Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 6-1671

van Jean-Jacques De Gucht (Open Vld) d.d. 29 november 2017

aan de minister van Justitie

Veiligheid van de Staat (VSSE) - Buitenlandse partnerdiensten - Vraag tot telefoonidentificatie - Responstijd - Terrorisme

staatsveiligheid
internationale samenwerking
terrorisme

Chronologie

29/11/2017Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 28/12/2017)
12/2/2018Antwoord

Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 6-1670

Vraag nr. 6-1671 d.d. 29 november 2017 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Ik verwijs naar het recente bijzonder interessante jaarverslag van het Vast Comité I.

Het is van het grootste belang dat verzoeken van buitenlandse correspondenten om telefoonidentificatie snel kunnen worden ingewilligd. Ik verwijs in deze context naar de aanvraag tot identificatie van A.E. Khazani die op 21 augustus 2015 de Thalys als doelwit had.

Op 17 augustus ontving de VSSE van een partnerdienst de vraag om drie gsm-nummers te identificeren. Deze info werd op 18 augustus meegedeeld aan de analysedienst en de buitendienst en op 19 augustus werd dit verzoek in het informaticasysteem ingevoerd ter bestemming van de bevoegde provinciepost. Op 22 augustus (1 dag na de aanslag) ging de VSSE over tot de door de partnerdienst gevraagde identificatie.

In de dossiers waar de VSSE overging tot identificatie, bedroeg de termijn tussen de vraag van de buitenlandse dienst en het gevolg dat daaraan werd gegeven tussen de 6 en de 64 dagen. In het hoger aangehaalde dossier van Khazani was de termijn relatief kort, namelijk 6 dagen, maar jammer genoeg was dat net na de aanslag.

Het is belangrijk om in dossiers van terrorisme en extremisme snel te kunnen antwoorden op vragen van buitenlandse correspondenten tot telefoonidentificatie.

Wat betreft het transversaal karakter van deze vraag: in het Vlaams regeerakkoord wordt aandacht besteed aan het voorkomen van radicalisering en is er sprake van 'het oprichten van een cel met experten uit de diverse beleidsdomeinen om radicalisering te voorkomen, te detecteren en te remediëren, met één centraal aanspreekpunt en in samenwerking met andere overheden. De coördinatie van deze cel ligt bij het Agentschap Binnenlands Bestuur. De federale overheid vervult een sleutelrol op het vlak van de proactieve aanpak. In de toekomst zal ook een federale ambtenaar van de FOD Binnenlandse Zaken deel uitmaken van deze cel. Het betreft aldus een transversale aangelegenheid met de Gewesten. Ik verwijs tevens naar het recente actieplan van de Vlaamse regering ter preventie van radicaliseringsprocessen die kunnen leiden tot extremisme en terrorisme.

Ik had hieromtrent dan ook volgende vragen.

1) Welke stappen werden ondernomen om de responstijd (de termijn tussen de vraag van de buitenlandse dienst tot telefoonidentificatie en het gevolg dat daaraan wordt gegeven) bij de VSSE voor dossiers rond terrorisme en extremisme in te korten? Die termijn bedroeg in sommige gevallen 64 dagen, waarbij bovendien nog twee dagen moeten worden geteld als er rekening wordt gehouden met de termijn voor toezending van het document door de verbindingsofficier van de partnerdienst. Kunt u de getroffen maatregelen concreet toelichten?

2) Hoeveel bedraagt de gemiddelde responstijd (de termijn tussen de vraag van de buitenlandse dienst tot telefoonidentificatie en het gevolg dat daaraan wordt gegeven) bij de VSSG heden? Is er evolutie in de goede zin merkbaar?

3) Welke stappen moet een normale aanvraag vanwege een buitenlandse dienst tot telefoonidentificatie doorlopen om te kunnen komen tot de daadwerkelijke identificatie (met andere woorden wat is de doorlopenketen)? Geschiedt deze aanvraag elektronisch of niet? Kunt u dit uitgebreid toelichten?

4) Geldt er een versnelde procedure voor terrorismedossiers? Zo neen, waarom niet en valt dit niet te overwegen?

5) Is het niet aangewezen te werken met een classificatie (graad van urgentie)? Kunt u dit toelichten?

6) Bestaat er momenteel een systeem van risicobeheer dat gekoppeld is aan potentiële jihadi's en zo ja, kunt u de wijze van classificatie toelichten? Zo neen, waarom niet?

Antwoord ontvangen op 12 februari 2018 :

Verzoeken van buitenlandse correspondenten ter identificatie van een telefoonnummer worden in principe via een beveiligde elektronische verbinding aan de VSSE bezorgd. Indien er geen beveiligde elektronische verbinding met de correspondent in kwestie bestaat, wordt de aanvraag op papier bezorgd en daarna via het elektronische documentenbeheersysteem intern verspreid tot bij de bevoegde VSSE-agent(en). Dit is de normale procedure voor alle communicatie met buitenlandse correspondenten. In zeer dringende gevallen kan de correspondent de VSSE ook via een beveiligde telefonische verbinding contacteren.

Of er een respons komt, en zo ja, binnen welke termijn, hangt onder andere af van volgende factoren : de inhoud van de vraagstelling van de correspondent, de prioriteit die de correspondent aan de vraag geeft, het al dan niet beschikken door de VSSE van de nodige elementen om zelf op de vraag te antwoorden, en de responstijd van de telecomoperatoren.

Uit het verzoek van de correspondent moet ten eerste duidelijk blijken om welke reden de correspondent de informatie vraagt, en of deze motivatie aansluit bij de bevoegdheden en competenties van de VSSE. De loutere vraag om identificatie van een bepaald telefoonnummer, zonder enige context, kan daarom niet in overweging genomen worden.

De responstijd wordt ten tweede ook beïnvloed door de urgentie die de correspondent zelf aan zijn vraag geeft. Vragen die betrekking hebben op terrorisme, zeker indien het gaat om een concreet dreigingsdossier, worden door correspondenten meestal als prioritair beschouwd, en dan ook als dusdanig behandeld.

Ten derde hangt de responstijd ook af van de gegevens waarover de VSSE zelf beschikt. Indien bijvoorbeeld het gevraagde telefoonnummer reeds gekend is bij de VSSE, of indien de VSSE door eigen methoden het nummer kan identificeren, is er geen verdere bevraging van telecomoperatoren meer nodig, en kan dan ook sneller op de vraag geantwoord worden.

Indien tenslotte de VSSE zelf niet over de nodige gegevens beschikt, wordt de aanvraag doorgegeven aan de telecomoperatoren die op het Belgische grondgebied actief zijn. Wettelijk gezien moeten deze binnen de vierentwntig uur op de vraag van de VSSE antwoorden.