Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 7-1382

van Bert Anciaux (Vooruit) d.d. 12 oktober 2021

aan de vice-eersteminister en minister van Justitie en Noordzee

Bemiddelaar - Federale Bemiddelingscommissie - Samenstelling

bemiddelaar
alternatieve geschillenbeslechting
rechtsvordering

Chronologie

12/10/2021Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 11/11/2021)
15/12/2021Antwoord

Vraag nr. 7-1382 d.d. 12 oktober 2021 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Uiteraard is Justitie een hoofdzakelijk federale bevoegdheid, maar er zijn ook meer en meer aspecten van Justitie die bij de gewesten en gemeenschappen zitten. Zo ook de bemiddeling, die een steeds grotere rol opneemt, o.a. om de druk op ons rechtsapparaat te verminderen, in tal van domeinen waarvan er ook een aantal onder de gewesten en de gemeenschappen vallen. De werking van de Federale bemiddelingscommissie (FBC) belangt dus duidelijk alle overheden in ons land aan. Het betreft aldus zeker een transversale aangelegenheid. Bemiddeling is ook essentieel in een goed draaiende samenleving.

De samenstelling van de federale bemiddelingscommissie lijkt echter wat vreemd.

De vaste en plaatsvervangende leden worden door de minister van Justitie aangewezen, op met redenen omklede voordracht :

– van twee leden, door de Orde van Vlaamse balies voor de advocaten die tot die Orde behoren;

– van twee leden, door de Ordre des barreaux francophones et germanophone voor de advocaten die tot die Orde behoren;

– van vier leden, door de Koninklijke Federatie van het Belgisch notariaat voor de notarissen;

– van vier leden, door de representatieve instanties voor de bemiddelaars die noch het beroep van advocaat noch dat van notaris noch dat van gerechtsdeurwaarders noch dat van magistraat uitoefenen en die geen emeritus- of eremagistraat zijn;

– van twee leden die magistraat, emeritus- magistraat of eremagistraat zijn, door de Hoge Raad voor de Justitie;

– van twee leden door de Nationale Kamer van Gerechtsdeurwaarders voor de gerechtsdeurwaarders.

Daar waar er op een totaal van 2 542 erkende bemiddelaars er:

– 42 % advocaten zijn

– 8 % notarissen zijn

– 50 % derden

– 0 % magistraten (eigenlijk 0,08 en dus afgerond op 0)

– 0 % gerechtsdeurwaarders (eigenlijk 0,04 en dus afgerond op 0)

Het is inderdaad vreemd dat de beroepsorganen van de advocaten, notarissen en deurwaarders in hoofdzaak betrokken worden bij de samenstelling van de FBC, daar waar 50 % van alle officieel erkende bemiddelaars niet tot deze beroepscategorieën behoren.

Er is nog veel werk om de bemiddeling bekend te maken. Een federatie zou als partner kunnen dienen om alle bemiddelaars samen te brengen, hun belangen te verdedigen en het zou voor het publiek eenvoudiger en herkenbaar zijn. Een federatie zou alle bemiddelaars moeten opnemen en gestructureerd worden zoals België is, via de gewesten en de gemeenschappen.

Nu is het voor veel mensen onduidelijk, als men al weet dat bemiddeling bestaat. Men moet al naar de rechtbank stappen om een geschil opgelost te krijgen vooraleer men geďnformeerd wordt over de mogelijkheid van bemiddeling. Wanneer je advocaat je hierover informeert, weet je niet wanneer hij welk petje opzet. Het collaboratief recht is ook in het leven geroepen om tot oplossingen te komen wanneer mensen in conflict geraken maar ook daar is enkel en alleen aan advocaten gedacht.

Er zijn ook nog de andere bemiddelaars zoals buurtbemiddeling, de gezondheidsbemiddelaars, de onderwijsbemiddelaars, enz.

Bemiddeling zou ook meer preventief moeten kunnen aan de man gebracht worden; een eerste stap vooraleer je voor de rechter kan verschijnen.

Preventie zou ook deel moeten uitmaken van alle bestaande commissies door automatisch een bijkomende cel bemiddeling te installeren die deel uitmaakt van de bewuste commissie.

Preventie is mogelijk in alle sectoren van ons maatschappelijk leven.

De bemiddelaars zijn er en er worden er nog elk jaar gevormd. Er is nood om deze professionele groep in zijn geheel te ondersteunen, te professionaliseren en te structureren. Als erkende bemiddelaar ben je erkend door de FBC, maar waarom bestaat er een onderscheid tussen de verschillende bemiddelaars? Een erkende bemiddelaar kan justitiële bemiddelingen doen maar er zijn er zovele anderen die ook ondersteuning en ordening nodig hebben en essentieel zijn in onze samenleving.

Hoe is het voor de minister te verantwoorden dat de FBC op deze wijze wordt samengesteld, daar waar de helft van de erkende bemiddelaars zich niet vertegenwoordigd voelen in deze commissie?

Is de minister bereid dit opnieuw te bekijken en hierover eveneens overleg te plegen met de collega's uit de gewesten en gemeenschappen?

Waarom bestaat er geen orde van bemiddelaars waar je je bij moet aansluit van zodra je de studie voor bemiddelaar afgerond hebt? Die orde zou geenszins afbreuk doen aan de FBC. Integendeel, het zijn eerder partners voor eenzelfde doel.

Is de minister bereid te onderzoeken of zulk een orde zinvol kan zijn voor de bevordering en de werking van de bemiddeling in dit land?

Is de minister het met me eens dat de oprichting van deze orde op korte termijn haalbaar is en voordelen zou hebben voor de communicatie naar en de organisatie van alle bemiddelaars in dit land?

Antwoord ontvangen op 15 december 2021 :

Ik hecht veel belang aan bemiddeling omwille van het feit dat conflicten op die manier buiten de rechtbank kunnen worden afgehandeld. Niet elk conflict hoeft door een rechter beslecht te worden. Partijen voelen zich vaak beter bij een onderhandelde oplossing dan wanneer de rechter voor hen beslist. Bemiddeling kan ons dus ook helpen in de strijd tegen de gerechtelijke achterstand. Het is bijgevolge belangrijk om de burger te informeren over het bestaan, het potentieel en de voordelen van bemiddeling.

U spreekt van een «orde van bemiddelaars». Aan de Federale Bemiddelingscommissie werd reeds een centrale rol toebedeeld aangaande de bemiddeling.

De Federale Bemiddelingscommissie werd bij de wet van 2005 opgericht met als opdracht de erkenning van de bemiddelaars en de opleidingsinstanties en beoogt hierbij hoge kwaliteitsstandaarden. Zij waakt erover dat de bemiddelaars handelen in respect voor hun deontologie en in een geest van rechtschapenheid, integriteit en transparantie. Bij de wet van 2018 werd bemiddeling verder geprofessionaliseerd. Daarbij werden het beroep en de titel van erkend bemiddelaar beschermd door de niet-naleving van die bepalingen te bestraffen met strafrechtelijke sancties. In artikel 227quater van het Strafwetboek is bepaald dat wie beroepsmatig optreedt als bemiddelaar in de zin van het Gerechtelijk Wetboek zonder erkend te zijn, een strafrechtelijke sanctie riskeert (behalve in geschillen tussen ondernemingen), net als wie onrechtmatig de titel van erkend bemiddelaar voert.

In de wet van 2018 is ook bepaald dat de Federale Bemiddelingscommissie een deontologische code zou opstellen. Elke kandidaat-erkend bemiddelaar moet schriftelijk verklaren dat hij instemt met die deontologische code en die tijdens de volledige duur van de erkenning zal naleven.

De Federale Bemiddelingscommissie speelt uiteraard ook een grote rol in de promotie en de verdere professionalisering van bemiddeling. In 2021 werd een grote promotiecampagne opgestart die ook in 2022 verder gefaseerd wordt uitgevoerd.

Daarnaast heeft de Federale Bemiddelingscommissie ook de ambitie om het belangrijkste aanspreekpunt te zijn voor bemiddelaars over de landsgrenzen en beroepsgroepen heen en hun belangen te verdedigen. Alsook om een overkoepelend orgaan te zijn voor personen in conflictsituaties en voor doorverwijzers uit binnen- en buitenland.

Aangaande de federale bevoegdheid.

Uit de lezing van de wet van 2018 blijkt duidelijk dat deze aangelegenheid een federale bevoegdheid is. Het gaat hier wel degelijk om bemiddeling in de zin van het Gerechtelijk Wetboek zoals omschreven in artikel 1724, door een onafhankelijke, onpartijdige en neutrale bemiddelaar. In de wet is niet bepaald dat andere federale, gemeenschaps- of gewestelijke verenigingen dergelijke erkenningen kunnen uitreiken. Bemiddeling in de zin van het Gerechtelijk Wetboek mag ook niet worden verward met andere soorten van geschillenbeslechting die «bemiddeling» worden genoemd, maar niet beantwoorden aan de omschrijving van het Gerechtelijk Wetboek en daardoor dus ook niet worden geregeld.

De Federale Bemiddelingscommissie is bij wet (artikel 1727, § 2, 11° en 12°, Gerechtelijk Wetboek) belast met het bevorderen van de (gerechtelijke en buitengerechtelijke) bemiddeling en de overige alternatieve vormen van geschillenoplossing.

Wat betreft de preventierol die u aanhaalt, deel ik uw mening, voor zover u daarmee doelt op het feit dat de alternatieve vormen van geschillenoplossing een manier kunnen zijn om een escalatie van geschillen te voorkomen. Indien u daaronder evenwel verstaat dat preventie voor elkeen een verplichting zou inhouden om een beroep te doen op dergelijke vormen alvorens zich te wenden tot een rechtbank, kan ik u hierin niet volgen. Zoals uit de parlementaire debatten rond bemiddeling in 2018 is gebleken, zijn die alternatieve vormen in wezen vrijwillig en kan het niet de bedoeling zijn dat men ons zou kunnen verwijten artikel 6 van het EVRM niet in acht te nemen door het opleggen van een dergelijke maatregel vóór de aanhangig making van een zaak bij de rechter.

Aldus zie ik niet, zonder verdere precisering van uwentwege, waarin de meerwaarde zou schuilen van de oprichting van een andere cel «preventie» binnen de commissies van de Federale Bemiddelingscommissie, noch van de opdracht die haar zou worden toevertrouwd.

Op wetgevend vlak kan ik u meegeven dat mijn kabinet samen met mijn administratie de actuele bepalingen aangaande de bemiddeling aan het evalueren zijn. Ik heb het voornemen om een ontwerp in te dienen met het oog op de actualisering en modernisering van diverse wetsbepalingen betreffende de bemiddeling.

Wat de samenstelling van de Federale Bemiddelingscommissie betreft, verwijs ik u naar het antwoord dat ik heb gegeven op de vraag van mevrouw Platteau over hetzelfde onderwerp (55 021305C CRIV55COM 596, blz. 11).