Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 6-2363

van Benjamin Dalle (CD&V) d.d. 18 februari 2019

aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken en Europese Zaken, en van Defensie, belast met Beliris en Federale Culturele Instellingen

Comprehensive Economic and Trade Agreement (CETA) - Ratificatie - Advies van de advocaat-generaal van het Hof van Justitie van de Europese Unie - Houding van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en het Waals GewestGewest en het Waals Gewest

ratificatie van een overeenkomst
Hoofdstedelijk Gewest Brussels
Waals Gewest
handelsovereenkomst (EU)
vrijhandelsovereenkomst
Canada
Hof van Justitie van de Europese Unie

Chronologie

18/2/2019Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 21/3/2019)
20/5/2019Antwoord

Vraag nr. 6-2363 d.d. 18 februari 2019 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

De (gedeeltelijke) inwerkingtreding van het Comprehensive Economic and Trade Agreement (CETA) kende heel wat obstakels. Het was namelijk de bedoeling dat de Raad van de Europese Unie op 18 oktober 2016 zou stemmen over het CETA verdrag, maar naar aanleiding van protest, in het bijzonder vanuit het Waals Gewest, werd de goedkeuring uitgesteld.

Uiteindelijk werd er op 27 oktober 2016 in het Overlegcomité een akkoord bereikt over de Belgische ondertekening van het Verdrag. Dit akkoord was gebaseerd op de afspraak dat België advies zou vragen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie (HJEU) over de verenigbaarheid van bepaalde aspecten van CETA, betreffende geschillenbeslechting tussen investeerders en Staten, meer bepaald de Investment Court System (ICS), met de Europese Verdragen. Op 30 oktober 2016 werd het Verdrag uiteindelijk ondertekend door alle partijen, met als voorwaarde dat het om een voorlopige toepassing van het akkoord gaat, namelijk zonder handel in financiële diensten en bepalingen over conflictbeslechting. Deze zouden dan pas in werking treden indien alle lidstaten het CETA Verdrag hebben geratificeerd. Uiteindelijk werd op 6 september 2017 een akkoord bereikt over de inhoud van de Belgische vraag om advies in te winnen bij het HJEU. De uiteindelijke vraag werd gesteld op 7 september 2017. Het CETA Verdrag trad voorlopig in werking op 21 september 2017. De meeste bepalingen uit het verdrag zijn hierdoor van kracht, namelijk de bepalingen die niet tot de bevoegdheden van de lidstaten behoren. Uiteindelijk stemde het Vlaams Parlement in met het verdrag op 20 juni 2018 en de Kamer van volksvertegenwoordigers op 19 september 2018. Ratificatie is maar mogelijk wanneer alle gewestelijke parlementen hebben ingestemd.

De advocaat generaal van het HJEU, Yves Bot, heeft op 29 januari 2019 zijn advies uitgebracht. De advocaat generaal adviseerde dat de regeling voor de beslechting van geschillen tussen investeerders en Staten waarin het CETA Verdrag voorziet, verenigbaar is met het Unierecht. Hij stelt dat de bevoegdheid van het CETA gerecht zeer strikt is afgebakend. Het mechanisme doet verder geen afbreuk aan de taak van nationale rechtbanken om het Unierecht doeltreffend toe te passen.

Momenteel hebben minstens tien landen het CETA Verdrag reeds geratificeerd of bevinden ze zich in een vergevorderd stadium, zoals Litouwen, Malta, Spanje, Kroatië, Tsjechië, Portugal, Estland, Finland, Zweden en Letland. Het is van groot belang dat ook België het CETA Verdrag zo snel mogelijk ratificeert.

Deze vraag heeft betrekking op tot de bevoegdheden van de Senaat aangezien het CETA Verdrag een gemengd verdrag is met bepalingen die een impact hebben de bevoegdheden van de federale overheid en van de deelgebieden.

Aan de minister worden daarom de volgende vragen gesteld :

1) Wat is de houding van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en het Waals Gewest nu het advies van de advocaat generaal van het HJEU gekend is ?

2) Kunt u er bij het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en het Waals Gewest op aandringen om zo spoedig mogelijk instemming te verlenen ?

3) Welke stappen zult u nemen om de ratificatie te bespoedigen ?

Antwoord ontvangen op 20 mei 2019 :

In september 2017 in opvolging van het Belgische CETA-akkoord (« Comprehensive Economic and Trade Agreement ») vroeg België het advies van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HJEU) over de verenigbaarheid van het investeringshoofdstuk in het handelsakkoord met Canada met de Europese Verdragen en het Handvest van de fundamentele rechten van de Europese Unie (EU).

In de lopende procedure sprak de advocaat-generaal zich eind januari 2019 uit in deze zaak. Hij oordeelde op elk punt van de Belgische adviesvraag (samenvatting in bijlage) positief, en concludeerde dat het betrokken investeringshoofdstuk verenigbaar is met de Europese Verdragen en het Handvest.

Terwijl het advies van de advocaat-generaal een belangrijke stap is in de lopende procedure, bindt deze het HJEU in geen geval. De finale uitspraak van het Hof wordt in de loop van het voorjaar 2019 verwacht.

De uitspraak van het Hof zal van belang zijn in het licht van de inspanningen van de EU en haar lidstaten om een hervorming van de investeringsbescherming na te streven, inclusief binnen de Verenigde Naties, met het oog op de oprichting van een Multilateraal Investeringshof. Ons land zal zijn inspanningen voortzetten om dit multilaterale hervormingsproject te bevorderen, onder andere door ons zesjarig lidmaatschap van de Commissie voor internationaal handelsrecht van de Verenigde Naties (UNCITRAL), waartoe we in december 2018 werden verkozen.

Verder is het inderdaad van groot belang dat België het CETA-Verdrag zo snel mogelijk ratificeert. Omwille van deze reden heeft de federale overheid reeds een ontwerpwet van instemming voor CETA geïntroduceerd aan het Federale Parlement in mei 2018. De Kamer van volksvertegenwoordigers stemde vervolgens in met CETA op 19 juli 2018.

Met betrekking tot de ratificatie van CETA door de gefedereerde entiteiten, wensen wij eraan te herinneren dat dit parallelle maar onafhankelijke processen zijn. Hoewel de federale regering de bekrachtiging van CETA door het Vlaams Parlement in juni 2018 heeft verwelkomd en andere gefedereerde Parlementen aanmoedigt hetzelfde te doen, is het formeel geen partij bij deze processen.

Mijn diensten agenderen het thema van de Belgische ratificatie van CETA op het maandelijkse overleg inzake gemengde verdragen met alle deelstaten. Bij deze gelegenheid werd meermaals bevestigd dat het Waalse Gewest, de Franse Gemeenschap en het Brusselse Gewest het finale advies van het EUHJ wenst af te wachten. Op politiek niveau worden de ratificatie van CETA, net zoals andere hangende handelsverdragen, consequent met de gefedereerde entiteiten besproken in de Interministeriële Conferentie voor Buitenlands Beleid. In tussentijd blijven mijn diensten ter beschikking van de gefedereerde administraties en Parlementen voor elk verzoek om informatie.