Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-9546

van Karl Vanlouwe (N-VA) d.d. 12 juli 2013

aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken

de situatie van de Oeigoeren in Xinjiang

China
etnische groep
godsdienstige groep
etnische discriminatie
rechten van de mens
staatsgeweld
Belgen in het buitenland
Tibet-kwestie

Chronologie

12/7/2013Verzending vraag
10/10/2013Antwoord

Herkwalificatie van : vraag om uitleg 5-3578

Vraag nr. 5-9546 d.d. 12 juli 2013 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Op 24 april vielen 21 doden na een schermutseling in Siriqbuya die volgens de Chinese overheid uitgelokt werd na een aanval van zes Oeigoerse terroristen op politieagenten. De "terroristen" zouden in een vuurgevecht met politieversterking zijn omgebracht en in hun verzet nog 15 slachtoffers gemaakt hebben, waaronder tien Oeigoeren. De Amerikaanse ambassadeur, die in Xinjiang op dat moment op bezoek was, riep op tot een transparant onderzoek. Het was het ergste etnisch geweld sinds de opstand van juli 2009 in Urumqi waarbij 200 slachtoffers vielen.

In de nasleep van dit nieuwe geweld bestaan er aanwijzingen dat de Chinese autoriteiten begonnen zijn met het registreren van gelovigen. Daarnaast zou er ook gevraagd worden naar hun kennis van religie en of ze al dan niet een publiek ambt bekleden. Mensenrechtenactivisten vrezen dat het recente geweld een nieuw voorwendsel is om de Oeigoerse minderheid nog sterker te gaan volgen en te bespioneren.

Daarnaast beschuldigde het Amerikaanse ministerie van buitenlandse zaken in het jaarlijks rapport over de mensenrechtensituatie China ervan een hardere repressie te voeren tegen Tibetaanse en Oeigoerse minderheden. Meer specifiek gaat het over het harde optreden tegen mensenrechtenactivisten, een grote internetcensuur en grotere beperkingen waarmee het maatschappelijk middenveld te kampen heeft. Daarnaast blijft China de vrijheden van meningsuiting, godsdiensten en bijeenkomst in verregaande mate beperken. Daarbij worden de dagdagelijkse bewegingen en communicatie van de etnische minderheden in de weerspannige regio's van Xinjiang en Tibet sterk in het oog gehouden.

Het rapport spreekt van arbitraire detentie waarbij vele Oeigoeren gevangen worden gezet op verdenking van terrorisme, separatisme en religieus extremisme. Daarnaast worden dankzij de grote influx van Han-Chinezen de Oeigoeren steeds meer gediscrimineerd en komen ze steeds meer in werkloosheid en armoede terecht.

Mijn vragen aan de minister zijn:

1. Kan u het recent geweld in de Xinjiang Autonome Regio bevestigen?

2. Kan u eveneens bevestigen dat de Chinese autoriteiten begonnen zijn met het registreren van religieuze Oeigoeren? Wat is uw positie daaromtrent?

3. Heeft u kennis genomen van het mensenrechtenrapport van het Amerikaanse ministerie van buitenlandse zaken? Hoe evalueert u de situatie in Xinjiang en Tibet in het bijzonder?

4. Hoeveel landgenoten bevinden zich momenteel in Xinjiang en Tibet? Zijn er landgenoten bij die bij lokale ngo's werken of als toerist in de betrokken regio's vertoeven?

Antwoord ontvangen op 10 oktober 2013 :

1. Ik ben door onze ambassade in Peking op de hoogte gesteld van deze gebeurtenissen al blijft de juiste toedracht van de feiten verschillen naar gelang de bron.  

2. De feiten waarnaar u verwijst hebben inderdaad aanleiding gegeven tot het nemen van nieuwe maatregelen zoals het bijhouden van een register. In dat register zouden notities gemaakt worden zoals: “draagt een hoofddoek”, “studeert de koran” en soortgelijke meer. Ook het verkrijgen van een SIM-kaart voor mobiel telefoonverkeer vereist dat de identiteit van de koper of aanvrager geregistreerd wordt. Deze maatregelen gaan zeer ver en ik denk dat ze op termijn de weerstand tegen het Chinese regime nog zullen aanwakkeren. Ze zijn dus contraproductief. Dat werd trouwens recent bewezen. Op donderdag 27 juni waren er opnieuw zware rellen op zo een 250 km ten zuidwesten van de provinciehoofdstad Urumqi. Volgens Chinese bronnen (Xinhua, vrijdag 28 juni 2013) vielen daarbij 35 doden waarvan 11 relschoppers en twee politieagenten. Van de 35 doden zijn er 16 slachtoffers van de Oeigoerse minderheid. De Chinese Han slachtoffers zouden veelal werknemers op een bouwwerf geweest zijn. Volgens de in de Verenigde Staten (VS) gevestigde radiozender “Free Asia” is de balans zelfs nog zwaarder en zou die op 46 doden liggen. De vlaag van recent geweld moet wellicht ook gezien worden in het licht van de verjaardag van de rellen die in 2009 aan meer dan 200 mensen het leven kostte.

Op 30 juni zijn trouwens de minister van Openbare veiligheid (GUO Shengkun) en de nummer vier van het Chinese Politbureau (YU Zhengsheng) naar de regio gereisd, wat bewijst dat Peking de zaak ernstig neemt. 

3. Ik heb wel degelijk kennis genomen van het mensenrechtenrapport van het Amerikaanse State Department. De situatie van de mensenrechten blijft zorgwekkend. Ik herhaal dat we op Europees niveau deze problematiek moeten blijven aankaarten.  

4. Wat de aanwezigheid van onze landgenoten in deze gebieden betreft, kan ik u nog de volgende informatie meedelen : 

Tibet : 4 personen (3 volwassenen, één kind). Alle volwassenen zijn medewerkers van een Niet-gouvernementele organisatie (NGO).

Xinjiang : 4 personen (2 volwassenen, twee kinderen), beide volwassenen zijn manager in éénzelfde bedrijf. 

Het aantal toeristen is natuurlijk moeilijk in te schatten. We horen enkel van hen als er iets misloopt.