Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 6-1005

van Jean-Jacques De Gucht (Open Vld) d.d. 12 juli 2016

aan de minister van Justitie

Terrorismegedetineerden - Groepsgebonden aspect van deradicalisering - Projecten

gedetineerde
extremisme
terrorisme
reclassering
radicalisering

Chronologie

12/7/2016Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 11/8/2016)
24/11/2016Rappel
28/3/2017Antwoord

Vraag nr. 6-1005 d.d. 12 juli 2016 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

De Nederlandse Onderzoekers B.A. de Graaf en D. Weggemans verrichten onlangs onderzoek naar het omgaan vanwege de overheid met (voormalige) terrorismegedetineerden. Zij schuiven enkele interessante vaststellingen en beleidssuggesties naar voor.

Er wordt vastgesteld dat bij de bestaande praktijken van reclassering wel aandacht wordt besteed aan individuele praktische en ook psychologische begeleiding, maar dat het groepsgebonden aspect van radicalisering en deradicalisering er veel minder een plaats in heeft. Maar naast het in gesprek gaan met en monitoren van een ex-gedetineerde met betrekking tot diens radicale overtuigingen, is juist het sociale netwerk ook zo van belang voor een succesvol traject van re-integratie. De kringen om gedetineerden heen scheppen immers de omstandigheden om uittreding en uiteindelijk wellicht ook deradicalisering positief te beïnvloeden. Via vrienden en familie en andere « positieve» sociale contacten wordt de « beloning », de « pull »-factor om oude radicale netwerken te verlaten, vergroot.

Wat betreft transversaal karakter : de verschillende regeringen en schakels in de veiligheidsketen zijn het eens over de fenomenen die de komende vier jaar prioritair moeten worden aangepakt. Die staan gedefinieerd in de kadernota Integrale Veiligheid en het Nationaal Veiligheidsplan voor de periode 2016–2019, en werden besproken tijdens een Interministeriële Conferentie, waarop ook de politionele en justitiële spelers aanwezig waren. Het fenomeen van de strijd tegen het terrorisme en de radicalisering is één van de grote prioriteiten. Deze vraag is een transversale gemeenschapsaangelegenheid betreffende de strijd tegen radicalisering en de deradicalisering.

Ik had dan ook graag een antwoord gekregen op de volgende vragen :

1) Kan de geachte minister aangeven in hoeverre wat betreft de bestaande praktijken van reclassering van terrorismegedetineerden er wordt gefocust op het groepsverbanden aspect van radicalisering? Kan hij dit concreet toelichten naar projecten, middelen en inzet?

2) Kan hij aangeven in hoeverre dit reeds het voorwerp uitmaakte van overleg met de Gewesten en andere actoren? Gaat hij dit desgevallend agenderen en kan hij dit concreet toelichten?

Antwoord ontvangen op 28 maart 2017 :

1) De psychosociale diensten binnen de penitentiaire inrichtingen geven op basis van een grondig risicotaxatie-onderzoek, waarbij de risico- en protectieve factoren in kaart worden gebracht, advies aan de directeur van de gevangenis over de toekenning van strafuitvoeringsmodaliteiten en de voorwaarden die hierbij idealiter in acht dienen te worden genomen.

Het reclasseringsplan wordt opgesteld, rekening houdend met de vastgestelde risico- en protectieve factoren.

Het sociaal netwerk, waarbinnen de onderzochte ingebed is, wordt in het licht van dergelijk onderzoek binnen het daartoe wettelijk voorziene kader onderzocht.

Dit wettelijk kader laat toe een maatschappelijke enquête uit te voeren door de Justitiehuizen wanneer zij daartoe gemandateerd worden. Een dergelijke enquête bij het sociaal netwerk wordt echter enkel uitgevoerd bij de personen die de gedetineerde willen opvangen tijdens de aangevraagde strafuitvoeringsmodaliteit (penitentiair verlof, elektronisch toezicht, voorwaardelijke invrijheidstelling, enzovoort).

Wat voorafgaat, betreft dus voornamelijk het familiale netwerk. Om een volledig zicht te krijgen op het bredere sociaal netwerk rond een gedetineerde, dient idealiter een netwerkanalyse uitgevoerd te worden waarbij alle belangrijke personen die rond een gedetineerde staan in kaart worden gebracht en waarbij wordt nagegaan in hoeverre zij een risicoreducerende versus risicoversterkende invloed hebben op de man/vrouw in kwestie.

Dergelijke analyse is bij uitstek een opdracht voor politie- en inlichtingendiensten. De informatie die zij via de cel CELEX (de dienst binnen de penitentiaire administratie die de informatie-uitwisseling tussen gevangenissen en politie- en inlichtingendiensten coördineert) uitwisselen, wordt verwerkt in de strategie die het gevangeniswezen ten aanzien van deze gedetineerden volgt. En dit zowel wat het intern beheer betreft (het regime en de interne classificatie dus) als met het oog op eventuele strafuitvoeringsmodaliteiten en de invrijheidstelling in het bijzonder.

2) De opvolging van gedetineerden tijdens strafuitvoeringsmodaliteiten, de begeleiding strictu sensu van gedetineerden en de begeleiding van het familiaal netwerk zijn welomschreven opdrachten voor de Justitiehuizen (bijstand aan gedetineerden is een persoonsgebonden materie die door de Staatshervorming aan de Gemeenschappen werd toegewezen).

De Gemeenschappen krijgen alle relevantie info van het Directoraat-generaal Penitentiaire Inrichtingen (EPI) bij het opstarten van een begeleiding tijdens strafuitvoeringsmodaliteiten.

Informatie over het sociaal netwerk (met de beperkingen zoals hoger beschreven) wordt dus overgemaakt aan de Gemeenschappen.

Er vindt op regelmatige basis overleg plaats tussen de bevoegde ministers op de Interministeriële Conferentie Justitiehuizen via een ad hoc werkgroep om de informatiestroom in vlotte banen te leiden.

De Gemeenschappen kunnen meer duidelijkheid geven over de gehanteerde methodologie voor het betrekken van het sociaal netwerk tijdens de opvolging van de justitiabelen onder strafuitvoeringsmodaliteiten.

Het Directoraat-generaal EPI blijft inzetten op permanent overleg met de Gemeenschappen. Het aanbod van de Gemeenschappen bevindt zich in volle ontwikkelingsfase voor deze specifieke doelgroep.