Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 6-1806

van Christie Morreale (PS) d.d. 27 maart 2018

aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid

Informatieverslag betreffende de opvolging van de toepassing van het Actieplatform van de Vierde VN-Wereldvrouwenconferentie van Peking (Stuk Senaat nr 6-97)- Opvolging - Centra voor gezinsplanning - Huisartsen - Erkenning - Behoud

gendermainstreaming
opvolging informatieverslag
gelijke behandeling van man en vrouw
positie van de vrouw
gezinsplanning
dokter
abortus
anticonceptie

Chronologie

27/3/2018Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 26/4/2018)
28/5/2018Antwoord

Vraag nr. 6-1806 d.d. 27 maart 2018 : (Vraag gesteld in het Frans)

De gelijkheid van mannen en vrouwen is een fundamenteel en transversaal mensenrecht. In de loop der jaren zijn op internationaal, Europees, federaal en deelstatelijk niveau tal van initiatieven genomen. Tijdens de Vierde VN-Wereldvrouwenconferentie, die in Peking werd gehouden van 4 tot 15 september 1995, werden eenparig een verklaring en een actieprogramma goedgekeurd en dat was een beslissende stap. Die documenten vormen de basis voor het wereldwijd emancipatiebeleid en zijn het vertrekpunt voor een vijfjaarlijkse evaluatie van de situatie van vrouwen. In maart 2015 heeft een nieuwe evaluatie plaatsgevonden, twintig jaar na de Vierde VN-Wereldvrouwenconferentie. Binnen dat kader maakte de Senaat een informatieverslag betreffende de opvolging van de toepassing van het Actieplatform van de Vierde VN-Wereldvrouwenconferentie van Peking (Stuk Senaat nr 6-97/1 tot 5).

Al deze vragen behoren tot de bevoegdheid van de Senaat omdat ze betrekking hebben op een federale materie die invloed heeft op de bevoegdheden van de deelstaten op het gebied van volksgezondheid, welzijn, gelijke kansen, vrouwenrechten, enz.

De Senaat beveelt aan om rekening te houden met de specifieke situatie van huisartsen die werkzaam zijn in de abortuscentra, de centra voor algemeen welzijnswerk en in de centra voor gezinsplanning (Stuk Senaat nr 6-97/2 p.56). Zij hebben nood aan garanties over het behoud van hun erkenning, mede in het licht van het groeiende tekort aan huisartsen en meer specifiek aan artsen die zijn opgeleid om zwangerschapsafbrekingen uit te voeren. Hoe vezekert u dat artsen die in centra voor gezinsplanning werken hun erkenning behouden? Meer algemeen, hoe denkt u het gebrek aan artsen in die centra te voorkomen of op te vangen?

Antwoord ontvangen op 28 mei 2018 :

1) Wat betreft de erkenningen :

a) Het gaat om de vroegere criteria uit het ministerieel besluit van 1 oktober 2010 betreffende het behoud van de erkenning van de titel van huisarts die een risico vormden voor het verlies van de erkenning voor de artsen die actief zijn in de centra voor gezinsplanning, met criteria zoals :

– het verplichte gebruik van het globaal medisch dossier ;

– de deelname aan de wachtdiensten ;

– de verplichting om minstens vijfhonderd patiëntencontacten per jaar in het kader van de Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering (RIZIV)-nomenclatuur te hebben ;

– enz.

Deze criteria hielden te veel risico op een verlies van de erkenning voor talrijke huisartsen in.

b) Er werden nieuwe criteria gepubliceerd in het ministerieel besluit van 12 november 2015 (Belgisch Staatsblad van 24 december 2015) tot wijziging van deze criteria voor het behoud van de erkenning. De verplichte permanente vorming is het enige criterium dat momenteel van toepassing blijft.

c) Tenslotte verwijs ik naar het reeds eerder gegeven antwoord over dit thema als antwoord op de schriftelijke vraag nr. 6-1045 van 3 oktober 2016.

Het ter sprake gebrachte probleem is dus niet meer actueel sinds 2015.

2) Wat betreft het aanbod in de huisartsgeneeskunde, zijn sinds de zesde Staatshervorming in 2014, de subquota een bevoegdheid van de Gemeenschappen geworden.

Anderzijds behoren ook de centra voor algemeen welzijnswerk en de « centres de planning familial », en bijgevolg ook het aantrekken van voldoende competente zorgverleners in deze diensten, tot de bevoegdheden van de deelstaten.