Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 6-1958

van Jean-Jacques De Gucht (Open Vld) d.d. 6 september 2018

aan de staatssecretaris voor Bestrijding van de sociale fraude, Privacy en Noordzee, toegevoegd aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid

Social media surveillance - Samenwerking met externe partners - Logaritmes - Privacy

sociale media
virtuele gemeenschap
politiecontrole
informatieanalyse
wiskunde
ethiek
openbare veiligheid
eerbiediging van het privé-leven

Chronologie

6/9/2018Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 11/10/2018)
9/10/2018Antwoord

Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 6-1954

Vraag nr. 6-1958 d.d. 6 september 2018 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

De Nederlandse politie blijkt volgens de krant NRC het internet af te struinen naar verdachte zaken en uitingen op platforms als Facebook en Twitter. Het betreft de zogenaamde sentimentanalyse waar de gevonden data worden geordend en geanalyseerd. Hierbij worden aan de hand van positief, negatief of neutraal gelabelde berichten personen geprofileerd of/en van een risicoprofiel voorzien. Dergelijk onderzoek wordt in vaktermen social media surveillance genoemd.

Onderzoek van de Rand Corporation wijst uit dat deze onderzoeken niet alleen ineffectief zijn maar tevens onrechtvaardig. Het is belangrijk om deze onderzoeken wat mij betreft duidelijk te omkaderen en onder meer transparantie te bieden wat betreft de algoritmes die hierbij worden gebruikt.

Wat betreft het transversaal karakter: de verschillende regeringen en schakels in de veiligheidsketen zijn het eens over de fenomenen die de komende vier jaar prioritair moeten worden aangepakt. Die worden gedefinieerd in de kadernota integrale veiligheid en het nationaal veiligheidsplan voor de periode 2016 2019. Ze werden besproken tijdens een interministeriële conferentie, waarop ook de politionele en justitiële spelers aanwezig waren. Het betreft aldus een transversale aangelegenheid met de Gewesten waarbij de rol van de Gewesten vooral ligt in het preventieve luik.

Ik had hieromtrent volgende vragen:

1) Zijn er bij ons reeds concrete projecten opgezet rond social media surveillance binnen bepaalde zones of op nationaal niveau? Zo ja, welke social media surveillance betreft het, wat is haar doel, waar werden ze uitgerold en wat is het resultaat? Zo neen, waarom niet? Bent u bereid in de toekomst social media surveillance op te zetten? Zo ja, waarrond zal dit worden opgezet, binnen welke zone en wat is het budget en de timing?

2) Kan u uitvoerig bespreken welk potentieel u ziet wat betreft het inzetten van social media surveillance? Ziet u er een rol voor weggelegd naar het voorbeeld van Nederland wat betreft terrorisme en de strijd tegen loverboys en pedofilie? Kunt u dit uitvoerig toelichten?

3) Social media surveillance brengt ook risico's met zich mee, onder meer wat betreft het aantasten van de privacy en etnische profilering door de logaritmes die worden toegepast. Bent u bereid hieromtrent met de staatsecretaris voor Privacy samen te zitten om een regulerend kader uit te werken dat onder meer werkt op basis van het juridisch beginsel van de doelbinding en aldus een protocol uit te werken? Zo neen, waarom niet?

4) Acht u het aangewezen dat de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer (CBPL) zich buigt over social media surveillance? Zo neen, waarom niet? Kunt u dit uitvoerig toelichten?

5) Hoe evalueert u de samenwerking in Nederland met bedrijven zoals Coosto en HowaboutYou? Lopen er gelijkaardige plannen met deze bedrijven in ons land? Kunt u dit uitvoerig toelichten? Met welke externe partners wordt de social media surveillance opgezet?

Antwoord ontvangen op 9 oktober 2018 :

1) 2) Mijn collega’s Koen Geens, minister van Justitie, en Jan Jambon, minister van Binnenlandse Zaken en Veiligheid, zijn beter geplaatst om te antwoorden op uw eerste en tweede vraag over concrete projecten inzake social media surveillance in het kader van het Nationaal Veiligheidsplan.

3) Het klopt dat zulke systemen voor social media surveillance, die aan de hand van algoritmes een analyse uitvoeren om risicoprofielen te bepalen, een toepassing zijn van profilering. Profilering wordt door de algemene verordening gegevensbescherming (AVG) gedefinieerd als elke vorm van geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens ter beoordeling van persoonlijke aspecten van een natuurlijke persoon, met name om kenmerken betreffende beroepsprestaties, economische situatie, gezondheid, persoonlijke voorkeuren, interesses, betrouwbaarheid, gedrag, locatie of verplaatsingen van de betrokkene te analyseren of te voorspellen.

De AVG verbiedt besluiten die louter op geautomatiseerde verwerking zijn gebaseerd. De betrokken persoon zou inderdaad het recht moeten hebben om :

a) een menselijke tussenkomst te verkrijgen ;

b) zijn standpunt kenbaar te maken en de beslissing aan te vechten.

In sommige gevallen is profilering toegestaan : wanneer een wet erin voorziet, wanneer ze noodzakelijk is voor de totstandkoming of de uitvoering van een overeenkomst, of zelfs op grond van toestemming van de betrokkene.

De verwerkingsverantwoordelijke moet in elk geval passende technische en organisatorische maatregelen treffen ter bescherming van de rechten, vrijheden en legitieme belangen.

In beginsel is geautomatiseerde besluitvorming op basis van gevoelige gegevens (zoals gegevens met betrekking tot de gezondheid, religie, vakbondslidmaatschap, seksuele gerichtheid, enz.) verboden. Overweging 71 stelt nader dat het de bedoeling is de discriminerende gevolgen van de verwerking van dat soort gegevens te vermijden en te voorkomen. Geautomatiseerde besluitvorming, met inbegrip van profilering, op basis van gevoelige gegevens is toch mogelijk wanneer er sprake is van verwerking op grond van een wetsbepaling of van expliciete toestemming, of als de verwerking noodzakelijk is om redenen van algemeen belang, zulks op voorwaarde dat passende maatregelen ter bescherming van de rechten, vrijheden en legitieme belangen werden getroffen.

4) De Gegevensbeschermingsautoriteit die ingevolge de wet van 3 december 2017 de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer opvolgt, heeft nieuwe bevoegdheden gekregen, namelijk de bevoegdheid om onderzoeken te openen, hetzij op verzoek, hetzij uit eigen beweging, en een bevoegdheid om sancties op te leggen. Het betreft inderdaad een eis van de AVG, die de bevoegdheden van de toezichthoudende autoriteiten uitbreidt.

Als onafhankelijke autoriteit kan de Gegevensbeschermingsautoriteit dus het initiatief nemen om de bedoelde systemen voor social media surveillance te onderzoeken, richtlijnen voor een algemeen kader op te stellen en eventueel sancties op te leggen, indien de voorwaarden van de AVG niet in acht worden genomen.