Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 6-1115

van Christine Defraigne (MR) d.d. 16 november 2016

aan de minister van Justitie

Personen die in bestaansonzekerheid of armoede leven - Toegang tot justitie- Statistieken - Maatregelen om de toegang tot rechten te waarborgen

armoede
toegang tot de rechtspleging
OCMW
rechtsbijstand

Chronologie

16/11/2016Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 15/12/2016)
10/4/2017Rappel
5/11/2017Antwoord

Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 6-1116

Vraag nr. 6-1115 d.d. 16 november 2016 : (Vraag gesteld in het Frans)

Om onze gewaarborgde rechten te kunnen uitoefenen, moeten we toegang krijgen tot justitie. Volgens het tweejaarlijks verslag van het Steunpunt tot bestrijding van armoede, bestaansonzekerheid en sociale uitsluiting over 2014-2015 hebben mensen die in armoede en bestaansonzekerheid leven, niet altijd toegang tot justitie, ofschoon er mechanismen van rechtshulp zijn om die toegang te verzekeren.

Het verslag wijst op het falen van de systemen voor juridische eerstelijns- en tweedelijnsbijstand op drie punten: ten eerste, wat betreft de beschikbaarheid van gekwalificeerd personeel in de Bureaus voor Juridische Bijstand, waarvan sommige maar twee uur per maand open zijn; ten tweede, door de slechte of onbestaande afstemming van de juridische eerstelijnsbijstand op de tweedelijnsbijstand, wat de efficiëntie ervan ondermijnt; ten derde, vanwege een zeker wantrouwen van de rechtszoekende kansarmen. Ze vinden dat ze door de rechtshulp alleen maar meer problemen krijgen in plaats van minder.

Niet alleen hebben kansarmen maar een gebrekkige toegang tot justitie, ze zouden ook zelf afzien van hun recht op toegang tot justitie. Zo zouden huurders van een onbewoonbaar huis niet tegen de eigenaar durven optreden uit angst voor uitzetting en plaatsing van hun kinderen. Zo ook zouden mensen die afhankelijk zijn van het OCMW, ervoor terugschrikken om tegen beslissingen van OCMW-diensten in beroep te gaan.

Het lijkt dus nuttig stil te staan bij het beleid inzake toegang tot justitie vanwege de beschermende werking die daarvan moet uitgaan, met name op het vlak van werkgelegenheid, wonen, sociale en administratieve dienstverlening. Een algemene reflectie over de gelijke toegang tot rechten die gewaarborgd zijn door tal van nationale en internationale wetteksten dringt zich op bij de verschillende overheidsdiensten die betrokken zijn bij de strijd tegen kansarmoede. Enkel door het verzekeren van reële toegang tot die rechten kunnen we kansarmoede terugdringen.

Het federale niveau is bevoegd voor justitie, maar de juridische eerstelijnsbijstand is een bevoegdheid van de Gemeenschappen. Ook inzake armoedebestrijding zijn aspecten als sociale bijstand, wonen, en de organisatie van de OCMW's van belang. Het staat dus vast dat het om een transversale aangelegenheid gaat.

1) Houdt uw beleid rekening met de verschillende elementen die hierboven zijn uiteengezet?

2) Beschikt u over statistieken met betrekking tot de uitoefening van het recht om in beroep te gaan tegen beslissingen van het OCMW door mensen die afhankelijk zijn van het OCMW?

3) Welke oplossingen kunnen de verschillende overheidsdiensten aan kansarmen voorstellen opdat ze daadwerkelijk toegang tot hun rechten zouden krijgen? Hoe wil u die overheidsdiensten laten evolueren met het oog op een betere waarborg van de toegang tot die rechten?

Antwoord ontvangen op 5 november 2017 :

In het rapport armoede en sociale uitsluiting 2014-2015 worden inderdaad verschillende problemen aangekaart in verband met de situatie van personen die in armoede of precaire omstandigheden leven.

Justitie heeft reeds een aantal maatregelen genomen die een antwoord bieden op bepaalde bekommernissen waaraan uiting wordt gegeven in dit verslag.

De juridische tweedelijnsbijstand werd, in nauwe samenwerking met de Ordes van advocaten, hervormd om de gehele keten van juridische bijstand te moderniseren en te verbeteren, zowel voor de begunstigden als voor de verstrekkers.

Wat de advocaten betreft, betreft het meer bepaald de invoering van een betere controle van de prestaties, een verplichte inschrijving op de lijst van de advocaten die prestaties willen leveren in het kader van tweedelijnsbijstand (indien de Ordes dat nodig achten) en een nieuwe nomenclatuur die de nieuwe procedures weerspiegelt.

Wat de verstrekkers betreft, kan het volgende worden aangehaald :

– de inning van een bijdrage (20 euro) voor de aanwijzing van een advocaat en een bijdrage (30 euro) per aanleg om de aanwending van de alternatieve vormen van conflictoplossing aan te moedigen en de begunstigde en de aangestelde advocaat te responsabiliseren om nutteloze procedures te vermijden. Zo wordt tegemoet gekomen aan een van de opmerkingen in het verslag inzake de alternatieve vormen van conflictoplossing.

Er zijn vrijstellingen van betaling van deze bijdragen bepaald om de toegang tot Justitie niet te belemmeren: minderjarigen, geesteszieken, personen die zich moeten verdedigen in een strafrechtelijke procedure en volledig kosteloze juridische bijstand genieten, personen die een procedure instellen tot erkenning als staatloze, personen die een asielaanvraag indienen, personen die een procedure voor toetreding tot het systeem van collectieve schuldenregeling instellen en personen zonder bestaansmiddelen. Het bureau voor juridische bijstand kan de begunstigde geheel of gedeeltelijk vrijstellen van de betaling van de bijdragen indien hij aantoont dat de betaling zijn toegang tot de justitie in ernstige mate zou belemmeren ;

– een gerichte controle van de bestaansmiddelen van de aanvrager van juridische bijstand : de teksten van het Gerechtelijk Wetboek met betrekking tot de financiële voorwaarden voor toegang tot de juridische tweedelijnsbijstand en de rechtsbijstand worden geharmoniseerd en verwijzen naar het begrip « bestaansmiddelen » in plaats van « inkomsten ». Bij het onderzoek van de voorwaarden voor toegang tot de juridische tweedelijnsbijstand worden aldus alle bestaansmiddelen van de begunstigde in aanmerking genomen, zoals inkomsten uit onroerende of roerende goederen, het spaargeld en eenvoudigweg inkomsten in sensu stricto, zodat juridische bijstand verzekerd is voor degenen die er daadwerkelijk nood aan hebben. De vermoedens van ontoereikend inkomen blijven behouden, maar worden weerlegbaar, om de juridische tweedelijnsbijstand voor te behouden aan degenen die er nood aan hebben ;

– afstemming van de procedures voor juridische tweedelijnsbijstand en voor rechtsbijstand : harmonisatie van de voorwaarden voor toegang tot de juridische tweedelijnsbijstand en rechtsbijstand door dezelfde term, « bestaansmiddelen », te gebruiken ; hantering van hetzelfde criterium voor de beoordeling van de aanvraag (kennelijk onontvankelijke of ongegronde zaken worden geweigerd) ; de beslissing van het bureau voor juridische bijstand met betrekking tot de toekenning van de juridische bijstand vormt het bewijs van ontoereikendheid van middelen en bindt het bureau voor juridische bijstand en de rechter gedurende een jaar. Zo wordt een dubbel onderzoek vermeden van hetzelfde toegangscriterium door twee verschillende instanties, zoals in het verslag aan de kaak wordt gesteld.

Er werd ook een fonds voor juridische bijstand opgericht dat moet dienen om de financiering van het systeem van de juridische tweedelijnsbijstand aan te vullen. Die aanvullende inkomsten zullen ongetwijfeld bijdragen tot de verstrekking van een kwaliteitsvolle juridische tweedelijnsbijstand.

Wat de toegang tot Justitie betreft, zijn er besprekingen aan de gang voor degenen die boven de toegangsdrempels voor juridische bijstand zitten, om de rechtsbijstandverzekering met een fiscale stimulans aan te moedigen.

Wat betreft de problematiek van de bevordering van de alternatieve vormen van conflictoplossing, waarvan sprake is in het verslag, kan worden aangegeven dat die zal worden behandeld in een wetontwerp dat binnenkort aan het Parlement zal worden voorgelegd.

Ten slotte wordt voor wat betreft de juridische eerstelijnsbijstand doorverwezen naar de respectievelijke Gemeenschappen, gelet op hun bevoegdheid ter zake. Niettemin is het idee van een betere afstemming tussen de juridische eerstelijnsbijstand en de juridische tweedelijnsbijstand geopperd tijdens de parlementaire besprekingen inzake de hervorming van de juridische bijstand. In dat opzicht zou een denkoefening kunnen worden gehouden met alle betrokken actoren.

Wat betreft het aantal personen die van de OCMW's afhangen dat reeds gebruik heeft gemaakt van het recht om beroep in te stellen tegen de beslissingen van die instellingen is er geen statistiek beschikbaar.