Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 6-2203

van Lionel Bajart (Open Vld) d.d. 15 januari 2019

aan de vice-eersteminister en minister van Financiën, belast met Bestrijding van de fiscale fraude, en Minister van Ontwikkelingssamenwerking

IS-strijders in Syrië en Irak - Giften - Donateurs - Identificatie - Vervolging - Franse aanpak - Stand van zaken in België

financiering van terrorisme 
radicalisering
extremisme
religieus conservatisme
Syrië
Irak
terrorisme
financiering
gift

Chronologie

15/1/2019Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 14/2/2019)
12/2/2019Antwoord

Herindiening van : schriftelijke vraag 6-1917

Vraag nr. 6-2203 d.d. 15 januari 2019 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

IIk verwijs naar mijn eerdere schriftelijke vragen nrs. 6 822 en 6 1161 betreffende de ondertussen ontbonden vzw Sanabil en uw uitgebreide antwoorden op mijn vragen.

We weten vandaag dat diverse ondersteuningsnetwerken en sympathisantenbewegingen van veroordeelde terroristen via brieven, literatuur en giften met hen in contact staan. De Franse vzw Sanabil waarvan ondertussen geweten is dat zij zich schuldig maakten aan bekeringsdrang en het verheerlijken van terrorisme, voerde een briefwisseling met minstens twintig gedetineerden in ons land, en met sommigen meerdere keren. Deze vereniging zonder winstoogmerk (vzw) richt zich actief tot wegens terrorisme veroordeelde gedetineerden. Naast zogenaamde " religieuze bijstand " stelt deze organisatie giften ter beschikking van de veroordeelden en hun familie en dit onder de vorm van geld, kleren en religieuze salafistische lectuur. De organisatie had zevenhonderdvijftig leden vanuit elf landen.

De Franse procureur van Parijs maakt zich zorgen over deze vormen van microfinanciering van terrorisme. Ook in Frankrijk worden regelmatig kleine bedragen overgemaakt aan gedetineerde terroristen en aan de familieleden van deze terroristen alsook aan de weduwen van overleden terroristen. De bedragen zijn laag om niet te veel op te vallen, maar er zijn veel " giften ", waardoor het bedrag oploopt.

Er werden 416 donateurs geïdentificeerd die deelnamen aan de financiering van IS vanuit Frankrijk en dit alleen al voor de jongste twee jaar. Het betrof in dit geval de financiering van IS vanuit Frankrijk en dit via 320 geïdentificeerde tussenpersonen die opereren vanuit Libanon en Turkije. De uiteindelijke bestemmelingen waren jihadisten die in Syrië en Irak opereerden. De familieleden en vrienden van de Syriëstrijders die giften hebben overgemaakt, worden momenteel vervolgd in Franrijk en enkelen werden reeds veroordeeld wegens deelname aan een terroristische groepering. Ook via postmandaten werd geld overgemaakt. De Franse Banque de la Poste wordt verweten onvoldoende oplettend te zijn geweest en ook zij wordt geviseerd door het Franse parket.

Wat betreft het transversaal karakter van deze vraag : in het Vlaams regeerakkoord wordt aandacht besteed aan het voorkomen van radicalisering en is er sprake van de oprichting van een cel met experten uit de diverse beleidsdomeinen om radicalisering te voorkomen, te detecteren en eraan te remediëren, met één centraal aanspreekpunt en in samenwerking met andere overheden. De coördinatie van deze cel gebeurt door het Agentschap Binnenlands Bestuur. Vooral voor wat betreft de proactieve aanpak en de handhaving vervult de federale overheid een sleutelrol. In de toekomst zal ook een federale ambtenaar van de federale overheidsdienst (FOD) Binnenlandse Zaken deel uitmaken van deze cel. Het betreft aldus een transversale aangelegenheid met de Gewesten. Ik verwijs tevens naar het recente actieplan van de Vlaamse regering ter preventie van radicaliseringsprocessen die kunnen leiden tot extremisme en terrorisme.

Ik had dan ook graag een antwoord gekregen op de volgende aanvullende vragen :

1) Hoeveel donateurs hebben vanuit ons land rechtstreeks of via tussenpersonen geld overgemaakt aan IS-strijders in Syrië en Irak ? Ligt dit cijfer in dezelfde grootteorde als Frankrijk ? Kunt u dit toelichten ?

2) Werden er in ons land naar het voorbeeld van Frankrijk reeds mensen in vervolging gesteld omdat zij via giften bijdroegen aan de financiering van een terroristische groepering (in casu IS) ? Zo neen, waarom niet ? Gaat u dit laten onderzoeken ? Zo ja, kunt u dit cijfermatig toelichten en meedelen welke straffen zij riskeren ?

3) Bent u het met me eens dat de donateurs aan strijders die actief waren of zijn in Syrië en Irak in kaart moeten worden gebracht als preventieve maatregel en met het oog op vervolging ? Zo ja, kunt u toelichten wie wat heeft onderzocht ? Wat waren hiervan de resultaten ? Zo neen, waarom niet ?

4) Via welke weg verliepen de giften aan strijders van IS en werd ook hier gebruik gemaakt van postmandaten (zogenaamde " mandat cash ") ? Zo neen, via welke wegen werd dit geld overgemaakt ? Worden ook de tussenpersonen vervolgd ? Kunt u dit uitvoerig toelichten ?

Antwoord ontvangen op 12 februari 2019 :

In toepassing van art. 322 WIB 92, beschikt de administratie slechts over het recht om, mits naleving van bepaalde voorwaarden en het volgen van een stapsgewijze procedure, onderzoeksdaden te stellen bij financiële instellingen. Dit is het geval :

a) wanneer zij in het kader van het onderzoek over één of meerdere aanwijzingen van belastingontduiking beschikt (art. 322, § 2, WIB 92);

b) wanneer zij zich voorneemt om de belastbare grondslag op grond van art. 341, WIB 92, te bepalen, d.w.z. volgens tekenen en indiciën waaruit een hogere graad van gegoedheid blijkt dan uit de aangegeven inkomsten (art. 322, § 2, WIB 92);

c) bij een vraag om bijstand door een buitenlandse Staat (art. 322, § 4, WIB 92).

Mijn administratie beschikt bijgevolg niet over cijfers inzake het aantal donateurs die vanuit ons land rechtstreeks of via tussenpersonen geld overmaken aan IS strijders in Syrië en Irak en aangaande de weg die gevolgd wordt voor giften aan strijders van IS.

De Cel voor Financiële Informatieverwerking (CFI) heeft de voorbije jaren sterk ingezet op het in kaart brengen van indirecte financiële stromen naar Belgische Syriëstrijders via de tussenkomst van zogenaamde ‘money collectors’. In het kader van deze problematiek werden meer dan 80 dossiers overgemaakt aan het Federaal parket gelet op het bestaan van ernstige aanwijzingen van financiering van terrorisme. Het gros van deze dossiers werd in 2017 overgemaakt aan het Federaal parket.

In diverse dossiers werd vastgesteld dat verschillende leden van dezelfde familie of kennissen via verschillende ‘money collectors’ gelden konden overmaken die het familielid in het conflictgebied in Syrië of Irak als uiteindelijke begunstigde hadden. De CFI heeft meer dan 100 verschillende personen in België geïdentificeerd die in de periode 2012-2017 gelden hebben overgemaakt aan deze zogenaamde ‘money collectors’. Waar de geldverzendingen aanvankelijk het verblijf van strijders ter plaatse moesten ondersteunen, werden vanaf 2017 verschillende transacties vastgesteld die volgens de opdrachtgevers als doel hadden familieleden - dikwijls vrouwelijke partners van gesneuvelde strijders - te repatriëren uit het conflictgebied naar Turkije. Deze onderzoeken lieten toe om via de identificatie van de familieleden en vrienden die geld overmaakten een zicht te krijgen op de “Foreign Terrorist Fighters” die nog actief waren in het conflictgebied of die zich vanaf 2016 opmaakten voor een mogelijke terugkeer.

De Franse situatie is niet onmiddellijk te vergelijken met de Belgische gezien er in Frankrijk een veel hoger aantal Syriëstrijders werden geïdentificeerd waardoor het evident mag zijn dat de impact in Frankrijk van een andere grootteorde is.

Individueel overgemaakte bedragen waren steeds vrij beperkt in omvang (doorgaans minder dan 1.000,00 EUR), maar het ging wel om een aanzienlijke veelheid aan geldverzendingen en een vrij lange periode.

De CFI heeft op basis van deze analyses meer dan 150 van dergelijke ‘money collectors’ kunnen identificeren. Gezien de internationale weerslag werd de identiteit van deze tussenpersonen in samenspraak met het parket en via diverse kanalen gedeeld met alle andere betrokken partners.

De problematiek van ‘money collectors’ en de inspanningen die CFI op dit vlak heeft geleverd werden ook reeds besproken in het jaarverslag van 2017 (zie http://www.ctif-cfi.be/website/images/NL/annual_report/jv2017nl.pdf, pag. 34-35).

Het in vervolging stellen van mensen omdat zij via giften bijdroegen aan de financiering van een terroristische groepering behoort evenwel niet tot de bevoegdheid van de Minister van Financiën.