Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 7-1195

van Bert Anciaux (Vooruit) d.d. 19 april 2021

aan de minister van Binnenlandse Zaken, Institutionele Hervormingen en Democratische Vernieuwing

Taalwetgeving - Naleving - Brusselse negentien gemeenten

taalgebruik
Hoofdstedelijk Gewest Brussels
ambtenaar
talenkennis
beoordeling van het personeel
Vlaamse Gemeenschap
tweetaligheid
loonpremie

Chronologie

19/4/2021Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 20/5/2021)
20/5/2021Antwoord

Vraag nr. 7-1195 d.d. 19 april 2021 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

De taalwetging is van openbare orde en zou met alle middelen moeten afgedwongen worden. Niets is minder waar. Een van de basiswetten in ons land wordt al sinds het ontstaan grondig en dagelijks met de voeten getreden. Op geen enkele wijze wordt er ook maar iets gedaan om de taalwetgeving in Brussel te doen naleven.

De taalwetgeving wordt bovendien misbruikt om aan vriendjespolitiek te doen. Ook de federale overheid, als verantwoordelijke voor de taalwetgeving en ook voor het toekennen van taalpremies via de Federale dienst Selor, blijft volkomen in gebreke en speelt het spel gewoon mee.

De gemeentebesturen in Brussel gebruiken de taalwetgeving om te verantwoorden dat ze een verschil maakt tussen arbeiders en bedienden. De arbeiders moeten de tweede taal zogezegd niet kennen volgens de taalwetgeving.

Het staat zo inderdaad in de taalwetgeving. Maar het zijn ambtenaren want in realiteit bestaat het onderscheid niet in de openbare sector. Alle of de meeste arbeiders hebben een ambtenarenstatuut. Alle ambtenaren moeten zich wel houden aan de taalwetgeving.

Moeten we alle functies die ze nu bestempelt als arbeidersfuncties maar waarin de facto kennis van de tweede landstaal is vereist, dan niet allemaal als bediendenfuncties bestempelen?

Hoe dan ook, veel van de werknemers die als arbeiders bestempeld worden, verrichten bediendenarbeid en dienen mondeling, schriftelijk en elektronisch te communiceren.

En veel van de Nederlandstalige werknemers die als arbeiders bestempeld worden, verrichten hun werk in twee talen, dus ook in het Frans, omdat ze anders niet begrepen worden door het merendeel van Franstalige bedienden met wie ze communiceren. De politieke overheidspersonen communiceren doorgaans ook alleen in het Frans met de arbeiders.

Nederlandstalige arbeiders moeten omwille van de aard van hun werk wel tweetalig zijn.

Ze moeten leiding geven aan Franstalige en Nederlandstalige medewerkers. Ze moeten die evalueren, motiveren en in hun dagelijkse taken begeleiden Ze moeten de bevolking in het Frans te woord staan.

Ze moeten facturen in twee talen beoordelen en ondertekenen.

Ze moeten in de twee talen technische gegevens bezorgen aan hun boven- en ondergeschikten.

Er zijn nog redenen waarom ze tweetalig moeten zijn. Redenen die er niet zouden mogen zijn.

Een eerste reden die er niet zou mogen zijn: van hun collega's die bestempeld worden als bedienden en die dus tweetalig zouden moeten zijn, krijgen ze bijvoorbeeld alle gegevens op het gebied van veiligheid, in het Frans; maar ze moeten die wel in de twee talen meedelen aan hun medewerkers. De teksten van de beslissingen en van de onderhandelingen daarover krijgen ze uitsluitend in het Frans maar van hen wordt wel verwacht dat zij er zelf documenten over afleveren in de twee talen, zo niet worden ze niet begrepen door hun collega's.

Een tweede reden die er niet zou mogen zijn: de Nederlandstalige werknemers die als arbeiders bestempeld worden, moeten vormingen volgen waarvan 80 % uitsluitend in het Frans wordt gegeven omdat er geen Nederlandstalige documenten en lesgevers beschikbaar blijken te zijn of omdat de gemeenten zich niet de minste moeite getroosten om voor de vormingen Nederlandstalige instellingen aan te schrijven.

Sommige Nederlandstalige arbeiders hebben vrijwillig hun taalexamen bij Selor afgelegd.

Ze slaagden en krijgen een premie. Hun Frantalige collega s krijgen ook dezelfde premie zonder taalbrevet en zonder examen.

De evaluaties van de arbeiders worden dan nog eens vaak door bedienden geëvalueerd en meestal gebeurt die evaluatie in het Frans en die achteraf dan in het Nederlands wordt vertaald. Ik ken gevallen waarbij de Nederlandstalige zelf zijn evaluatie naar het Nederlands moet vertalen. Dat gebeurt ook tussen bedienden onderling. De functioneringsgesprekken gebeuren uitsluitend in het Frans uiteraard.

Bovendien worden die taalpremies onrechtmatig toegekend. Ik ken gevallen waarbij sommige ambtenaren met de identiteitskaart van een collega naar het Selor examen gaan! Het is een frauduleus systeem en er wordt daar met federaal overheidsgeld geknoeid.

In het verleden werden hierover al regelmatig parlementaire vragen gesteld. Maar steeds is er het afwijzen van enige verantwoordelijkheid. Niemand is bevoegd, iedereen wordt betaald maar niemand is verantwoordelijk terwijl men de boel laat verrotten.

Hoeveel overheidsgeld wordt er niet besteed aan al die vormingen en evaluaties terwijl die heel eenvoudig naar de prullenmand mogen. De taalpremie wordt berekend volgens de functie en het niveau waarin de ambtenaren werden geclassificeerd en niet volgens het taalbrevet. We kennen allen bedienden die amper «tafel» en «stoel» kunnen uitspreken en toch in het bezit zijn van een taalbrevet. Er is geen enkele controle op. Het is louter gebaseerd op vriendjespolitiek. Dit is een georganiseerde fraude, met medeweten van federale overheidsorganen. Het is lachen met de mensen die zich wel aan de regels houden.

Er zijn veel gevallen bekend waarbij Nederlandstalige bedienden van het niveau C (opsteller), minder taalpremie krijgen dan hun Franstalige collega's van niveau A (universitair) die niet in staat zijn om één woord Nederlands te schrijven of te spreken.

De taalpremie staat toch voor beloning? Maar hoe is het dan te verklaren dat Nederlandstalige bedienen en arbeiders die zeer goed tweetalig zijn minder worden beloond dan hun Franstalige collega s die geen woord Nederlands kennen? Dat is te gek voor woorden en een kaakslag in het gezicht van vele duizenden ambtenaren die het wel correct spelen.

1) Moeten Nederlandstaligen naar de Raad van State stappen voordat het onrecht dat hen wordt aangedaan wordt ongedaan gemaakt? Is de geachte minister het met me eens dat deze wantoestanden niet langer aanvaardbaar zijn?

2) Is ze het met me eens dat de geloofwaardigheid van de overheid zwaar schade wordt toegebracht en dat dit nefast is voor de uitstraling van de overheid en de politieke bewindslieden?

3) Wat zal ze doen om de taalwetgeving te laten naleven en ook respect te laten opbrengen voor de regels van de tweetaligheid van de ambtenaren?

Antwoord ontvangen op 20 mei 2021 :

1) Het komt elkeen toe te kiezen welke stappen, al dan niet juridisch van aard, hij onderneemt wanneer de taalwetgeving niet gerespecteerd wordt. Indien er sprake is van wantoestanden, komt het op basis van artikel 57 van de bij koninklijk besluit gecoördineerde wetten op het taalgebruik in bestuurszaken ook aan iedere ambtenaar toe om een overtreding van die gecoördineerde wetten te melden.

Ten gronde breng ik de volgende principes graag in herinnering.

Artikel 17, § 1, B., 1° van de gecoördineerde wetten op het taalgebruik in bestuurszaken stelt indien de zaak een ambtenaar van de dienst betreft, de te gebruiken taal de taal is van diens toelatingsexamen of bij ontstentenis van zulk examen de taal van de groep waartoe betrokkene behoort op grond van zijn hoofdtaal.

Artikel 17, § 2 van de gecoördineerde wetten op het taalgebruik in bestuurszaken stelt: “De dienstorders en de onderrichtingen aan het personeel, zomede de formulieren en drukwerken voor de binnendienst worden in het Nederlands en in het Frans gesteld.”

Artikel 21, § 5 van de gecoördineerde wetten op het taalgebruik in bestuurszaken bepaalt: “Onverminderd voorgaande bepalingen kan niemand benoemd of bevorderd worden tot een ambt of betrekking, waarvan de titularis omgang heeft met het publiek, indien hij er niet mondeling van laat blijken door een aanvullend examengedeelte of door een bijzonder examen, dat hij aan de aard van de waar te nemen functie aangepaste voldoende of elementaire kennis bezit van de tweede taal.”

In zoverre de vraag betrekking heeft op SELOR, kan ik meegeven dat de  minister van Binnenlandse Zaken niet bevoegd is voor de voogdij op SELOR. Dit behoort tot de bevoegdheid van mijn collega van Ambtenarenzaken.

2) Het spreekt voor zich dat het niet goed is voor het vertrouwen in de overheid indien de bevoegde overheden de wetgeving niet respecteren.

3) Overeenkomstig artikel 7 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen is de Brusselse Hoofdstedelijke Regering bevoegd. voor het administratief toezicht op de Brusselse gemeenten.