Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 6-140

van Bert Anciaux (sp.a) d.d. 23 oktober 2014

aan de vice-eersteminister en minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken, belast met de Regie der gebouwen

Politie - Dienstwapens - Ongevallen - Zelfmoorden - Verdwijningen - Evolutie

zelfmoord
politie
gemeentepolitie
officiële statistiek
persoonlijk wapen
handvuurwapens

Chronologie

23/10/2014Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 27/11/2014)
26/2/2015Antwoord

Vraag nr. 6-140 d.d. 23 oktober 2014 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Regelmatig berichten de media over ongevallen met dienstwapens van politiebeambten.

Hierover de volgende vragen.

1) Hoeveel ongevallen (niet gewenste schoten) met dienstwapens van politiebeambten werden er jaarlijks, in de periode 2006-2011, geregistreerd? Hoe evolueerden die cijfers en kunnen daar conclusies aan worden gekoppeld?

2) Wat waren de belangrijkste oorzaken of omstandigheden van die ongevallen en kunnen daar conclusies aan worden gekoppeld?

3) In hoeveel gevallen leidden die ongevallen (in de periode 2006-2011) tot (1) dodelijke slachtoffers (2) levensbedreigende kwetsuren (3) licht gewonde slachtoffers?

4) Hoe zijn de slachtoffers van die ongevallen gespreid over (1) de politiebeambte-houder van het dienstwapen, (2) collega-politiebeambten (3) familieleden van de politiebeambte-houder van het dienstwapen en (4) burgers of toevallige omstanders?

5) Hoeveel zelfmoorden werden er gepleegd met dienstwapens van de politie, per jaar, voor dezelfde referteperiode?

6) Hoeveel zelfmoorden werden er gepleegd met dienstwapens van de politie door mensen die niet-houder van dit dienstwapen zijn?

7) Welke zijn de belangrijkste verplichtingen, regels, en gebruiken in verband met de dienstwapens?

8) Hoeveel dienstwapen van de politie verdwijnen er jaarlijks voor dezelfde referteperiode? Hoe kunnen die cijfers worden geduid en verklaard?

Antwoord ontvangen op 26 februari 2015 :

Het geachte lid vindt hieronder het antwoord op zijn vragen:

1.

Jaar

2006

2007

2008

2009

2010

2011

Aantal vermelde gevallen(niet gewenste schoten)

13

16

15

13

16

16

Het aantal door de eenheden gemelde gevallen en geregistreerd door de sectie preventie arbeidsongevallen (CGWB) is relatief stabiel sinds 2006. Dit aantal van niet gewenste schoten is echter nog steeds te hoog rekening houdende met de ernstige gevolgen die deze schoten met zich kunnen meebrengen.

2. Wanneer we de algemene context analyseren waarbij deze schoten werden gelost teneinde er de nodige lessen voor de toekomst uit te trekken, ontdekken we verschillende elementen: in 50 % van de gevallen gaat het om een niet gewenst schot tijdens het uitvoeren van de veiligheidsmaatregelen met het wapen (inpakt in de bodem, in een bureaustoel, een ladenkast…), in meer dan 37 % van de gevallen heeft het schot plaats gehad tijdens een interventie (schot afgegaan bij het naar de grond brengen van een verdachte, of tijdens een val waarbij de trekker wordt afgedrukt), in minder dan 10 % van de gevallen heeft het schot plaats tijdens een training/vorming. We stellen vast dat deze schoten werden afgevuurd in 70 % van de gevallen door politiemensen met de graad van INP, in 87,5 % van de gevallen door personen van het mannelijk geslacht, waarbij de leeftijd in meer dan 50 % van de gevallen onder de 40 jaar is. Maar sinds 2010 echter zien we een stijging van de leeftijd van de betrokken politieman (de meer dan 40 jarigen, zeg maar 50 jarigen worden talrijker).

De interne preventiedienst van de federale politie (CGWB) investeert  dagelijks in het voorkomen van ongevallen en trekt lessen uit ongevallen/veiligheidsincidenten met oog de voorkoming ervan in de toekomst (praktische preventie fiches worden iedere maand opgesteld en uitgegeven naar aanleiding van opvallende ongevallen bijvoorbeeld fiche 1/2014 ongeval als gevolg van een ongewenst schot).

Volgende aanbevelingen worden regelmatig herhaald omdat het werk van politieman met zich meebrengt dat hij vaak in contact is met vuurwapens:

De preventiedienst onderstreept sterk het belang van de tijd nodig voor de vorming, de nood aan voortgezette vorming en de voortdurende recyclage (en dit in het bijzonder bij de verandering aan het model van wapen of de wijziging van het type holster (dijbeenholster of heup holster)

De algemene veiligheidsregels moeten eveneens REGELMATIG worden herhaald:

3. In het merendeel van de gevallen blijft het incident zonder fysieke gevolgen (enkel materiële schade). Er werd geen enkel dodelijk ongeval geregistreerd naar aanleiding van de gerapporteerde ongewenste schoten. Wij tellen over gans de in aanmerking genomen periode acht slachtoffers (allen politiemensen drager van hun dienstwapen) die licht gekwetst werden (bloedende wonde aan de handen, been, vinger, voet…).

4. Bijna alle betrokken slachtoffers zijn politiemensen. In 1 geval heeft de zoon van een politieman het wapen afgevuurd (enkel materiële schade) dat mee naar huis werd gebracht. In een ander geval, heeft de levensgezellin van een operationeel personeelslid een poging tot zelfmoord ondernomen met het wapen van haar levensgezel. Voor wat betreft derden die geraakt zouden zijn, wordt de informatie niet systematisch overgemaakt.

5. Het aantal zelfdodingen met vuurwapen wordt weergegeven in de tabel hieronder voor wat de federale politie betreft. (Er werden geen gegevens meegedeeld over de modus operandi bij de lokale politie).

Jaar

Zelfmoorden federale Politie

Zelfmoorden MET vuurwapens federale politie

2011

3

2     (dienstwapen )

2010

3

1     (dienstwapen)

2009

6

2     (dienstwapen)

1     (persoonlijke wapen)

2008

3

0

2007

5

1    (dienstwapen van een collega)

2    (persoonlijke wapen)

2006

7

3    (dienstwapen)

2    (persoonlijke wapen)

6. Eén geval bekend (en een poging tot zelfdoding met het wapen van de levensgezel die politieman is).

7. Het dienstwapen (kort vuurwapen) maakt deel uit van de individuele bewapening die nominatief aan elke politieambtenaar wordt toebedeeld. Het dienstwapen mag, in principe, enkel gedragen worden tijdens de geprogrammeerde diensturen, en dit overeenkomstig de richtlijnen gegeven door de bevoegde overheid (korpschef, commissaris-generaal of directeur-generaal) en in overeenstemming met de uitvoering van de dienst of de verplichtingen die aan de personeelsleden worden opgelegd. Het bezit, de dracht en het vervoer van dit wapen buiten de geprogrammeerde diensturen mogen slechts plaatsvinden in uitzonderlijke omstandigheden en vereisen de expliciete toelating van de bevoegde overheid. Teneinde de risico’s op incidenten maximaal te beperken, voorziet de regelgeving betreffende de bewapening van de geïntegreerde politie deze mogelijkheid slechts in twee gevallen: wanneer de politieambtenaar de verplaatsing tussen de woon- en werkplaats in uniform doet of in geval van bijzondere omstandigheden die gelinkt zijn aan de uitoefening van de functie.

Enkel de personeelsleden die voldoen aan de verplichtingen inzake vorming en training ter zake zijn toegelaten om een dienstwapen te bezitten en te dragen. Het niet-respecteren van de voornoemde verplichtingen of de, tijdens deze vormingen en trainingen, vastgestelde ongeschiktheid kan ertoe leiden dat de bevoegde overheid de bewapening van het betrokken personeelslid ontneemt.

De ontneming van de bewapening kan eveneens plaatsvinden indien de bevoegde overheid vaststelt of geïnformeerd wordt van het feit dat het bezit of de dracht van de bewapening door het personeelslid een gevaar betekent voor zichzelf of voor derden, omwille van omstandigheden die eigen zijn aan zijn beroep of zijn privé-leven, of te wijten is aan zijn mentale, psychische of fysieke toestand.

De personeelsleden zijn verantwoordelijk voor de bewapeningsstukken die hun zijn toevertrouwd. Zij zijn ertoe gehouden om ze regelmatig te onderhouden en moeten iedere maatregel nemen die bestemd is om de goede bewaring en de goede werking ervan te verzekeren. De bewapening dient bewaard te worden in een beveiligde plaats, buiten het zicht en het bereik van derden, en dit ongeacht of de bewapening tijdens de dienst of, uitzonderlijk, buiten de diensturen wordt gehouden. De omzendbrief GPI 62 van 14 februari 2008 betreffende de bewapening van de geïntegreerde politie voorziet op een gedetailleerde wijze de beveiligingsmaatregelen die dienen nageleefd te worden inzake de bewaring van wapens.

De algemene beveiligingsprincipes inzake de hantering van vuurwapens maken het onderwerp uit van interne richtlijnen voor de politiediensten en zijn hernomen in ieder opleidingshandboek dat gewijd is aan de bewapening of het schieten. Het wordt aan de politieambtenaren ook onder meer herhaald om altijd elk wapen te hanteren op een wijze zoals ze geladen en gewapend zouden zijn, om nooit de loop te richten naar een mikpunt dat men niet wenst te raken, om enkel de vinger op de trekker te leggen indien men daadwerkelijk wil schieten en om het mikpunt duidelijk te identificeren en al hetgeen zich daarachter bevindt. Bijzondere richtlijnen worden eveneens gegeven teneinde de risico’s op incidenten tijdens het onderhoud en het reinigen van de wapens maximaal te beperken. Specifieke infrastructuren (bijvoorbeeld de shootbox) worden eveneens ter beschikking gesteld aan de personeelsleden teneinde deze hanteringen in alle veiligheid uit te voeren.

Tenslotte moet ieder schietincident (dat wil zeggen, ieder gebruik van een dienstvuurwapen) evenals iedere diefstal, elk verlies en elke beschadiging van de bewapening, onverminderd de informatieplicht aan de bevoegde gerechtelijke en bestuurlijke overheden, gemeld worden aan de functionele politieoverheid waarvan het betrokken personeelslid afhangt en in het bijzonder aan de diensten van de federale politie die belast zijn met enerzijds, de inwerkingtreding van de politionele procedures of de gespecialiseerde steun (zoals het stressteam van de federale politie) en anderzijds, met de bewaking, het beheer en de kwalitatieve en kwantitatieve analyse van de evenementen.

8.


2006

2007

2008

2009

2010

2011

Lokale Politie

3

3

5

8

19

8

Federale Politie

1

1

-

-

2

-

Voor de federale politie gaat het om verlies van wapen bij een verplaatsing gedurende een operatie en diefstal bij inbraak in woning.