Begrafenisvergoeding voor rechthebbenden van gepensioneerde rijksambtenaren - Afschaffing - Wetsontwerp
dood
ambtenaar
rechten van de ambtenaar
statuut van de ambtenaar
pensioenregeling
25/6/2013 | Verzending vraag |
10/10/2013 | Antwoord |
Het wetsontwerp tot wijziging van de wet van 30 april 1958 tot wijziging van de koninklijke besluiten nrs. 254 en 255 van 12 maart 1936, waarbij eenheid wordt gebracht in het regime van de pensioenen der weduwen en wezen van het burgerlijk rijkspersoneel en van de leden van het leger en van de Rijkswacht, en tot instelling van een begrafenisvergoeding ten gunste van de rechthebbenden van gepensioneerde rijksambtenaren, beoogt de afschaffing van die begrafenisvergoeding voor rechthebbenden van de titularis van een rustpensioen ten laste van de Staatskas of ten laste van het pensioenstelsel ingesteld door de wet van 28 april 1958 betreffende het pensioen van het personeel van zekere organismen van openbaar nut alsmede van hun rechthebbenden.
Deze maatregel vindt zijn oorsprong in de besparingslogica van de federale regering.
Hierbij moet echter worden opgemerkt dat de begrafenisvergoeding deel uitmaakt van het pakket van rechten dat de ambtenaar verwierf bij zijn aanstelling. Betrokkenen berichten me dat het hier zou gaan over een ongeoorloofde eenzijdige wijziging van een overeenkomst, een integraal onderdeel van het statuut van een ambtenaar.
Hierover de volgende vragen.
1) Maakt de begrafenisvergoeding integraal deel uit van de verworvenheden die een statutair ambtenaar bij zijn aanstelling verwierf?
2) Kan de regering eenzijdig een onderdeel van dit statuut, zijnde een bijzondere tegemoetkoming, schrappen of is hier inderdaad sprake van een vorm van eenzijdige verbreking van een overeenkomst?
In antwoord op zijn vragen kan ik het geachte lid het volgende antwoorden.
De begrafenisvergoeding voor rechthebbenden van de gepensioneerde rijksambtenaren wordt geregeld in de wet van 30 april 1958 tot wijziging van de koninklijke besluiten nrs. 254 en 255 van 12 maart 1936 waarbij eenheid wordt gebracht in het regime van de pensioenen der weduwen en wezen van het burgerlijk rijkspersoneel en van de leden van het leger en van de rijkswacht, en tot instelling van een begrafenisvergoeding ten gunste van de rechthebbenden van gepensioneerde rijksambtenaren.
Voormelde wet maakt deel uit van de pensioenreglementering en niet van het statuut van de ambtenaren. Daar het een wet betreft, komt het aan het parlement toe om het voorliggende voorontwerp tot wijziging van de wet van 30 april 1958 goed te keuren. Zelfs indien de begrafenisvergoeding deel zou hebben uitgemaakt van het statuut, zou er zich juridisch geen probleem stellen vermits de mogelijkheid tot een eenzijdige wijziging van het statuut door de overheid wel degelijk bestaat.
Maar het gaat hier dus niet om een eenzijdige verbreking van een overeenkomst en evenmin om een wijziging van het statuut van de ambtenaren. Het gaat hier om een door het parlement te beslissen wijziging van een wet.