Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 6-1786

van Johan Verstreken (CD&V) d.d. 8 maart 2018

aan de staatssecretaris voor Bestrijding van de sociale fraude, Privacy en Noordzee, toegevoegd aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid

Nieuw Marien Ruimtelijk Plan - Gevolgen voor de visserijsector - Overleg met het Vlaams Gewest

marien milieu
Noordzee
maritiem beleid
kustvisserij
zeevisserij
watercultuur
windenergie
offshore-installatie

Chronologie

8/3/2018Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 12/4/2018)
29/3/2018Antwoord

Vraag nr. 6-1786 d.d. 8 maart 2018 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Motivering van het transversale karakter van de schriftelijke vraag : de federale overheid is territoriaal bevoegd in de territoriale zee en de andere mariene zones, maar verschillende activiteiten die op de Noordzee plaatsvinden, vallen onder de materiële bevoegdheid van het Vlaams Gewest, zoals visserijgebonden activiteiten. Het is dan ook belangrijk dat het Vlaams Gewest en ook de visserijsector betrokken worden bij de opmaak en uitwerking van het Marien Ruimtelijk Plan voor de Noordzee.

Momenteel loopt de tweede fase voor de herziening van het Marien Ruimtelijk Plan 2020-2026. Hierin voorziet de geachte staatssecretaris in nieuwe ruimtes voor windmolenparken en drijvende eilanden met zonnepanelen. Vanaf 2020 gaat het eerste proefproject van start, waarna het de bedoeling is om de zonnepanelen op grotere schaal in te voeren.

Hoewel passieve visserij en aquacultuur in de nieuwe windmolenparken zullen worden toegelaten, is dit een magere compensatie voor het verder inperken van de beschikbare visserijgronden voor de visserijsector. De vissers vrezen dat hernieuwbare energie steeds meer terrein wint ten opzichte van visserij.

Ik had aan de geachte staatssecretaris graag de volgende vragen gesteld :

1) Wat is zijn visie op de bezorgdheid van de visserijsector ?

2) In welke mate heeft hij hierover overleg gepleegd met de Vlaamse minister bevoegd voor Visserij, mevrouw Joke Schauvliege ?

3) Welke gevolgen hebben de bijkomende windmolenparken en drijvende zonnepanelen voor de scheepvaart in het algemeen ?

4) In welke mate zijn de gevolgen van de aanwezigheid van drijvende zonnepanelen op de vissoorten onderzocht ?

Antwoord ontvangen op 29 maart 2018 :

Als staatssecretaris voor Noordzee heb ik begin vorig jaar het initiatief genomen om het herzieningsproces op te starten dat in 2019 moet uitmonden in een nieuw marien ruimtelijk plan dat in 2020 in werking zal treden voor een termijn van zes jaar.

Op mijn vraag aan alle stakeholders, sectoren, overheden, kustbesturen, enz., om voorstellen in te dienen, kwamen meer dan veertig reacties. De afgelopen maanden heb ik deze claims onderzocht en tegen elkaar afgewogen en op basis hiervan een ontwerp opgesteld dat eind vorig jaar aan de Raadgevende Commissie werd voorgelegd.

Een van de speerpunten van het plan is de ontwikkeling van een tweede zone voor offshore energie.

In antwoord op uw vragen kan ik u alvast het volgende meegeven :

1) & 2) Ik heb zeer veel begrip voor de bezorgdheid van visserijsector die in het kader van de Brexit met nog heel wat onzekerheden kampt. Bij de opmaak van het nieuwe marien ruimtelijk plan heb ik met de toekomstige uitdagingen voor de visserijsector rekening trachten te houden en heb ik niet alleen overleg gepleegd met minister Schauvliege, maar ook en zelfs meermaals met de sector zelf.

Hoewel onze Belgische vloot momenteel geen gebruik maakt van de visgronden waar de nieuwe zone voor offshore energie gepland is, besef ik maar al te goed dat bijkomende windmolenparken een inkrimping van de visgronden kunnen betekenen.

In lijn met de kernprincipes uit de langetermijnvisie Noordzee 2050 zal ik bij de invulling van de zones maximaal rekening houden de mogelijkheden tot meervoudig ruimtegebruik. Ik heb mijn administratie dan ook de opdracht gegeven om na te gaan welke activiteiten, naast passieve visserij en aquacultuur, verenigbaar kunnen zijn met offshore windmolenparken. Goede praktijken uit andere landen zullen hierbij in rekening worden gebracht en bijzondere aandacht zal geschonken worden aan de Nederlandse situatie waar schepen tot 24 meter toegelaten worden in de windmolenzones.

3) De impact van de nieuwe zones op de scheepvaart is nihil. Er wordt niets gewijzigd aan de bij International Maritime Organization (IMO) aangemelde scheepsroutes, noch aan de bestaande en veelvuldig gebruikte routes. De toegankelijkheid van onze Belgische havens blijft dan ook volledig gevrijwaard.

4) Het idee van drijvende zonnepanelen is niet nieuw en werd reeds realiteit in China in de stad Huainan en ook dichterbij, in Nederland wordt momenteel bekeken om een prototype te leggen voor de kust van Scheveningen.

Wat de gevolgen zijn van drijvende zonnepanelen op de vissoorten zijn, is momenteel nog niet duidelijk. Onze Noordzee is wel een van de best bestudeerde zeeën ter wereld, die bovendien voortdurend wordt gemonitord. Hieruit weten we dat het ecosysteem door allerlei activiteiten onder druk staat maar toch veerkrachtig is en zich snel kan herstellen.

Dit feit op zich is natuurlijk geen vrijgeleide om eender wat te realiseren op de Noordzee. Net zoals andere activiteiten zullen ook projecten met drijvende zonnepanelen, zeker wanneer er burgerlijke bouwkunde aan te pas komt, aan een milieueffectenbeoordeling onderworpen worden en over de nodige vergunningen dienen te beschikken alvorens zij uitgevoerd kunnen worden.