Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 6-390

van Bert Anciaux (sp.a) d.d. 15 januari 2015

aan de vice-eersteminister en minister van Werk, Economie en Consumenten, belast met Buitenlandse Handel

Inschakelingsuitkering - Uitsluitingsmaatregelen - Impact op de werkzoekenden - Overleg met de Gewesten

werkloosheidsverzekering
OCMW
minimumbestaansinkomen
werkloze
verhouding land-regio

Chronologie

15/1/2015Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 19/2/2015)
26/2/2015Antwoord

Vraag nr. 6-390 d.d. 15 januari 2015 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

In uitvoering van het regeerakkoord van de vorige regering werd in maart 2014 artikel 63 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 gewijzigd. Hierdoor werd het recht op een inschakelingsuitkering beperkt tot een periode van zesendertig maanden. Er werd eveneens bepaald onder welke voorwaarden deze periode van zesendertig maanden kan worden verlengd. Die verlenging is mogelijk voor personen die voor 33 % gehandicapt zijn of die lijden aan ernstige medische, mentale, psychische of psychiatrische aandoeningen.

Op 1 januari 2015 zullen de personen die sinds zesendertig maanden of meer een uitkering ontvangen op basis van hun studies, of personen die niet voldoende hebben gewerkt om aanspraak te kunnen maken op een werkloosheidsuitkering, worden uitgesloten van de werkloosheidsuitkering.

De uitgesloten personen zullen geen andere keuze hebben dan zich tot een OCMW te wenden in de hoop een leefloon te krijgen. Een aantal onder hen zal hierop geen recht hebben, aangezien ze niet aan de voorwaarden voldoen. De gezinshoofden en enkele geïsoleerde personen zullen eventueel wel recht op een leefloon hebben.

Verscheidene weken al klaagt de Brusselse regering deze situatie aan. Het Gewest voelt zich genoodzaakt iets te doen, gelet op de mogelijke, omvangrijke sociale gevolgen van deze maatregel.

Midden november 2014 heeft de Brusselse minister voor Tewerkstelling, Didier Gosuin, een brief gestuurd aan de eerste minister, Charles Michel, en aan de minister van Werk. In deze brief werden twee verzoeken geformuleerd:

1. uitbreiding van het recht op een inschakelingsuitkering tot alle werkzoekenden die al begeleid worden door de Brusselse Gewestelijke Dienst voor arbeidsbemiddeling of die een positief initiatief hebben ondernomen in hun zoektocht naar werk;

2. uitstel van de maatregel, zodat Actiris alle personen kan helpen die verklaren dat zij gehandicapt zijn of lijden aan ernstige, specifieke of chronische aandoeningen van medische, mentale, psychische of psychiatrische aard.

Dit verzoek is gerechtvaardigd, want de RVA heeft pas vorige zomer de informatie doorgegeven over de werklozen die hun inschakelingsuitkering op 1 januari 2015 riskeren te verliezen. De RVA moet nu bijgevolg met spoed te werk gaan.

Begin december 2014 heeft Didier Gosuin een vergadering gehad met de minister waarop hij zijn verzoek tot uitstel van de maatregel heeft herhaald.

1) Heeft de minister ook met de andere Gewesten overleg gepleegd over deze federale maatregel? Zo ja, wanneer en met wie ?

2) Heeft hij al een antwoord gegeven aan de gewestelijke verantwoordelijken?

3) Is hij bereid deze federale beslissing, eventueel tijdelijk, terug te draaien?

Antwoord ontvangen op 26 februari 2015 :

Er is mij geen regeerakkoord bekend van maart 2014. Maar wellicht bedoelt U op het artikel 63, § 2, van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering, zoals gewijzigd bij het koninklijk besluit van 28 maart 2014 door de vorige regering, en waarbij het recht op inschakelingsuitkeringen, beperkt wordt tot zesendertig maanden.

1) Vorige maand is er overleg gepleegd met de Gewesten over het vereiste diploma of bewijsstuk dat jongeren – die de leeftijd van eenentwintig jaar niet bereikten –moeten voorleggen om aanspraak te kunnen maken op inschakelingsuitkeringen. Ook de Franse Gemeenschap heeft hierover een input gegeven.

2) Over de hierboven bedoelde gegevens wordt aan de gewestelijke verantwoordelijken ten spoedigste een antwoord gegeven.

3) Ik houd eraan te preciseren dat de maatregel om de inschakelingsuitkeringen in de tijd te beperken door de vorige regering werd genomen, in het kader van de hervorming van de werkloosheidsverzekering. De beperking van de werkloosheidsuitkeringen in de tijd, staat niet in het huidige regeerakkoord en is dus niet aan de orde.

Ik meen dat deze maatregel van de vorige regering een correcte en evenwichtige maatregel is, die het evenwicht zoekt tussen het stimuleren van de intrede in de arbeidsmarkt enerzijds en het verzekeren van een waardig vervangingsinkomen anderzijds : een juist compromis tussen verzekering enerzijds, en solidariteit anderzijds, waarbij ook niet mag vergeten worden dat de inschakelingsuitkeringen hun oorsprong niet vinden in een periode van bijdrageplichtige arbeid, maar gebaseerd zijn op het doorlopen van studies, zonder bijdragebetaling.

Wel heb ik, via het koninklijk besluit van 30 december 2014, één aanpassing doorgevoerd, specifiek voor zij die het verst verwijderd staan van de arbeidsmarkt. Aangezien de gewestinstellingen eind 2014 nog niet helemaal klaar waren met het ontwikkelen van die specifieke begeleidingstrajecten voor de personen met minstens 33 % blijvende arbeidsongeschiktheid of met een MMPP-problematiek, is de voorwaarde dat de werkloze op 31 december 2014 in een dergelijk programma actief was versoepeld, door de uiterste datum te verschuiven naar 28 februari 2015.

Wat betreft de diplomavoorwaarde voor de min eenentwintigjarigen, gaat de maatregel in op 1 september 2015.

Om de terugkoppeling te maken met de eerste vraag, het klopt dat de Gewesten een belangrijke rol te spelen hebben, door een actieve begeleiding van alle werkzoekenden, via een aangepast individueel actieplan. Het feit echter begeleid te worden door dienst voor arbeidsbemiddeling is geen voldoende reden om zesendertig maanden recht op uitkeringen te verlengen : alle werkzoekenden zijn immers verplicht ingeschreven als werkzoekende bij die publieke bemiddelingsdiensten. Dit is een basisvoorwaarde om recht op uitkeringen te kunnen hebben, en geen reden om de uitkeringsperiode te verlengen.