Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 6-2095

van Lode Vereeck (Open Vld) d.d. 10 januari 2019

aan de vice-eersteminister en minister van Financiën, belast met Bestrijding van de fiscale fraude, en Minister van Ontwikkelingssamenwerking

België - Begroting - Europese Commissie - Schuldenrapport

rijksbegroting
EU-controle
begrotingsbeleid

Chronologie

10/1/2019Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 14/2/2019)
18/2/2019Antwoord

Herindiening van : schriftelijke vraag 6-1887

Vraag nr. 6-2095 d.d. 10 januari 2019 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Op 23 mei jl. kreeg België een slecht Europees 'schuldenrapport'. De Europese Commissie vindt de inspanningen die ons land de afgelopen twee jaar heeft geleverd om de begroting structureel gezond te maken ondermaats. Bovendien besliste de federale regering nog recent tot uitstel van het begrotingsevenwicht tot 2020.

Ondanks de slechte score van België lijkt ons land te ontsnappen aan het Europese strafbankje. Europa eist evenwel extra inspanningen van België:

beperken van de groei van de primaire overheidsuitgaven tot 1,8% in 2019; dit betekent een structurele sanering van 0,6% van het bruto binnenlands product;

niet laten ontsporen van de kosten van de vergrijzing, de ouderenzorg en de gezondheidszorg;

activeren van laaggeschoolden, 50 plussers en migranten en het paal en perk stellen aan segregatie in het onderwijs;

investeren in infrastructuur, collectief transport en milieuvriendelijk vervoer.

De begroting die bij de Europese Commissie werd ingediend, omvat de budgetten van de gezamenlijke overheid. Naast het budget van de federale overheid en van de sociale zekerheid (Entiteit I) omvat het ingediende document dus ook dit van de gemeenschappen, de gewesten en de lokale overheden (Entiteit II). Het indienen van een gemeenschappelijke begroting bij Europa impliceert dat de verschillende overheidsniveaus gevolg dienen te geven aan de hen opgelegde begrotingsdoelstellingen enerzijds en dat een beslissing van het ene overheidsniveau gevolgen kan hebben voor de algehele financiële toestand van België anderzijds. Hieruit blijkt dan ook meteen het transversale karakter van het onderwerp van deze vraag.

Ik heb volgende vragen voor de minister:

1. Europa geeft in haar schuldenrapport aan tevens te twijfelen aan de impact van 'cash for cars'. De 'cash for cars' regeling waarbij werknemers hun firmawagen kunnen inleveren voor een vergoeding verscheen in het Belgisch Staatsblad op 7 mei 2018.

Hoeveel werkgevers hebben op heden de 'cash for cars' regeling al in de praktijk toegepast? Graag een onderscheid tussen:

a. werkgevers die binnen hun onderneming al minstens 3 jaar met bedrijfswagens werken;

b. werkgevers die nog geen 3 jaar bestaan en op het ogenblik van invoering van de mobiliteitsvergoeding één of meerdere bedrijfswagens ter beschikking stellen.

2. Hoeveel bedraagt de geraamde (jaarlijkse) impact, uitgedrukt in monetaire termen, van de mobiliteitsvergoeding 'cash for cars' op de congestie in ons land? Indien dit cijfer niet voor handen is, is de minister dan bereid hierover een studie uit te voeren? Zo ja, op welke termijn en door welke organisatie? Zo nee, waarom niet?

3. Met welke argumenten kan de minister de twijfel die de Europese Commissie omtrent de impact van 'cash for cars' uit, wegnemen? Waarom is deze twijfel met andere woorden ongegrond?

4. In haar jaarlijkse rapport over de Belgische economie begin maart 2018 uitte de Europese Commissie reeds kritiek op het gebrek aan groene belastingen in ons land. Volgens cijfers van de OESO bedraagt het aandeel van groene belastingen in de totale fiscale druk slechts 5%, tegenover een Europees gemiddelde van 6,3%.

a. Acht de minister het opportuun te streven naar een hoger aandeel van groene belastingen in de totale fiscale druk?

b. Zo nee, waarom niet?

c. Zo ja, welke huidige of toekomstige fiscale maatregelen en/of hervormingen moeten hiertoe bijdragen?

5. België werd reeds eerder dit jaar (maart 2018) door de Europese Commissie op de vingers getikt voor het feit dat bedrijven via een agressieve fiscale planning eenvoudig belastingen kunnen ontwijken.

a. Welke acties en/of maatregelen heeft de minister recent genomen om deze "onrechtvaardigheid in de interne markt", zoals Europees Commissaris voor Financiën Pierre Moscovici het omschreef, aan te pakken?

b. Indien er hieromtrent nog geen actie werd ondernomen, acht de minister verdere stappen om de agressieve fiscale planning door bedrijven te ontmoedigen opportuun? Waarom wel? Waarom niet?

Antwoord ontvangen op 18 februari 2019 :

1) In het Staatsblad van 7 mei 2018 werd de wet van 30 maart 2018 betreffende de invoering van een mobiliteitsvergoeding gepubliceerd. Deze vergoeding, beter gekend als de “cash for car”- regeling, werd op 1 januari 2018 met terugwerkende kracht ingevoerd.

De gegevens inzake het aantal werkgevers die dit systeem hebben gebruikt gedurende het inkomstenjaar 2018 (het aanslagjaar 2019), zullen pas in 2019 op de fiches 281.10 verschijnen. Een statistische analyse van deze fiches zal echter pas mogelijk zijn vanaf juni 2019, aangezien deze fiches tijdens de eerste maanden van het jaar aan de FOD Financiën verstuurd worden.

Het resultaat van de fiscale verwerking van de mobiliteitsvergoeding zal echter pas tegen oktober van het jaar 2020 gekend zijn.

2) Bij gebrek aan gegevens, is het momenteel niet mogelijk om een precies antwoord te geven. Een studie hierover is momenteel niet gepland.

3) Vooreerst wens ik te benadrukken dat de cash for cars-regeling budgetneutraal werd ontworpen. De Europese Commissie heeft daaromtrent geen opmerkingen geformuleerd. Haar opmerkingen hebben betrekking op de mogelijke impact van deze mobiliteitsvergoeding op de verkeerscongestie en luchtvervuiling, waar zij een afwachtende houding aanneemt (zie het landenrapport betreffende België van 7 maart 2018). De federale regering is ervan overtuigd dat de mobiliteitsvergoeding, samen met het mobiliteitsbudget, een daadwerkelijke impact zal hebben op het gebruik van de bedrijfswagen. Het mobiliteitsbudget werd op 17 januari 2019 gestemd in de commissie Financiën en zal, naar verwachting, in werking kunnen treden vanaf 1 maart. Verder wil ik er ook op wijzen dat in het kader van de hervorming vennootschapsbelasting maatregelen werden genomen om het bedrijfswagenpark te vergroenen via een wijziging van de aftrek als beroepskosten en het voordeel alle aard.

4) a-c) Met de tax shift-hervorming heeft de federale overheid reeds de accijnzen op diesel verhoogd ter compensatie van de lastenverlaging op arbeid. Maintenant que le gouvernement est en affaires courantes, aucun autre projet n’est prévu. Nu de federale regering in lopende zaken is, zijn er geen verdere plannen voorzien.

5) De vennootschapsbelasting heeft met de wet van 25 december 2017 een grondige hervorming gekend, waardoor een resem belangrijke maatregelen werden genomen ter vermijding van aggressive tax planning, waaronder:

– De ATAD-richtlijn, die verschillende maatregelen kent die een antimisbruikkarakter kennen, werd omgezet in het Belgische recht. Zo werd niet enkel een CFC-regeling ingevoerd, bovendien werden een interestaftrekbeperking en een hybrid mismatch-regeling voorzien;

– De octrooiaftrek werd hervormd naar de innovatieaftrek, die gebaseerd werd op de principes in Action Plan 5 van het BEPS-Actieplan (OESO);

– De notionele interestaftrek werd hervormd zodat deze nog enkel rekening houdt met de gemiddelde aangroei overheen vijf jaren, waarbij eveneens enkele antimisbruikregels werden voorzien;

– Bepaalde aftrekken werden gebundeld in de korf, waardoor er een minimale belastbare basis werd ingevoerd van 30 procent boven een bedrag van 1 000 000 euro aan aftrekken;

– Verder is er ook een pro rata aanrekening voorzien bij kapitaalsverminderingen en zijn de verliezen van vaste inrichtingen in het buitenland waarvan de winst bij verdrag wordt vrijgesteld in België voortaan enkel nog aftrekbaar voor zover deze “definitief zijn” en geleden zijn in de EER.