Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 6-994

van Christine Defraigne (MR) d.d. 1 juli 2016

aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid

Kindermishandeling - Melding - Gezondheidszorgverstrekkers - Huisartsen - Sensibilisering - Maatregelen - Overleg met de Gemeenschappen en de Gewesten

Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg
kinderbescherming
dokter
pediatrie
jeugdbeleid
gezinsbeleid
geweld
kind

Chronologie

1/7/2016Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 4/8/2016)
31/8/2016Rappel
19/10/2016Antwoord

Vraag nr. 6-994 d.d. 1 juli 2016 : (Vraag gesteld in het Frans)

Volgens de jongste cijfers van SOS Enfants worden steeds meer gevallen van kindermishandeling gemeld. In Franstalig België stijgen de cijfers van 5 619 in 2014 naar 5 972 in 2015. Het Vlaamse Vertrouwenscentrum voor kindermishandeling (VK) heeft 7 311 klachten geregistreerd in 2014. In de Duitstalige Gemeenschap werden datzelfde jaar 13 gevallen met betrekking tot minderjarigen overgezonden naar het Sozial-Psychologisches Zentrum (SKZ) en de Jugendhilfedienst (Hulpdienst voor jongeren) heeft zeven gevallen van seksueel misbruik behandeld.

In een verslag van het Federaal Kenniscentrum voor de gezondheidszorg (KCE) wordt een gebrek aan betrokkenheid van huisartsen en gezondheidswerkers vastgesteld wanneer ze geconfronteerd worden met gevallen van kindermishandeling. Slechts 3 % van de meldingen van geweld tegen kinderen is afkomstig van huisartsen. In de Franse Gemeenschap worden klachten slechts in 9 % van de gevallen door Gezondheidswerkers ingediend, in Vlaanderen is dat 20 %. Blijkbaar zouden die terughoudendheid en een onvoldoende kennis van het rechtsstelsel aan de basis liggen van dit lage percentage meldingen. Het KCE is voorstander van het invoeren van actieprotocollen om huisartsen en pediaters te helpen in hun opdracht door hun telefoonnummers van organisaties te verschaffen in geval van twijfel. Deze beroepsbeoefenaars zouden overigens moeten worden opgeleid om sporen van geweld te herkennen.

Geweld tegen kinderen zou ook verminderd kunnen worden door lessen toe te voegen aan de basisopleiding van zorgverstrekkers. Deze lessen zouden de communicatie met de gezinnen gemakkelijker moeten maken om zo het probleem aan te kaarten en oplossingen te zoeken. Gynaecologen, verloskundigen, spoedartsen, psychologen of psychiaters die een volwassene begeleiden en alle andere gezondheidswerkers kunnen immers een belangrijke rol spelen om geweld tegen kinderen op te sporen en een diagnose te stellen. Gespecialiseerde structuren zoals SOS Enfants, VK en diensten voor jeugdzorg zouden bovendien meer middelen moeten krijgen.

Het federale niveau is bevoegd voor volksgezondheid en justitie, maar bepaalde aspecten inzake gezondheid, jeugdbeleid, gezinsbeleid, jeugdbescherming en onderwijs vallen onder de bevoegdheid van de deelstaten, mijn vraag heeft dus een transversaal karakter.

1) Wordt binnen uw departement nagedacht over dit onderwerp ?

2) Wat denkt u over de verschillende voorgestelde oplossingen (meer lessen in de basisopleiding van gezondheidszorgverstrekkers en het toekennen van middelen voor gespecialiseerde structuren) ?

3) Welke maatregelen beveelt u aan opdat huisartsen meer gevallen van kindermisbruik zouden melden ?

4) Werd overleg gepleegd met de Gemeenschappen en de Gewesten ? Zo ja, wat zijn daarvan de resultaten ? Zo neen, wordt een dergelijk overleg in het vooruitzicht gesteld ?

Antwoord ontvangen op 19 oktober 2016 :

Het geachte lid vindt hieronder het antwoord op zijn vragen.

Het Federaal Kenniscentrum voor de gezondheidszorg (KCE) rapport 269 formuleert inderdaad een aantal aanbevelingen voor de strijd tegen de kindermishandeling. Het zwaartepunt van die aanpak ligt bij de deelstaten. Zoals u weet behoren de bijstand aan gezinnen en kinderen, de bijzondere jeugdbijstand, de jeugdbescherming, de juridische eerste lijnsbijstand, enz., tot de bevoegdheden van de Gemeenschappen. Daarnaast werd bij de zesde Staatshervorming ook de organisatie van de eerstelijns gezondheidszorg overgeheveld. Traditioneel focussen de deelstaatoverheden bij kindermishandeling op de welzijnsdiensten en de geestelijke gezondheid. Deze focus kan nu verruimd worden met de gezondheidsberoepen van de eerstelijn, waaronder de huisartsen.

Domus Medica en de Société scientifique de médecine générale (SSMG) hebben al inspanningen geleverd om duidelijke richtlijnen tot stand te brengen hoe een (huis)arts mishandeling kan opsporen en hoe hij vervolgens dient op te treden. Deze richtlijnen zijn eveneens vlot toegankelijk via www.ebmpracticenet.be.

Artsen hebben dus een instrument ter beschikking om kindermishandeling op te sporen. Het is mogelijk dat deze tools te weinig bekend zijn bij de huisartsen. Zoals ik u meedeelde is het aan mijn collega’s in de deelstaatregeringen om daarover te oordelen.

Het KCE-rapport maakt verder gewag van een conflict tussen het beroepsgeheim van de arts en de meldingsplicht ten aanzien van personen in nood. Het verdient inderdaad een breed debat om uit te maken of het probleem ligt bij de huidige bepalingen van het Strafwetboek. Op dit moment kan men al de procureur des Konings inlichten wanneer er een « ernstig of dreigend gevaar » bestaat voor de fysieke of psychische integriteit van het slachtoffer, of wanneer andere minderjarigen slachtoffer kunnen worden (artikel 458bis van het Strafwetboek). Bovendien stelt artikel 422bis van het Strafwetboek dat men verplicht is hulp te verlenen aan personen in nood. In principe weerhoudt niets een arts dus om alles te ondernemen zodat het kind de zorgen krijgt die het moet hebben. Bij vermoeden van mishandeling moet men zich ervan verzekeren dat het kind niet in dergelijke spiraal verzeilt.

Overigens dienen we op vlak van de psychosociale opvang van deze kinderen te melden dat de vorig jaar opgestarte netwerken voor geestelijke gezondheidszorg voortbouwen op de bestaande samenwerkingen tussen de jeugdmagistratuur, Bijzondere Jeugdbijstand en het Vertrouwenscentrum. Er zijn bijvoorbeeld reeds mensen die vanuit het vertrouwenscentrum tewerkgesteld worden in de mobiele werkingen die versterkt werden met het vrijgemaakte budget om deze hervorming echt kansen te geven en die ik vorig jaar hier reeds heb toegelicht. Concreet betekent dit dat de geestelijke gezondheidszorg van de betreffende kinderen en jongeren integraal binnen het beschermingstraject vanuit deze netwerking dient meegenomen te worden. De aansturing hiervan zal natuurlijk bij Jongerenwelzijn liggen. Ik denk hierbij zeer specifiek aan traumaverwerking, angststoornissen, hechtingen door uithuisplaatsingen, enz. Die ingezette hervorming biedt dus veel kansen om gewenste expertise van de geestelijke gezondheidszorg aan te wenden.

Cette question n’a pas encore été abordée dans le cadre de la Conférence interministérielle de la Santé publique. Par contre, des contacts informels sont déjà pris. Il a alors été constaté que les principaux instruments politiques se situent au niveau des entités fédérées. Étant donné que l’enseignement, l’aide sociale, la justice, etc. sont également concernés, il vaut mieux aborder cette problématique dans un cadre ad hoc. Il me semble logique que l’initiative à cet effet soit prise par les entités fédérées.