Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 6-59

van Lode Vereeck (Open Vld) d.d. 3 november 2014

aan de minister van Energie, Leefmilieu en Duurzame Ontwikkeling

Europese klimaat- en energiedoelstellingen 2020 - Inspanningsverdeling tussen de federale overheid en de gewesten - Burden sharing-gesprekken - Samenwerkingsakkoord - Uitstoot van broeikasgassen - Maatregelen

samenwerkingsakkoord (Belgisch institutioneel kader)
verhouding land-regio
broeikasgas
klimaatsverandering
vermindering van gasemissie
energiebeleid

Chronologie

3/11/2014Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 4/12/2014)
5/12/2014Antwoord

Vraag nr. 6-59 d.d. 3 november 2014 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

De Europese klimaat- en energiedoelstellingen 2020 vormen nog steeds het onderwerp van burden sharing-gesprekken tussen de federale overheid en de gewesten. Deze gesprekken moeten uitmonden in een akkoord dat bepaalt wie welke inspanningen ter zake zal leveren.

Sommige Europese lidstaten hebben reeds zeer ambitieuze energie- en klimaatdoelstellingen geformuleerd. Zo wordt in Zweden een percentage van 49 % hernieuwbare energie nagestreefd tegen 2020, maar werd al in 2012 de kaap van de 50 % behaald.

Wat de broeikasgassen betreft, geeft de Europese Commissie aan dat volgens de laatste projecties acht lidstaten het verst van de 2020-doelstellingen verwijderd zijn (dit is een kloof van 5 procentpunten of meer). Deze landen zijn : Malta, Luxemburg, Ierland, België, Spanje, Griekenland, Oostenrijk en Litouwen. Dit gegeven kan tevens een aansporing zijn voor België om tot een samenwerkingsakkoord over het Europees klimaat- en energiepakket 2020 te komen.

Ik heb volgende vragen voor de geachte minister:

1) a) Wat is de stand van zaken in de burden sharing-gesprekken over de inspanningsverdeling van de Europese klimaat- en energiedoelstellingen 2020 die gevoerd worden tussen de federale overheid en de gewesten ?

b) Is er al een akkoord bereikt over de inspanningsverdeling van de Europese klimaat- en energiedoelstellingen 2020 tussen de federale overheid en de gewesten ? Zo ja, graag kreeg ik een overzicht van de inspanningsverdeling.

2) Op welke termijn kan een dergelijk klimaatakkoord over de inspanningsverdeling tussen de federale overheid en de gewesten volgens de geachte minister worden afgesloten en / of geïmplementeerd ?

3) Welke initiatieven heeft de federale regering al genomen om tot een sluitende lastenverdeling te komen voor het Europees klimaat- en energiepakket 2020 ?

4) Welke inspanningen is de federale regering bereid op te nemen inzake de uitstoot van broeikasgassen, enerzijds, en inzake het aandeel hernieuwbare energie, anderzijds ? Welk(e) streefdoel(en) wordt (worden) hierin vooropgesteld ?

5) Worden de Europese klimaat- en energiedoelstellingen 2020 op federaal niveau ook vertaald in tussentijdse doelstellingen ? Zo ja, welke zijn deze tussentijdse doelstellingen ?

6) Welke houding neemt de geachte minister aan ten aanzien van de opmaak van een jaarlijks algemeen voortgangsrapport, dat een indicatie kan geven in de voortgang wat betreft het behalen van de vooropgestelde energie- en klimaatdoelstellingen door België ?

Antwoord ontvangen op 5 december 2014 :

1) a) De laatste gesprekken aangaande de lastenverdeling vonden plaats op 19 maart 2014 in het overlegcomité. Met de toen voorliggende tekst kon echter geen consensus bereikt worden. Dit ondanks het aanbod van maatregelen vanwege de toenmalige federale regering, bedoeld om een akkoord te faciliteren.

b) Er is momenteel geen akkoord, dus ik kan u geen overzicht geven van de inspanningsverdeling.

Wat ik u wel kan geven zijn de verschillende elementen waarover de vorige federale regering het eens was en die ook voor mij deel dienen uit te maken van een akkoord betreffende de uitvoering van het energie klimaat pakket 2013-2020. Deze zijn de volgende :

– een verdeling van de emissieruimte van de sectoren niet onderworpen aan emissiehandel (de non-ETS) tussen de Gewesten ;

– de verdeling van de transportsectoremissies tussen de Gewesten ;

– de bijdrage van de Federale Staat aan de gewestelijke doelstellingen door een verderzetting van de bestaande beleidsmaatregelen en het implementeren van nieuwe maatregelen alsook een methodologie voor de opvolging ervan ;

– een akkoord over de inzet van flexibiliteitsmechanismen ;

– een verdeling van de doelstellingen inzake hernieuwbare energie tussen de Gewesten onderling en de Federale Staat. De federale bijdrage bestaande uit offshore windparken, acties inzake biobrandstoffen, elektrisch transport en spoorwegen ;

– een regeling voor de doelstelling hernieuwbare energie in het transport ;

– een verdeling van de inkomsten uit het veilen van ETS-emissierechten ;

– de regeling voor de bijdrages van België aan de internationale klimaatfinanciering ;

– een verantwoordingsmechanisme in het geval België in dit kader beboet wordt.

2) De Europese inspanningsverdelingsbeslissing verplicht België tegen 15 maart 2015 de cijfers inzake haar uitstoot van broeikasgasemissies in de non-ETS voor het eerste nalevingsjaar 2013 te rapporteren. Om deze oefening naar behoren uit te voeren dient geruime tijd voor deze datum een verdeling en regeling vastgelegd te worden in een samenwerkingsakkoord. Het is duidelijk dat deze deadline enkel gehaald zal worden als de werkzaamheden spoedig heropgestart worden. Zo niet, is het mij niet duidelijk hoe het met de verantwoordelijkheid zit voor het inleveren van emissierechten bij een eventueel tekort.

Aan de andere kant is er reeds veel voorbereidend werk gebeurd en zaten de verschillende partijen heden in de regeringen, ook toen aan tafel. Bovendien was men in maart 2014 vrij dicht bij een akkoord.

3) Het initiatief voor het hernemen van de gespreken dient idealiter te komen van het voorzitterschap van de Nationale Klimaatcommissie, momenteel bij het Vlaams gewest en vanaf 1 januari 2015 bij het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

Ik zal spreken met mijn gewestelijke collega’s opdat de besprekingen zo spoedig mogelijk hervat kunnen worden en er tijdig een overeenkomst kan worden bereikt.

4) In de Kyoto-periode 2008-2012 heeft de federale regering tal van maatregelen genomen die ofwel nog steeds in voege zijn, ofwel nog steeds bijdragen aan de energie- en klimaatdoelstellingen, onder de vorm van een verminderd energiegebruik en hun bijdrage aan de hernieuwbare energiedoelstelling. Ik denk daarbij onder meer aan de verhoogde aftrek voor isolatie-investeringen en passiefwoningen, die tot 31 december 2011 in voege was en waarvan het effect blijft doorwerken, de fiscale aftrek voor personenwagens met een lagere CO2-uitstoot, de bijmenging van biobrandstoffen en de productie van elektriciteit uit offshore windparken.

Voor de periode 2013-2020 bestond er bij de vorige federale regering een akkoord om :

a) in de non-ETS en ten gunste van de Gewesten het bestaande beleid en maatregelen voort te zetten en / of te versterken onder de vorm van een middelenverbintenis ingeschat op 15 250 000 ton CO2 en tevens nieuw beleid en maatregelen in te voeren voor een hoeveelheid van 7 000 000 ton CO2, waarvoor de opvolging zou gebeuren volgens een door de NKC goedgekeurde methode zie ook vraag 6.

b) met betrekking tot hernieuwbare energie engageerde de regering zich om :

– de zeven offshore windmolenparken af te werken voor een equivalent van 2,2 GW geïnstalleerd vermogen in 2020. Zij wenst daarnaast alle begeleidende maatregelen te nemen om het aandeel hernieuwbare energie in het bruto eindverbruik van energie in 2020 te brengen op minstens 1,37 % van de 13 % doelstelling. Dit is 11 % van de benodigde totale Belgische inspanning inzake hernieuwbare energie en 29 % van de van de voorspelde Belgische productie van hernieuwbare elektriciteit in 2020 ;

– de volledige Europese doelstelling inzake hernieuwbare energie in de transportsector, namelijk 10 %, op zich te nemen. Zij stelde echter dat rekening dient gehouden te worden met de technologische vooruitgang, met name wat betreft de nieuwe generatie biobrandstoffen en diens ondersteuning en dat daarom een herzieningsclausule in het samenwerkingsakkoord dient ingewerkt te worden, om te anticiperen op een eventuele herziening van de Europese regelgeving hieromtrent. Verder vroeg de toenmalige federale overheid aan de Gewesten om zich te engageren tot het voortzetten en / of versterken van hun beleidsmaatregelen in de transportsector.

10 % van haar veilinginkomsten te besteden voor internationale klimaatfinanciering en zij stelde geen internationale engagementen aan te gaan zonder voorafgaandelijk akkoord tussen alle entiteiten.

In het kader van het huidige federaal regeerakkoord werd afgesproken dat via een flankerend beleid op het gebied van fiscaliteit, biobrandstoffen, fietsen, productnormen, federale energie efficiënte overheidsgebouwen en spoorwegen de Gewesten worden ondersteund bij hun klimaatbeleid, alsmede hun luchtkwaliteitsbeleid. Samen met de inspanningen inzake hernieuwbare energie zullen deze verder ontwikkeld worden in het kader van een evenwichtige verdeling van de verschillende doelstellingen en veilinginkomsten van CO2 emissierechten. Volgens mij zijn de door de vorige regering ingenomen standpunten volledig coherent met het huidige regeerakkoord.

Dit beleid dient ook bij te dragen aan de uitvoering van de energievisie die op een termijn van minstens twintig tot vijfentwintig jaar de noodzakelijke transformaties op economisch vlak, op sociaal vlak en op vlak van leefmilieu mogelijk moet maken en bovendien in lijn ligt met de transitie naar een koolstofarme samenleving die in staat is tegen 2050 de klimaatverandering het hoofd te bieden. Deze regering zal hiervoor het overleg met de gewestregeringen opstarten en faciliteren. Het energiepact zal tenslotte uitvoering geven aan deze visie, zal invulling krijgen vanwege de verschillende stakeholders en dient eveneens de federale maatrelen te oriënteren.

5) Het Europese energie-klimaatpakket is bindend op Lidstaatniveau, waardoor de Federale Staat eindverantwoordelijke is ten aanzien van de Europese Commissie. Zij is dit dus ook voor wat betreft de tussentijdse doelstellingen. Het intra-Belgische lastenverdelingsakkoord is er net op gericht om naast de federale ook de gewestelijke verantwoordelijkheid te verankeren en zodoende de naleving door België in haar geheel te garanderen. Zoals eerder beschreven kan de federale overheid hierin een faciliterende rol opnemen via het federaal klimaatbeleid, waarbij haar inspanningen tussentijds opgevolgd worden volgens een vooraf goedgekeurde methodologie. Anderzijds kan zij inzake hernieuwbare energie een federale doelstelling op zich nemen.

6) Een jaarlijks algemeen voortgangsrapport zou ik zeker verwelkomen, met het oog op een verbeterde opvolging en een hogere efficiëntie van het klimaatbeleid.

Het samenwerkingsakkoord van 14 november 2002 betreffende het opstellen, het uitvoeren en het opvolgen van een Nationaal Klimaatplan, alsook de voorbereiding van verplichte rapporten, voorziet in dergelijke jaarlijkse evaluatie van de vooruitgang. In de praktijk is dit echter nooit systematisch gebeurd. Ik zal in de Nationale Klimaatcommissie pleiten dat we dergelijk systeem van jaarlijkse voortgangsrapport effectief uitvoeren en dit op basis van een geharmoniseerde methode.

Ik zal ook onderzoeken ook hoe wij op federaal niveau de klimaatbeleidscyclus kunnen versterken op het vlak van de evaluatie, opvolging en bijsturing van het beleid. Dit impliceert een hechtere samenwerking tussen de verschillende federale departementen die betrokken zijn bij de uitvoering van het klimaatbeleid en de verdere ontwikkeling van robuuste methoden voor monitoring, relevante indicatoren en effectbeoordeling van het beleid en de maatregelen.