Kindermishandeling - Melding en aangifte - Mogelijkheden en procedures - Informatie voor de burgers - Eventueel eenvoudigere rechtsstelsels - Overleg met de Gemeenschappen en de Gewesten
geweld
kind
kinderbescherming
toegang tot de rechtspleging
bewustmaking van de burgers
jeugdbeleid
gezinsbeleid
1/7/2016 | Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 4/8/2016) |
31/8/2016 | Rappel |
9/11/2016 | Antwoord |
Volgens de jongste cijfers van SOS Enfants worden steeds meer gevallen van kindermishandeling gemeld. In Franstalig België stijgen de cijfers van 5 619 in 2014 tot 5 972 in 2015. Het Vlaamse Vertrouwenscentrum voor kindermishandeling (VK) heeft 7 311 klachten geregistreerd in 2014. In de Duitstalige Gemeenschap werden datzelfde jaar 13 gevallen met betrekking tot minderjarigen overgezonden naar het Sozial-Psychologisches Zentrum (SKZ) en de Jugendhilfedienst (Hulpdienst voor jongeren) heeft zeven gevallen van seksueel misbruik behandeld.
Een melding is niet noodzakelijk een misbruik, maar we stellen toch vast dat seksueel misbruik met 38,1% van de gevallen het grootste gedeelte uitmaakt van de diagnoses. Ernstige verwaarlozingen en lichamelijk misbruik vertegenwoordigen respectievelijk 22,2 % en 19,3 % van de gevallen. Het is niet gemakkelijk om mishandeling aan te geven. Mensen zijn bang dat ze zich vergissen of ouders onterecht beschuldigen. Onvoldoende kennis van het rechtsstelsel zou aan de basis liggen van het lage aantal meldingen.
Het federale niveau is bevoegd voor volksgezondheid en justitie, maar bepaalde aspecten inzake gezondheid, jeugdbeleid, gezinsbeleid, jeugdbescherming en onderwijs vallen onder de bevoegdheid van de deelstaten, mijn vraag heeft dus een transversaal karakter.
1) Wordt binnen uw departement nagedacht over dit onderwerp ?
2) Denkt u dat de burgers beter moeten worden ingelicht over de mogelijkheid om gevallen van kindermisbruik te melden ?
3) Denkt u, in de overtuiging dat de rechtspraak voor iedereen toegankelijk moet worden gemaakt, dat het wenselijk zou zijn nieuwe, eenvoudigere rechtsstelsels in te voeren die discretie garanderen teneinde elke burger te overtuigen om deze gevallen te melden ?
4) Werd overleg gepleegd met de Gemeenschappen en de Gewesten ? Zo ja, wat zijn daarvan de resultaten ? Zo neen, wordt een dergelijk overleg in het vooruitzicht gesteld ?
1) tot 4) Zoals reeds in andere parlementaire vragen werd aangehaald (6-255, 6-502, 6-641), vloeit het door de wetgever gewenste subsidiariteitsbeginsel dat wordt toegepast inzake kindermishandeling voort uit het gegeven dat ervan wordt uitgegaan dat de sector van hulpverlening met instemming beter in staat is om in die situaties op te treden dan de gerechtelijke sector. In het kader van de situaties van kinderen in gevaar of in moeilijkheden wordt dan ook bij voorkeur doorverwezen naar de hulpdiensten van de gemeenschappen. Een heel aantal situaties komen dus niet voor de jeugdrechter of de correctionele rechter. Daarom ligt het aantal vervolgingen aanzienlijk lager dan de cijfers verstrekt door de Federatie Wallonië-Brussel. In diezelfde geest zijn protocollen afgesloten tussen de gemeenschappen en Justitie. In Vlaanderen omvat het “Protocol Kindermishandeling Welzijn-Justitie-Politie”, dat in 2010 werd ondertekend en in 2014 werd bijgewerkt, een stappenplan dat als leidraad kan dienen voor de behandeling van zaken van mishandeling door de verschillende vakmensen.
In het Franstalige landsgedeelte strekt het in 2007 ondertekende “interventieprotocol tussen de psycho-medisch-sociale sector en de gerechtelijke sector inzake kindermishandeling” tussen de Franse en Duitstalige Gemeenschap en de Federale Overheidsdienst (FOD) Justitie ertoe te zorgen voor een zo goed mogelijke wisselwerking tussen de psycho-medisch-sociale en de gerechtelijke sector, en dit in het hoogste belang van het kind wanneer de situatie van mishandeling ter kennis van justitie wordt gebracht.
Bovendien is er thans in elke gemeenschap een overlegplatform met vertegenwoordigers van justitie, van de politie en van de gemeenschappen en de gewesten. Beide platformen zijn specifiek gewijd aan kindermishandeling in ruime zin. Het gaat om het Vlaams Forum Kindermishandeling in Vlaanderen, het zogenaamde VFK (opgericht door het Samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat en de Vlaamse Gemeenschap tot oprichting van een Vlaams Forum Kindermishandeling, 17 januari 2011) en de “Conférence permanente de concertation maltraitance” voor het Franstalige en het Duitstalige landsgedeelte. Het doel van die beide fora is de follow-up van de toepassing van voornoemde protocollen, de bespreking van de structurele problemen in verband met de kindermishandeling en de formulering van aanbevelingen en voorstellen met betrekking tot de aanpak van de kindermishandeling op eigen initiatief of op verzoek van een ter zake bevoegde minister of minister(s). Zo heeft het VFK reeds aanbevelingen geformuleerd over thema’s zoals genitale verminkingen van vrouwen of nog kinderen in situaties van echtscheidingsconflicten. De ‘Conférence permanente’ behandelt op haar beurt aangelegenheden zoals het beroepsgeheim en de uitwisseling van informatie tussen sectoren.
Voor de vakmensen en de burgers die met een situatie van mishandeling zouden kunnen worden geconfronteerd, hebben de gemeenschappen tal van initiatieven ontwikkeld teneinde hen te informeren en hen de mogelijkheid te bieden zo goed mogelijk te reageren. Wij kunnen bijvoorbeeld wijzen op de actielijnen van de Vlaamse regering zoals de hulplijn 1712 voor burgers in het kader van misbruik, geweld en mishandeling van kinderen die bereikbaar is van 9 uur tot 17 uur en toegankelijk is voor minderjarigen en meerderjarigen, de informatie- en sensibiliseringscampagnes rond kindermishandeling naar de brede bevolking, de invoering van de opleiding van vakmensen of nog het opstellen, de ondertekening en de follow-up van de nieuwe engagementsverklaring van 29 februari 2016 ter bescherming van de seksuele integriteit van de minderjarige in het onderwijs, in de sportsector, in de jeugdsector, in de jeugdhulp en de kinderopvang. Er werd ook voorzien in discussiesites waar jongeren zich kunnen uitdrukken, kunnen worden gehoord en hulp kunnen krijgen (www.nupraatikerover.be ).
Aan franstalige kant heeft de werkgroep die voornoemd protocol had gerealiseerd, in 2013 een instrument uitgewerkt met het oog op de vulgarisering ervan in de vorm van een brochure met de titel “Que faire si je suis confronté à une situation de maltraitance d’enfant? - M’appuyer sur un réseau de confiance”. Zij is bedoeld voor de actoren van alle achtergronden zoals de PMS-centra, de onderwijzers, magistraten, animatoren van jeugdhuizen, enz. Naast de informatieve kant ervan biedt zij de mogelijkheid partnerships aan te gaan en hen bewust te maken van deze problematiek. De cel voor de coördinatie van de hulpverlening aan mishandelde kinderen ligt aan de basis van het preventie- en sensibiliseringsprogramma YAPAKA ten behoeve van het publiek. Daarvoor maakt YAPAKA gebruik van verschillende kanalen: publicaties (collectie “Temps d’arrêt”), video's, opleidingen, platform voor uitwisseling en informatie… Het gratis nummer van ‘Ecoute-enfants’, 103, is overigens 24 uur op 24 en 7 dagen op 7 bereikbaar. De kinderen kunnen hun problemen bespreken met bekwame personen die hen zullen helpen om oplossingen te vinden.