Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 6-897

van Lode Vereeck (Open Vld) d.d. 23 maart 2016

aan de minister van Financiën, belast met de Bestrijding van de fiscale fraude

Auteursrechten - Fiscaliteit - Freelancejournalisten

auteursrecht
beroep in de communicatiesector
belasting van natuurlijke personen
belasting op inkomsten uit kapitaal

Chronologie

23/3/2016Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 21/4/2016)
9/5/2016Antwoord

Vraag nr. 6-897 d.d. 23 maart 2016 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Sinds 1 januari 2008 worden inkomsten uit auteursrechten fiscaal behandeld als roerend inkomen en dit tot een (bruto) bedrag van maximaal 57 270 euro (bedrag geldig voor inkomstenjaar 2015). Dit impliceert dat de uitgeverij bij de betaling van auteursrechten 15% roerende voorheffing (RV) moet inhouden. Ook na de verhoging van 15 % naar 21 % (cf. wet van 28 december 2011 houdende diverse bepalingen) bleven auteursrechten belast tegen 15 %. Voor de volledigheid dient te worden opgemerkt dat voor auteursrechten forfaitaire kosten in mindering kunnen worden gebracht.

Het saldo boven het grensbedrag van het roerend inkomen wordt belast als beroepsinkomsten (tegen het normale progressieve belastingtarief van maximum 50 %), als die inkomsten behaald zijn in het kader van een beroepsactiviteit. Is dit laatste niet het geval, dan blijft de kwalificatie als roerend inkomen gelden. Aldus de wet van 16 juli 2008. Op grond van de wet van 28 december 2011 dienen de inkomsten uit auteursrechten verplicht vermeld te worden in de jaarlijkse aangifte van de personenbelasting en dit vanaf 2013 (inkomsten 2012). De reeds afgehouden roerende voorheffingen boven het grensbedrag worden verrekend met de verschuldigde belasting, zoals berekend in het aanslagbiljet. Deze wijziging heeft onder andere tot gevolg dat de inkomstenbelasting uit auteursrechten verhoogd wordt met de gemeentebelasting.

In januari 2010 keurden de Vereniging van dagbladuitgevers en de Vereniging van journalisten een afsprakenkader goed. In dit afsprakenkader wordt overeengekomen dat de vergoeding voor freelancers in hoofdberoep wordt opgesplitst in 70 % beroepsinkomsten en 30 % auteursrechten, enerzijds, en dat freelancers in nevenberoep voor 100 % in auteursrechten vergoed worden, anderzijds. Dit afsprakenkader werd weliswaar aan de federale overheidsdienst (FOD) Financiën bezorgd, maar een politieke bekrachtiging is er thans nog niet. Omdat de politieke bekrachtiging op zich laat wachten, vergoeden de meeste uitgevers ook hun freelancers in hoofdberoep volledig in auteursrechten.

In de praktijk blijkt dat de inkomsten uit auteursrechten bij fiscale controles verschillend worden behandeld. Er heerst een willekeur wat de kwalificatie van auteursrechten betreft : 100 % beroepsinkomen of 70 %-30 %-verhouding of 50 %-50 %-verhouding of 100 % auteursrechten. Deze verschillende fiscale behandelingen brengen voor de belastingplichtigen in kwestie een grote rechtsonzekerheid mee.

Na een bevraging van freelancejournalisten door de Bijzondere Belastinginspectie (BBI) begin 2014 werden tientallen aangiftes voor de inkomstenjaren 2011 en 2012 herzien. Deze herziening bestond vaak uit een omzetting van 100 % auteursrechten naar 100 % honorarium (baten) en leidde voor veel freelancejournalisten tot het betalen van achterstallige belastingen en vaak nog tot een boete wegens " frauduleuze aangifte ". De BBI haalt voor deze herziening diverse argumenten aan : journalistiek werk valt niet onder het auteursrecht omdat het geen kunst is en / of omdat het werk in opdracht is gemaakt en / of omdat niet voldaan is aan de vereiste van " originaliteit ".

Op 4 september 2014 verspreidt de algemene administratie van de Fiscaliteit een circulaire (AAFisc nr. 36/2014) over de manier waarop de auteursrechten door de belastingdiensten fiscaal moeten worden behandeld. Een auteur (journalist) kan zijn inkomsten enkel fiscaal als auteursrechten kwantificeren als er een contract is dat in een verdeelsleutel "prestaties / auteursrechten" voorziet, of een contract dat bepaalt dat louter wordt betaald voor de cessie of concessie van auteursrechten en niet voor enige prestatie van de auteur. In alle andere gevallen worden de auteursrechten geacht gratis te zijn afgestaan. Dit laatste werd in oktober 2014 verworpen door de rechtbank van eerste aanleg van Namen. Bovendien achtte de rechter de verplichting van de geschreven overeenkomst in strijd met de fiscale wetgeving.

In het geval van journalistiek werk is er geen twijfel mogelijk over de overdracht van auteursrechten, zodat de betrokken partijen vrij hun vergoeding kunnen omdelen naar auteursrechten en prestaties. Zo stelde de geachte minister in de commissie Financiën en Begroting van de Kamer van volksvertegenwoordigers van 25 februari 2015 (cf. vragen nrs. 2082 en 2234, Kamer, CRIV 54 COM 098, blz. 15).

Het transversale karakter van onderhavig onderwerp bestaat uit het feit dat de fiscale behandeling van auteursrechten op het federale niveau wordt geregeld, terwijl de journalistiek en de media onder de gewestelijke bevoegdheden ressorteren.

Ik heb volgende vragen voor de geachte minister:

1) Erkent hij de verschillende fiscale behandeling en willekeur die er op het terrein heerst inzake de fiscale behandeling van auteursrechten door de fiscale controleurs ?

a) Zo ja, op welke manier is hij al opgetreden en / of heeft hij gereageerd tegen de verschillende fiscale behandeling en willekeur die er heerst inzake de fiscale behandeling van auteursrechten ? Werden er aan de fiscale diensten en hun controleurs al instructies gegeven teneinde hierin uniformiteit te brengen ?

b) Zo nee, met welke argumenten weerlegt hij de geluiden vanuit de groep van de freelancejournalisten ter zake ?

2) Thans worden er tussen de freelancejournalisten en hun uitgevers contracten opgesteld en / of herzien, opdat zij voldoen aan de bepalingen uit de circulaire nr. 36/2014 zijn en de vergoedingen voor deze journalisten bijgevolg (integraal) als auteursrechten kunnen geschieden. Volgens de BBI maken de freelancejournalisten die in het bezit zijn van een dergelijk (gewijzigd) contract met hun uitgever, zich schuldig aan " fiscaal misbruik " in de zin van artikel 344 van het Wetboek van inkomstenbelastingen (WIB).

a) Deelt hij de mening van de BBI dat de freelancejournalisten zich in onderhavig geval schuldig maken aan fiscaal misbruik ?

b) Wat is zijn standpunt tegenover de houding die de BBI in onderhavig onderwerp aanneemt, namelijk het verwerpen van de bepalingen uit de circulaire nr. 36/2014 ?

c) Welke afspraken zijn er hieromtrent desgevallend gemaakt tussen hem en de BBI ?

d) Acht hij het opportuun of wenselijk dat de BBI de (gewijzigde) contracten van de freelancejournalisten niet erkent als rechtsgrond om de vergoedingen van de freelancejournalisten als auteursrechten te kwantificeren ? Zo ja, waarom niet ? Zo nee, welke maatregelen gaat hij nemen om deze situatie recht te zetten ?

3) Belastingplichtigen kunnen bij de dienst Voorafgaande Beslissingen van de FOD Financiën op voorhand een standpunt inwinnen omtrent de fiscale gevolgen van een welbepaalde verrichting of situatie. In het kader van de problematiek van de auteursrechten werd al meermaals van deze mogelijkheid gebruik gemaakt, waardoor er eind februari 2015 al eenenzestig dossiers voor controle aan de BBI werden overgemaakt.

a) Hoeveel van voornoemde dossiers werden er tot op heden al door de FOD Financiën aan de BBI overgemaakt ?

b) Hoeveel dossiers heeft de BBI thans al behandeld en afgewerkt ?

c) In hoeveel van de behandelde dossiers werd de oorspronkelijke fiscale kwalificatie van de auteursrechten verworpen en gewijzigd ?

d) Kan hij meedelen in welke richting deze dossiers werden gewijzigd en welke gevolgen dit heeft voor de belastingplichtigen ? Met andere woorden : hoeveel bedraagt het bedrag aan bijkomende belastingen en / of boetes dat deze belastingplichtigen verschuldigd zijn ?

4) Er werden tot heden twee overlegmomenten omtrent onderhavige problematiek georganiseerd op het kabinet van de minister, namelijk eind oktober 2015 en op 20 november 2015. Is hij bereid om de betrokken partijen opnieuw rond de tafel te brengen ?

a) Kan hij de belangrijkste resultaten van deze overlegmomenten meedelen ?

b) Zo nee, waarom niet ?

c) Zo ja, werd er inmiddels al een nieuw overlegmoment gepland ? Wat is het onderwerp van dit nieuwe overleg ?

5) Behoeft het probleem van de fiscale behandeling van de inkomsten van freelancejournalisten volgens hem een oplossing?

a) Zo ja, waaruit kan die oplossing volgens hem bestaan? Welke maatregelen is hij bereid te nemen opdat de freelancejournalisten zich niet langer in een rechtsonzekere situatie zouden bevinden ?

b) Zo nee, waarom niet ?

Antwoord ontvangen op 9 mei 2016 :

1) Er wordt vooreerst opgemerkt dat, in tegenstelling tot wat in de aanhef van de vraag wordt vermeld, uit de huidige wettelijke bepalingen volgt dat de inkomsten uit de cessie of de concessie van auteursrechten en naburige rechten, alsook van de wettelijke en verplichte licenties, inkomsten zijn van roerende goederen en kapitalen en dit ongeacht hun bedrag. Die inkomsten hebben meer bepaald de bijzonderheid dat ze definitief belastbaar zijn als inkomsten van roerende goederen en kapitalen ten belope van een brutobedrag dat gelijk is aan 37 500 euro (te indexeren), niettegenstaande het feit dat de rechten waarop die inkomsten betrekking hebben eventueel voor de beroepswerkzaamheid worden gebruikt.

Daarnaast kan ik verwijzen naar de antwoorden op de volgende mondelinge parlementaire vragen : vraag nr. 154 van Peter Dedecker en vraag nr. 198 van Griet Smaers (Kamer van volksvertegenwoordigers, Integraal verslag, 19 november 2014, CRIV 54 COM 021, blz. 23 tot 27) ; vraag nr. 2082 van Peter Dedecker en vraag nr. 2234 van Griet Smaers (Kamer van volksvertegenwoordigers, Integraal verslag, 25 februari 2015, CRIV 54 COM 098, blz. 15 tot 18) ; vraag nr. 4361 van Veerle Wouters (Kamer van volksvertegenwoordigers, Integraal verslag, 30 juni 2015, CRIV 54 COM 202, blz. 8 en 9) ; vraag nr. 7675 van Griet Smaers (Kamer van volksvertegenwoordigers, Integraal verslag, 12 januari 2016, CRIV 54 COM 302, blz. 14 tot 16).

De fiscale kwalificatie van inkomsten uit auteursrechten moet geval per geval worden onderzocht aan de hand van de juridische en feitelijke omstandigheden.

In de mate dat de concrete feitelijke en juridische omstandigheden van de onderzochte dossiers verschillen, kan ook de fiscale behandeling van deze dossiers verschillen.

Zoals ik meermaals heb verklaard, is er geen wettelijke bepaling in het gemeen recht of in het fiscaal recht die een vergoedingspercentage voorziet met betrekking tot de inkomsten die voortkomen uit de cessie of de concessie van auteursrechten.

In de huidige stand van de wetgeving, komt het mij bijgevolg niet toe om een redelijke verhouding te bepalen die algemeen geldend zou zijn, tussen de inkomsten uit auteursrechten en andere beroepsinkomsten of het nu gaat om een activiteit als journalist of om een andere beroepsactiviteit. De bepalingen van de overeenkomst tussen de auteur en zijn uitgever moeten voor elk geval afzonderlijk worden onderzocht.

2) De bedoelde circulaire AAFisc nr. 36/2014 van 4 september 2014 moet worden toegepast door alle diensten die belast zijn met de vestiging van de inkomstenbelastingen, uiteraard met inbegrip van de diensten van de algemene administratie van de BBI. Onder randnummer 4 van de voormelde circulaire wordt in het bijzonder gesteld dat de bedoelde wet van 16 juli 2008 niet als doel heeft om inkomsten die tot nu toe werkelijke beroepsinkomsten waren, om te zetten in auteursrechten.

De circulaire stelt dat de contractuele bepalingen moeten worden onderzocht. De administratie moet steeds nagaan of het werkelijk gaat om inkomsten uit de cessie of concessie van auteursrechten. Het is mogelijk dat de belastingadministratie tijdens dat onderzoek in bepaalde gevallen fiscaal misbruik vaststelt.

De partijen zijn vrij om onder elkaar een bepaalde overeenkomst te sluiten. Indien voor een welbepaald beroep tussen de betrokkenen een akkoord wordt gesloten door middel van een collectieve overeenkomst of op een andere wijze, met betrekking tot een bepaalde verhouding tussen de inkomsten uit de cessie of concessie van auteursrechten en andere inkomsten, dan wordt die overeenkomst door de administratie aanvaard voor zover die overeenkomst overeenstemt met de werkelijkheid. Het fiscaal recht is immers – in alle omstandigheden en dus ook hier – gebaseerd op die werkelijkheid. Er moet steeds worden nagegaan of het werkelijk gaat om inkomsten uit de cessie of concessie van auteursrechten.

Wanneer men een nieuwe overeenkomst tekent die de vorige overeenkomst, die nog niet is verlopen, vervangt, is het belangrijk dat men, rekening houdende met artikel 344, § 1, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (WIB 92), de redenen, die hebben geleid tot de afsluiting van die nieuwe overeenkomst, duidelijk kan aantonen. De belangrijkste elementen die voor de betrokken partijen aanleiding hebben gegeven om de bepalingen van de voorheen afgesloten overeenkomst te wijzigen, moeten duidelijk blijken.

3) De dienst Voorafgaande Beslissingen heeft geen enkel dossier voor controle overgemaakt aan de BBI. Het indienen van een rulingaanvraag mag op zich immers geen aanleiding geven tot het opstarten van een controle bij de betrokken belastingplichtige.

Er wordt opgemerkt dat niet enkel de AABBI maar ook de AAFISC dossiers over auteursrechten heeft behandeld. De BBI heeft een vijfenzeventigtal dossiers onderzocht. Gedetailleerde gegevens met betrekking tot de onderzoeken van de AABBI en AAFISC zijn niet voorhanden. Een aantal onderzoeken werden evenwel met resultaat en met akkoord van de belastingplichtige beëindigd. Het beroepsgeheim verbiedt mij uitspraak te doen over specifieke lopende fiscale procedures.

4) Ik kan bevestigen dat er een gedachtewisseling heeft plaatsgevonden tussen mijn kabinet, de administratie en professionals van de journalistieke sector, waarbij de hiervoor vermelde principes zijn herhaald. De administratie blijft in ieder geval bereid tot verder overleg.

5) Ik herhaal dat in de huidige stand van de wetgeving het mij niet toekomt een vaste verhouding tussen inkomsten uit auteursrechten en andere beroepsinkomsten op te leggen, noch voor freelancejournalisten, noch voor andere beroepscategorieën.