Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 6-635

van Ann Brusseel (Open Vld) d.d. 30 april 2015

aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid

Holebi's - Bloed geven

seksuele minderheid
bloedtransfusie
discriminatie op grond van seksuele geaardheid
Rode Kruis

Chronologie

30/4/2015Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 4/6/2015)
2/6/2015Antwoord

Vraag nr. 6-635 d.d. 30 april 2015 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Deze vraag betreft Gelijke Kansen en is dus een bevoegdheid van de Senaat overeenkomstig artikel 79 van het reglement; betreft eveneens een transversale aangelegenheid (Gemeenschappen: HIV-preventie).

EU-lidstaten mogen holebimannen enkel als bloeddonor uitsluiten als aan bepaalde voorwaarden voldaan is. Dat heeft het Europees Hof van Justitie beslist. Het Hof moest zich uitspreken over de kwestie nadat een Franse homo een klacht had ingediend omdat hij zich gediscrimineerd voelde. Het Europees Hof stelt wel duidelijk dat aan bepaalde voorwaarden moet worden voldaan. Zo moet worden aangetoond dat de uitgesloten personen een groot risico hebben om ernstige infectieziekten, zoals HIV, op te lopen en dat efficiënte detectietechnieken of minder belastende methoden om een hoog niveau van bescherming te waarborgen, ontbreken.

Ondanks het wederkerend probleem van bloedtekort blijft het Belgische Rode Kruis homo's en bi-mannen weigeren, tenzij ze nog nooit seks hebben gehad met een andere man. Het spreekt voor zich dat het enige relevante criterium dat van tel moet zijn bij de vraag wie al of niet bloed mag geven, de volksgezondheid moet zijn, maar net wat dit betreft stellen vele wetenschappers dat deze uitsluiting aan herevaluatie toe is.

Ik verwijs naar Duitsland waar men dit verbod vandaag vanuit medische hoek ter discussie stelt. De Duitse artsenvereniging Bundesärztekammer (BÄK) wil dat het verbod op bloeddonatie door homomannen afgeschaft wordt. Er is volgens de BÄK geen reden om homo's per definitie uit te sluiten.

In het Verenigd Koninkrijk, Portugal, Italië, Spanje en Zweden is dit verbod onlangs opgeheven. Het enige relevante criterium is het risicogedrag en niet de geaardheid. Het botweg uitsluiten van homo's als bloeddonor is achterhaald en discriminerend. Meer nuance in de richtlijn is aangewezen. Zou het niet correcter zijn als het Rode Kruis homo's die altijd veilig vrijen of die een monogame, vaste relatie hebben, wel zou toelaten als bloeddonor? Het klopt dat het HIV-virus de eerste maanden van de besmetting niet te traceren is in het bloed. Deze grond wordt terecht door het Rode Kruis naar voren geschoven, doch waarom een monogame holebi uitsluiten die al minstens één jaar een vaste relatie heeft. Hier is het risico toch even groot of klein als bij een hetero in dezelfde situatie? Naar verluidt ligt een wet aan de basis van de uitsluiting.

Het Rode Kruis deed onlangs een studie om te kijken of het verbod op het geven van bloed door mannen die seks hebben met mannen, nog wel nodig is. Uit het onderzoek blijkt dat er momenteel geen echte bewijzen bestaan dat er een verhoogd risico bestaat op een HIV-infectie als mannen die seks hebben met mannen, bloed doneren.

1) Is de minister bereid de bestaande uitsluiting te laten herevalueren op wetenschappelijke basis teneinde meer restrictieve uitsluitingscriteria te hanteren die alleen het risicogedrag beogen en niet de mannelijke homogemeenschap in haar geheel uitsluit en dit naar het recente voorbeeld van onder meer Zweden, Portugal, Spanje en Italië? Kan zij dat uitvoerig inhoudelijk toelichten en eventueel een tijdpad voorstellen? Begrijpt zij dat velen dit als discriminerend ervaren?

2) Kan zij de resultaten van het onderzoek van het Rode Kruis hieromtrent toelichten en aangeven welke impact deze studie desgevallend heeft op het beleid inzake het bloed geven door holebi's?

Antwoord ontvangen op 2 juni 2015 :

Het geachte lid vindt hieronder het antwoord op zijn vragen.

1) Eerst en vooral wens ik te stellen dat het in geen geval het discrimineren van bepaalde personen betreft. De patiënt die een bloedtransfusie nodig heeft heeft recht op zo veilig mogelijk bloed. En om dat te verzekeren zijn een hele reeks voorzorgsmaatregelen noodzakelijk om overdracht van hiv en andere door bloed overdraagbare aandoeningen te voorkomen.

Eén van deze voorzorgsmaatregelen is het niet aanvaarden als bloedgever van mannen die een seksueel contact met een andere man (MSM) hebben gehad. Deze maatregel is gebaseerd op het risico op besmetting. De gegevens van het Wetenschappelijk Insituut Volksgezondheid (WIV) tonen dat in 2013 50,66 % van de nieuwe hiv1 besmettingen in België in verband staan met MSM contacten en voor de mannen is dit in 70,7 % van de gevallen de overdrachtwijze. Vergeleken met 2012 zijn hiv1 diagnoses bij MSM met 5 % gestegen, tegenover een daling met 18,6 % bij heteroseksuele contacten. Sinds 1999 is het aantal hiv1 besmettingen bij MSM met een factor vier gestegen en de toename wordt vastgesteld bij alle leeftijdsgroepen.

Overdracht van hiv1 bij MSM is nu de belangrijkste overdrachtswijze in België. De indicatoren wijzen op een ongunstige evolutie. Conform de wet op het bloed worden personen die als gevolg van hun seksueel gedrag (en niet omwille van hun geaardheid) een groot risico hebben om ernstige bloedoverdraagbare infectieziekten op te lopen, in casu MSM, permanent uitgesloten van het geven van bloed. Deze bepaling volgt uit de omzetting van een richtljn van de Europese Commissie.

Zoals ik reeds vroeger heb medegedeeld heb werd door de stuurgroep bloed van het European Directorate for the Quality of Medicines, Raad van Europa, een werkgroep opgericht om gegevens te verzamelen rond risicofactoren. De werkgroep is recent gestart met de werkzaamheden en in functie van de besluiten van de werkgroep zal gekeken worden of het nodig is om de uitsluitingscriteria voor MSM aan te passen. Zo circuleert het voorstel om MSM niet langer uit te sluiten van bloeddonatie als ze geen seksuele betrekkingen hebben gehad met andere mannen binnen het jaar voorafgaand aan de geplande donatie. Ik heb een werkgroep opgericht om deze bijzondere problematiek te bestuderen.

Ik wens nog toe te voegen dat het Federaal agentschap voor geneesmiddelen en gezondheidspoducten (FAGG) op zijn website wekelijks de nationale voorraden bloed, die in de bloedtransfusiecentra beschikbaar zijn voor levering aan de ziekenhuizen, publiceert en het FAGG zegt me dat deze voorraden zich praktisch het hele jaar door op een optimaal niveau bevinden. Bovendien is de toediening van bloed sinds 2012 met meer dan 10 % gedaald.

2) Het onderzoek had tot doel een review te maken van de artikels die het risico op transfusie overdraagbare besmettingen door MSM bloedgevers bestudeerd hebben. Van alle gescreende artikels werden er veertien – alle observationele studies – bruikbaar bevonden voor verdere analyse. Drie studies vergeleken MSM met niet-MSM donors en toonden een statistisch significant hoger risico voor hiv1 besmetting bij MSM donors. In één van deze studies hield dit verband met recent – minder dan één jaar – MSM contact. In twee andere studies werd geen evidentie aangetoond voor een bepaalde uitstelperiode. De beschikbare evidentie is te beperkt om een duidelijke aanbeveling te kunnen maken voor de duur van de uitstelperiode. In tien artikels werd geen verhoogd risico voor transfusie overdraagbare besmettingen zoals hepatitis B en C aangetoond bij MSM donors, dit als gevolg van kleine aantallen en wegens het risico op vertekening van het resultaat als gevolg van beperkingen in opzet of uitvoering van de studies. Alle studies leden ten andere aan een laag niveau van evidentie als gevolg van de aanwezigheid van foutenbronnen zoals het risico op vertekening en imprecisie van de resultaten. Het onderzoek van het Rode Kruis besluit dan ook dat er meer en betere studies nodig zijn om de duur van een uitstelperiode te kunnen vastleggen. Zoals reeds gesteld heb ik een werkgroep opgericht om deze bijzondere problematiek te bestuderen.