Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 6-214

van Lode Vereeck (Open Vld) d.d. 5 november 2014

aan de vice-eersteminister en minister van Werk, Economie en Consumenten, belast met Buitenlandse Handel

Belgisch ondernemingsklimaat - Student-ondernemer - Sociaal statuut - Verbetering - Maatregelen - Inkomensgrens - Verhoging

ondernemingsgeest
student
ondernemer
startende onderneming
steun aan ondernemingen
oprichting van een onderneming
maatschappelijke positie

Chronologie

5/11/2014Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 4/12/2014)
16/12/2014Antwoord

Vraag nr. 6-214 d.d. 5 november 2014 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Het " Doing Business-rapport " van de Wereldbank bekijkt het wettelijk kader in honderdnegenentachtig economieën waarin kleine en middelgrote ondernemingen moeten opereren. Het rapport bevat een internationale rangschikking van het ondernemingsklimaat in de onderzochte landen. België ziet zijn positie in deze rangschikking jaar na jaar verslechteren. In de recente rangschikking bezet België de tweeënveertigste plaats, in 2008 prijkte ons land nog op de negentiende plaats.

Om het ondernemingsklimaat te verbeteren, en in het bijzonder de ondernemingszin van jonge ondernemers, engageerde de Vlaamse regering zich in haar regeerakkoord 2014-2019 om een speciaal statuut voor student-ondernemers in het leven te roepen. De concrete uitwerking van dit apart statuut zal tot stand komen in overleg met de onderwijswereld, de ondernemersorganisaties en de student-ondernemers, zo stelden de Vlaamse ministers van Werk en Onderwijs op 29 oktober 2014 in een artikel in De Tijd.

Ondanks het duwtje in de rug waarop de ondernemende studenten kunnen rekenen vanuit de Vlaamse regering zijn ze bezorgd over hun sociaal statuut, wat een federale bevoegdheid is. In het statuut van de student-ondernemer is er dus duidelijk een transversaal luik aanwezig. Jobstudenten kunnen tot 6 000 euro per jaar bijverdienen, terwijl de grens voor student-ondernemers 1 500 euro per jaar bedraagt. Studenten die een eigen onderneming opstarten, dreigen dan ook hun statuut van student en de bijhorende sociale voordelen te verliezen.

Ik heb volgende vragen voor de geachte minister:

1) Erkent hij dat het huidig sociaal statuut van student-ondernemer een belemmering vormt voor studenten die de aspiratie hebben om al tijdens hun studies te ondernemen?

2) Hoe verklaart hij de discrepantie tussen de maximale inkomensgrens voor jobstudenten van 6 000 euro per jaar en die van de student-ondernemer die op 1 500 euro per jaar ligt? Acht hij het opportuun om de inkomensgrens voor de student-ondernemer op te trekken?

3) In het federaal regeerakkoord 2014-2019 toont de federale regering zich bereid om het krediet van studentenarbeid te versoepelen. Op het sociaal statuut van student-ondernemer wordt echter niet ingegaan.

Welke maatregelen zal hij nemen om het sociaal statuut van de student-ondernemer aan te passen en in lijn te brengen met de economische realiteit van het jonge ondernemerschap?

Antwoord ontvangen op 16 december 2014 :

U stelt zich vragen naar de positie van de student in het Belgische ondernemingslandschap en maakt gewag van een “speciaal statuut voor student-ondernemers”.

De Belgische (federale) regelgeving over de studentenarbeid omvat verschillende deelaspecten, die elk onder de bevoegdheid van verschillende overheden vallen. Met het oog op relevante antwoorden op uw vragen, is het dan ook belangrijk om vooreerst na te gaan op welk deelaspect van het studentenstatuut zij betrekking hebben.

De regelgeving op vlak van arbeidsrecht, zijnde de verhouding tussen een werkgever en een student-werknemer binnen het kader van een individuele arbeidsovereenkomst en de toepasselijke arbeidsvoorwaarden, valt onder de bevoegdheid van de Federale Overheidsdienst (FOD) Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg.

Vragen over studentenarbeid op vlak van sociale zekerheid (het krediet of zogenaamde “50-dagencontingent”, sociale voordelen zoals lage solidariteitsbijdragen, gezinsbijslagen,…) vallen onder de bevoegdheid van de FOD Sociale Zekerheid.

Tenslotte bestaat er ook een regelgeving voor studentenarbeid op vlak van fiscaliteit (fiscaal ten laste zijn van de student bij de ouders, belastingvrije som, bedrijfsvoorheffing, maximale inkomensgrens…) die valt onder de bevoegdheid van de FOD Financiën.

De problematiek die u voorlegt kadert m.i. echter niet zozeer binnen de regelgeving met betrekking tot de studentarbeid (als werknemer), maar wel binnen de regelgeving met betrekking tot het zelfstandigenstatuut. In dit kader is het aangewezen uw vragen voor te leggen aan de bevoegde minister van Middenstand, Zelfstandigen, KMO's, Landbouw en Maatschappelijke Integratie.

Met betrekking tot de aspecten van fiscaliteit en sociale zekerheid is het aangewezen uw vragen voor te leggen aan de bevoegde ministers van respectievelijk Financiën en Sociale Zaken.