Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-9285

van Bert Anciaux (sp.a) d.d. 10 juni 2013

aan de minister van Justitie

Centraal strafregister - Jeugddelinquentie - Schrappingen

strafblad
jeugdcriminaliteit
officiële statistiek

Chronologie

10/6/2013Verzending vraag
26/7/2013Antwoord

Vraag nr. 5-9285 d.d. 10 juni 2013 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Als de jeugdrechter een vonnis velt over jongeren die een als misdrijf omschreven feit pleegden, wordt dat vonnis bijgehouden in het centraal strafregister. De feiten komen niet in het gemeentelijk strafregister en ook niet op het getuigschrift van goed zedelijk gedrag. De informatie uit het centraal strafregister is niet toegankelijk voor particulieren, of een werkgever, ook als die werkgever de overheid is. De informatie is alleen toegankelijk als ze onontbeerlijk is, bijvoorbeeld als iemand na de leeftijd van 18 jaar nog ernstige feiten pleegt, of bij een kandidatuur voor het leger of de federale politie. Op 28 jaar wordt het strafblad gewist (of 10 jaar na de meerderjarigheid).

Aan de Jeugdrechtbank kan de schrapping uit het centraal strafregister worden gevraagd. Dit kan slechts na verloop van vijf jaar na het einde van de opgelegde maatregel.

Hierover de volgende vragen.

1) Hoeveel schrappingen uit het centraal strafregister werden er jaarlijks de afgelopen vijf jaar aangevraagd? Hoeveel daarvan waren ontvankelijk? Hoeveel werden er toegekend door de jeugdrechter?

2) Bestaan er nog andere voorwaarden voor een schrapping afgezien van het verloop van vijf jaar sinds het einde van de opgelegde maatregel?

3) Bestaan er grote verschillen bij het toekennen van de schrapping naargelang de gerechtelijke arrondissementen? Hoe verklaart de geachte minister dat?

4) Heeft de jeugdrechter een motivatieplicht bij het al dan niet toekennen van een schrapping?

Antwoord ontvangen op 26 juli 2013 :

1. Mijn departement beschikt niet over de door u gevraagde cijfergegevens. De schrapping van een jeugdmaatregel op basis van artikel 63, vijfde lid van de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming, het ten laste nemen van minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd en het herstel van de door dit feit veroorzaakte schade wordt – enkel indien de aanvraag wordt ingewilligd – door de rechterlijke instanties meegedeeld aan het Centraal Strafregister waarna de jeudgmaatregel manueel wordt uitgewist. De parketten en griffies beschikken eveneens niet over statistieken betreffende het aantal aanvragen tot schrapping op grond van dit artikel 63, vijfde lid van de wet van 8 april 1965.

2. Neen. Er wordt algemeen aangenomen dat de minderjarige via een eenvoudig verzoekschrift of een brief aan de jeugdrechter kan vragen om de jeugdmaatregel te schrappen na vijf jaar sedert het ophouden van de opgelegde maatregel. Het is wel belangrijk dat het verzoek duidelijk genoeg is geformuleerd en ondertekend en gedateerd is. Er zijn geen andere materiële of formele vereisten. De schrapping houdt in dat de jeugdmaatregel niet meer wordt vermeld op het uittreksel bestemd voor de gerechtelijke of administratieve overheden. Op de uittreksels bestemd voor particulieren worden jeugdmaatregelen sowieso niet vermeld.

3. Aangezien ik, gelet op het antwoord op uw eerste vraag, niet over cijfermateriaal beschik betreffende de schrappingen op grond van artikel 63 van de voornoemde wet is het onmogelijk uw vraag te beantwoorden.

4. Elke rechterlijke beslissing dient te worden gemotiveerd op grond van artikel 149 van de Grondwet. Dit is ook het geval voor de beslissing van de jeugdrechter tot toekenning of afwijzing van het verzoek tot schrapping overeenkomstig artikel 63 van de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming, het ten laste nemen van minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd en het herstel van de door dit feit veroorzaakte schade . In de parlementaire voorbereiding (Senaat, zitting 1962-1963, memorie van toelichting nr. 637-1 van 13 september 1963) van deze wet leest men in dit verband het volgende: “Over de beslissing oordeelt de rechtbank zonder dat door de wet zelf maatstaven worden aangelegd betreffende de veroordelingen die de schrapping in de weg staan: de rechtbank zal rekening houden met de aard en de zwaarte ervan, alsmede met het gedrag van de verzoeker.”