en criminoloog Tom Decorte, waarbij ze een legalisering van «softdrugs» voorstellen. Dit pleidooi wordt binnenkort meer uitgebreid toegelicht, maar al eerder stelde professor Tytgat dat de overheid best zelf de kweek van goede cannabis zou regisseren om een slimme prijs- en verkoopsstrategie het illegale circuit compleet buiten spel zou zetten. Deze analyse en remedies zijn niet revolutionair. In Uruguay en de VS-staten Colorado en Washington, is een legalisering al een feit.

De minister van Justitie stelde voordien dat de huidige aanpak niet in vraag wordt gesteld maar dat deze evoluties ook niet werden geagendeerd, noch op bij de Interministeriële Conferentie Drugs noch op de Algemene Cel Drugs. Nochtans illustreert de recente communicatie van de drie professoren een weids gedeelde mening bij heel wat experts, wereldwijd. Ik stel deze vraag niet vanuit een overtuiging voor of tegen legalisering, wel vanuit de bekommernis om op de meest adequate wijze met deze fenomenen om te gaan, met daarbij aandacht voor onder andere de volksgezondheid en de criminaliteitsbestrijding.

1) Hoe apprecieert en evalueert de geachte minister het pleidooi van drie Vlaamse professoren, elk vanuit hun eigen discipline zijnde toxicologie, economie en criminologie, waarin ze het huidige beleid omtrent cannabisgebruik veroordelen als inefficiënt en ineffectief en als alternatief pleiten voor een legalisering en een actieve regie van productie en verkoop van deze producten?

2) Zijn deze analyses en remedies, die eerder al werden gelanceerd en ook wereldwijd worden geopperd en toegepast, ondertussen al behandeld door de Interministeriële Conferentie Drugs en de Algemene Cel Drugs?

Zo ja, in welke richting ontwikkelt zich hier een standpunt, welke argumenten worden als doorslaggevend beschouwd?

Zo niet, hoe verklaart de geachte minister dat deze cruciale actoren zich niet over dit bijzonder relevant maatschappelijk en wetenschappelijk fenomeen buigen?

3)Welke concrete initiatieven zal de geachte minister hieromtrent zelf nemen, binnen welke timing en met welke methodiek?

Antwoord ontvangen op 23 oktober 2019 :

1) Ik beschouw cannabisgebruik vooral als een fenomeen binnen de volksgezondheid. In dit debat moet ervoor worden gezorgd dat er een onderscheid wordt gemaakt tussen het aspect «medisch gebruik», dat ik ondersteun en waarvoor recent initiatief is genomen genomen om de modaliteiten voor de oprichting van een Belgisch Cannabisbureau voor te bereiden, en het aspect «recreatief gebruik» dat niet zonder gevaar is voor de gezondheid.

We zien inderdaad een stijging van de schadelijkheid én het gebruik van cannabis. De oorzaken van deze stijging zijn echter zeer divers, en hebben niet enkel te maken met het legaal statuut van het bezit of het gebruik van cannabis. Een cannabisbeleid vraagt ook acties op het vlak van financiering van preventie, adequate hulpverlening, en dergelijke meer. Wat het legaal statuut betreft is het voor mij belangrijk te kijken naar de ervaringen en resultaten ter zake in landen zoals Canada en Verenigde Staten (VS). Deze resultaten zijn op dit moment nog prematuur. Het beleid in deze beide landen is ook verschillend. Bovendien moet het «legaliseringsdebat» ook bij voorkeur op Europees niveau gevoerd worden. De ervaring leert dat een versplinterd beleid tussen de Europese landen ongewenste effecten heeft, onder andere op het vlak van zogenaamd drugstoerisme. Voor het nemen van maatregelen vind ik het cruciaal om over voldoende evidentie te beschikken die aantoont dat dergelijke maatregelen gezondheidswinst kunnen opleveren in vergelijking met de actuele situatie en kwetsbare groepen, zoals jongeren, voldoende beschermen.

2) In het rapport «Realisatie 2014-2019 en aanbevelingen voor de volgende legislatuur», dat beschikbaar is op https://overlegorganen.gezondheid.belgie.be en dat in maart 2019 werd goedgekeurd door de thematische vergadering Drugs van de Interministeriële Conferentie Volksgezondheid, wordt aanbeveeld om een grondig debat te voeren over het cannabisbeleid in België, rekening houdend met wetenschappelijke bevindingen, praktijkexpertise uit alle betrokken sectoren en de internationale context.

3) U zult als lid van de Wetgevende Kamers appreciëren dat ik het niet opportuun of aangewezen vind om in lopende zaken hierrond initiatieven te nemen.