Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-9384

van Willy Demeyer (PS) d.d. 20 juni 2013

aan de minister van Werk

Sluiting van ondernemingen en actief beheer van de herstructureringen - Wet-Renault - Verplichtingen van de werkgever - Niet-naleving - Financiële sancties - Cel Herstructureringen van de FOD Werkgelegenheid - Werking

opheffing van de zaak
collectief ontslag
werkgelegenheidsbeleid
sociaal recht
industriële herstructurering

Chronologie

20/6/2013Verzending vraag
30/4/2014Antwoord

Vraag nr. 5-9384 d.d. 20 juni 2013 : (Vraag gesteld in het Frans)

Op 27 februari om 17 uur kondige Renault de sluiting aan van de fabriek in Vilvoorde. 3100 banen verdwenen. Bij de aankondiging via de pers werden de bepalingen die toen golden voor collectieve ontslagen (Europese richtlijn 75/129/EEG van de Raad betreffende de aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten inzake collectief ontslag, de collectieve arbeidsovereenkomsten (CAO) 9, 10 en 24, en het koninklijk besluit van 24 mei 1976 betreffende het collectief ontslag) helemaal niet nageleefd.

De wetgever heeft toen gereageerd met de wet van 13 februari 1998 houdende bepalingen tot bevordering van de tewerkstelling, beter bekend onder de naam wet-Renault.

Wat de wet-Renault genoemd wordt, namelijk de artikelen 62 tot 70 van de wet van 19 februari 1998, bevatte oorspronkelijk twee soorten maatregelen:

- de nietigheid van de collectieve ontslagen zolang de informatie- en raadplegingsprocedure ten behoeve van de werknemers niet is afgerond;

- de ontrading van het beroep op collectieve ontslagen door het invoeren van een financiële sanctie, namelijk de terugbetaling van de staatssteun van de laatste vijf jaren (artikel 70).

Volgens professor emeritus arbeidsrecht aan de Katholieke Universiteit Leuven (KUL) Gilbert Demez, die op 4 juni 2013 gehoord werd in de senaatscommissie voor de Financiën en de Economische Aangelegenheden, werd deze bepaling, die door de Koning in werking kon worden gesteld, nooit uitgevoerd.

Daarom vraagt de heer Demez dat wordt nagedacht over de efficiëntie van de norm in sociaal recht.

Programmawet I van 8 april 2003 heeft artikel 70 van de wet-Renault opgeheven en heeft een nieuwe regeling inzake financiële sanctie ingevoerd in geval van niet-naleving van bepaalde verplichtingen van de werkgever bij de sluiting van ondernemingen..

Die nieuwe regeling verschilt enigszins van het ontradingsmechanisme dat in 1998 werd vastgelegd in artikel 70 van de wet-Renault:

- toepassingsgebied: artikel 70 van de wet-Renault had betrekking op de collectieve ontslagen, terwijl de nieuwe regeling van toepassing is op de sluitingen van ondernemingen;

- bedrag van de sanctie: artikel 70 van de wet-Renault voorzag in de terugbetaling van de steun die de regering heeft toegekend in de periode van vijf jaar vóór het ontslag. De nieuwe regeling maakt het mogelijk een onderneming te veroordelen tot de betaling, aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid (RSZ) van een bedrag van duizend tot vijfduizend euro per werknemer die door de gesloten entiteit werd tewerkgesteld op het ogenblik van de beslissing tot sluiting;

- autoriteit: artikel 70 van de wet-Renault werd ingevoerd bij koninklijk besluit, na.een niet-bindend advies van de Nationale Arbeidsraad (NAR). De nieuwe regeling wordt in werking gesteld door een rechter.

- de wortel en de stok: artikel 70 van de wet-Renault voorzag in een financiële sanctie. De nieuwe bepaling bevat ook “positiever” maatregelen: bij de federale overheidsdienst (FOD) Werkgelegenheid wordt een gespecialiseerde cel opgericht “met het oog op het zoeken van de meest harmonieuze oplossing voor de sociale gevolgen van de herstructurering”. Dat is de geest van het actieve beheer van de herstructureringen.

In verband daarmee heb ik volgende vragen:

1) Van hoeveel veroordelingen op basis van artikel 48 van de programmawet van 8 april 2003 (betaling aan de RSZ van een bedrag van duizend tot vijfduizend euro per werknemer bij het niet naleven, door de werkgever, van zijn verplichtingen inzake informatie) heeft de minister kennis? Welke bedragen vertegenwoordigen deze veroordelingen? Hoe evalueert ze dat cijfer uit het oogpunt van de efficiëntie van de norm? Vindt ze deze regeling ontradend?

2) Kan ze de werkzaamheden beschrijven die de cel gespecialiseerd in herstructureringen bij de FOD Werkgelegenheid heeft uitgevoerd, alsook de acties die ze ondernomen heeft in het kader van het actief beheer van de herstructureringen?

Antwoord ontvangen op 30 april 2014 :

1) De rechters hebben nog geen vonnissen of arresten medegedeeld aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid met toepassing van artikel 48 van de programmawet van 8 april 2003.

2) De ondersteuningscel voor herstructurering van ondernemingen bij de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en sociaal Overleg zoals bepaald bij artikel 51 van de programmawet van 8 april 2003, werd nog niet opgericht.