Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 6-531

van Ann Brusseel (Open Vld) d.d. 19 maart 2015

aan de vice-eersteminister en minister van Ontwikkelingssamenwerking, Digitale Agenda, Telecommunicatie en Post

Actieplatform van de Vierde VN Wereldvrouwenconferentie van Peking - Opvolging - Seksueel geweld - Preventie via early warning-netwerken

conferentie VN
positie van de vrouw
seksueel geweld
seksueel misdrijf
Democratische Republiek Congo
vrouwenbeweging
opvolging informatieverslag

Chronologie

19/3/2015Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 23/4/2015)
23/4/2015Antwoord

Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 6-532

Vraag nr. 6-531 d.d. 19 maart 2015 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Hoofstuk III.2 "Vrouwen en gewapende conflicten" van het Informatieverslag betreffende de opvolging van de toepassing van het Actieplatform van de Vierde VN Wereldvrouwenconferentie van Peking (stuk Senaat nr. 6-97/2) van de Senaat bevat belangrijke beleidssuggesties.

De Senaat beveelt aan voor wat preventie inzake seksueel geweld betreft dat er een nauwere samenwerking moet worden opgezet met lokale vrouwenbewegingen en het middenveld, om zo een early warning-systeem uit te bouwen in risicogebieden wat sneller ingrijpen mogelijk maakt.

Deze vraag betreft Gelijke Kansen en is aldus een bevoegdheid van de Senaat conform artikel 79 van het reglement en het betreft tevens een transversale aangelegenheid - Gemeenschappen. De vragen vloeien rechtstreeks voort uit het unaniem goedgekeurde informatieverslag betreffende de opvolging van de toepassing van het Actieplatform van de Vierde VN Wereldvrouwenconferentie van Peking (stuk Senaat nr. 6-97/2).

1) Kan de minister toelichten in hoeverre deze aanbeveling om een early warning-netwerk op te zetten in risicogebieden concreet vertaald en geïmplementeerd wordt bij onze partnerlanden en anderzijds hoe dit concreet op de internationale fora wordt verdedigd? Zijn er hieromtrent concrete projecten in de maak, onder meer in de Democratische Republiek Congo (DRC), en met welke partners wordt hierrond samengewerkt? Kan hij dit gedetailleerd toelichten?

2) Welke andere initiatieven acht de minister aangewezen in het kader van de preventie van seksueel geweld om aldus aan de landen zelf en de internationale gemeenschap toe te laten om tijdig op te treden?

Antwoord ontvangen op 23 april 2015 :

Seksueel geweld is een van de meest ernstige vormen van de schending of het misbruik van de rechten van een persoon. Seksueel geweld in gewapende conflicten kan de situatie nog verergeren en een belemmering vormen voor het herstel van de vrede en de veiligheid, zoals mag blijken uit de vele resoluties van de Verenigde Naties (VN)-Veiligheidsraad, onder andere de resoluties over vrouwen, vrede en veiligheid. Seksueel geweld heeft vele en verschillende gevolgen voor de fysieke en psychologische gezondheid op korte en op lange termijn. De psychologische gevolgen op lange termijn kunnen bijzonder nefast zijn.

Het Panzi-ziekenhuis in Bukavu en dokter Mukwege hebben de aandacht van de internationale gemeenschap gevestigd op de moeilijke situatie van vrouwen in Congo die met seksueel geweld worden geconfronteerd en ten gevolge daarvan kampen met genitale fistels. Eind maart had ik een gesprek met dokter Mukwege waarin hij toelichtte hoe de voormalige kindsoldaten zonder voldoende begeleiding terug in de gemeenschappen worden geplaatst. Zij nemen hun cultuur van geweld mee waardoor seksueel geweld in de burgerbevolking blijft voort duren.

In 2012 trok de Belgische Samenwerking 170 000 euro uit voor de installatie van een productie-eenheid voor medische zuurstof in het Panzi-ziekenhuis. Het ziekenhuis liet het gebouw optrekken voor de installatie van het zuurstofdistributiesysteem en de Belgische Technische Coöperatie (BTC) zorgde voor de aankoop, de logistieke aspecten en de installatie van het systeem alsook voor de opleiding van het verzorgend personeel. In de eenheid kunnen alle medische ingrepen worden uitgevoerd in de zekerheid dat de lichtvoorziening gegarandeerd is.

In het kader van het Indicatief Samenwerkingsprogramma 2014-2015 wordt een financiering van 3 miljoen euro uitgetrokken voor een project dat gericht is op de ondersteuning van ziekenhuizen en gezondheidscentra om te kunnen voortbouwen op de ervaring van het Panzi-ziekenhuis. Dit project wordt door de BTC uitgewerkt en de ondertekening van de bijzondere overeenkomst is in 2015 gepland.

In de VN Veiligheidsraad riep ik op 15 april 2015 ook op om blijvend aandacht te geven aan de problematiek in de Democratische Republiek Congo (DRC). Er zijn positieve signalen zoals het aanstellen van een speciaal vertegenwoordiger, een charter voor de Forces armées de la RDC (FARDC) en het oprichten van een toezichtscommissie. Het is nu zaak om de functionering hiervan op te volgen.

Genitale verminking is een andere vorm van geweld ten aanzien van vrouwen en de strijd tegen genitale verminking is een prioriteit in de zin van de wet betreffende de Ontwikkelingssamenwerking, net zoals de gezondheid en de seksuele en reproductieve rechten van de vrouw. De regering heeft deze prioriteit opnieuw bevestigd door de op rechten gebaseerde aanpak te beschouwen als één van de twee hoofdlijnen van het Belgische ontwikkelingsbeleid.

Op dit gebied handelt de Belgische Samenwerking hoofdzakelijk via haar multilaterale partners, die een internationaal erkend mandaat hebben dat door onze partnerlanden algemeen wordt aanvaard.

UNICEF, het Bevolkingsfonds van de Verenigde Naties (UNFPA), de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) en UN Women zijn onze belangrijkste partners op dit gebied.

Gendermainstreaming en de gelijkheid van mannen en vrouwen vormen samen een van de grondslagen van de wet van maart 2013 betreffende de Belgische Samenwerking en zijn een van de prioritaire transversale thema’s van onze samenwerking.

In januari 2015 heb ik de DGD de opdracht gegeven een nieuwe strategie voor te bereiden voor de integratie van de genderproblematiek in de hele Belgische Ontwikkelingssamenwerking. Hierbij heb ik specifiek op de noodzaak gewezen om de nodige aandacht te besteden aan de seksuele en reproductieve rechten van vrouwen en de preventie en de bestrijding van geweld ten aanzien van vrouwen.

Tot slot moeten we onze interventies evengoed richten op preventie bij de (gewapende) mannen. Hulp aan overlevenden van gender-gebaseerd geweld is maar één luik van het beleid.