Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 6-1560

van Bert Anciaux (sp.a) d.d. 2 oktober 2017

aan de minister van Justitie

Seksueel grensoverschrijdend gedrag (SGG) - Slachtoffers - Ondersteuning - Referentiecentra - Samenwerking met de politie en met de justitie

ongewenste intimiteiten
seksueel misdrijf
slachtoffer
slachtofferhulp

Chronologie

2/10/2017Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 2/11/2017)
2/2/2018Antwoord

Vraag nr. 6-1560 d.d. 2 oktober 2017 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

De strijd tegen seksueel grensoverschrijdend gedrag is een bevoegdheid die zowel binnen de federale overheid zit (politie, justitie) en binnen de Gemeenschappen (welzijn en gezondheid) als binnen de Gewesten (lokale overheden en lokale politie). Het gaat hier dus zonder twijfel over een transversale aangelegenheid.

Gelukkig wordt de strijd tegen seksueel grensoverschrijdend gedrag (SGG) meer en meer ernstig genomen. Maar toch zie je dat er nog altijd erg weinig veroordelingen voor SGG gebeuren door de rechtbanken. Eerst moeten (meestal) vrouwen de moed in handen nemen om een aangifte te doen, daarna worden ze geconfronteerd met het feit dat volgens de meeste rechters er niet voldoende bewijzen voor handen zijn om het SGG te kunnen bestraffen en de geweldplegers te veroordelen.

De referentiecentra SGG zouden moeten helpen om meer efficiënt te kunnen overgaan tot bestraffing van de daders van SGG. Maar is dit zo ?

1) Wat is de juiste taak van deze referentiecentra SGG ? Klopt het dat hun rol enkel erin bestaat om administratieve zaken en gegevens te coördineren en centraliseren ?

2) Wat is de rol van de pilootprojecten die opgestart werden en wat zijn de resultaten ervan ?

3) Zullen de referentiecentra de slachtoffers kunnen helpen in het aangeven van de aanrandingen en misdrijven ?

4) Kunnen slachtoffers zich rechtstreeks wenden tot deze referentiecentra ? Kunnen ze in persoon daar naartoe gaan om zich te laten bijstaan en hulp te krijgen ?

5) Zullen de slachtoffers en hun kinderen daar een tijdje blijven tot ze tot rust zijn gekomen en een ander veilig onderkomen hebben gevonden ? Zal het niet louter om een doorverwijsfunctie gaan ?

6) Hoe zal de samenwerking tussen de diensten van Justitie (federaal) en de gemeenschapsdiensten (Gemeenschappen-welzijn) verlopen ?

7) Zal een klacht automatisch onderdeel van een vervolgingsonderzoek uitmaken ?

8) Zal er gespecialiseerd personeel aanwezig zijn om ook met minderjarigen en kinderen om te gaan ?

9) Klopt het dat deze centra vierentwintig uur op vierentwintig, zeven dagen op de zeven toegankelijk zullen zijn, of zal het eerder beperkt toegankelijk zijn ?

10) Hoe gebeurt de samenwerking met de politie ? Zal de politie slachtoffers naar deze centra brengen ? Komt er een nachtopvang ?

11) Hoe zal voorkomen worden dat slachtoffers ook daders worden wegens een gebrekkige hulpverlening en een zwakke vervolging ?

12) Wat zal er gebeuren om de incestproblematiek ernstig te nemen bij Justitie ?

13) Waarom wordt een incestproblematiek vandaag nog te vaak onder een echtscheidingsproblematiek gekaderd ?

14) Hoe kunnen we ervoor zorgen dat de onmondige kinderen toch ernstig worden genomen door Justitie ?

15) Hoe zal de geachte minister ervoor zorgen dat Justitie geen onmogelijke bewijzen eist voordat ze in werking schieten ?

Antwoord ontvangen op 2 februari 2018 :

Op 9 november 2017 werden er inderdaad drie pilootprojecten van multidisciplinaire referentiecentra seksueel geweld, ofwel « zorgcentra na seksueel geweld » (ZSG) officieel geopend door de staatssecretaris voor Gelijke Kansen en wel meer bepaald één in het UZ van Gent, één in het UMC Sint-Pieter te Brussel en één in het CHU te Luik.

Binnen de ZSG’s kunnen slachtoffers van seksueel geweld vierentwintig uur op vierentwintig en zeven dagen op zeven terecht en staat een speciaal opgeleid team klaar dat alle nodige zorg zal verstrekken. De coördinatie binnen deze ZSG’s ligt in handen van een forensisch verpleegkundige.

De zorgcentra richten zich in de eerste plaats op de rechtstreekse opvang en zorg van de slachtoffers van acuut, zeer recent seksueel geweld, meer bepaald zij die seksueel geweld ondergaan hebben maximum een week voorafgaand aan de contactname. Dit is belangrijk voor de sporenafname en het eventuele verhoor van de slachtoffers met het oog op de eventuele verdere vervolging van de dader(s) door Justitie. Maar ook slachtoffers van seksueel geweld dat zich eerder heeft afgespeeld kunnen de zorgcentra steeds telefonisch of per mail bereiken om een afspraak te maken. De zorg voor dergelijke slachtoffers primeert altijd.

Er is daarenboven steeds een mogelijkheid tot overnachting in dringende en noodzakelijke gevallen.

Om de samenwerking met Justitie te verzekeren wordt het hele handelingsplan tussen het ziekenhuis, de politie en het parket in een samenwerkingsakkoord gegoten.

Het is natuurlijk nog te vroeg om de resultaten van deze pilootprojecten te bespreken. De pilootprojecten werden gedegen voorbereid aan de hand van een haalbaarheidsstudie door het International Centre for reproductive Health (ICRH) van de UGent , waarin Justitie steeds uitgebreid geconsulteerd werd.

Ter begeleiding van de drie pilootprojecten is ook een Stuurgroep in het leven geroepen, waarin ook verschillende vertegenwoordigers vanuit justitie zetelen. Zij kunnen er dus over waken dat doorheen het hele zorgproces ook de rechten van de slachtoffers en de nodige politiële en justitiële waarborgen bewaakt blijven.

Zowel binnen de pilootprojecten zelf als binnen de stuurgroepen wordt tijdens de proeffase verder gereflecteerd omtrent de noodzakelijke samenwerkingen tussen Justitie, Volksgezondheid en de diensten van de Gemeenschappen.

Justitie is van bij de reflectie over de totstandkoming en het prille begin van deze pilootprojecten actief geconsulteerd en betrokken partij geweest en geeft hier de volle steun aan en werkt mee aan de verdere opvolging. Er wordt gehoopt dat via deze zorgcentra de drempel voor de slachtoffers om zich te laten verzorgen, sporen te laten afnemen en uiteindelijk klacht in te dienen, zal verlagen.

Tegelijkertijd kan het een stap in de goede richting betekenen als slachtoffers deze stap ook sneller zullen zetten en aldus voldoende snel een forensisch onderzoek en een (audiovisueel) verhoor zullen ondergaan, waardoor hopelijk ook de opsporing en de vervolging van de dader(s) van hogere kwaliteit zal kunnen zijn. Op dit moment worden immers nog te veel verkrachtingszaken geseponeerd wegens een gebrek aan bewijsmateriaal of wegens het niet kunnen opsporen van de dader(s).