College van Ombudsmannen voor pensioenen - Wijziging van artikel 76 van het koninklijk besluit van 21 december 1967
pensioenregeling
gescheiden persoon
4/6/2013 | Verzending vraag |
4/7/2013 | Antwoord |
Het jaarverslag 2012 van het college van de Ombudsmannen voor Pensioenen bevat onder andere de aanbeveling (p. 45) om het artikel 76 van het koninklijk besluit van 21/12/1967 te wijzigen, door aan de situaties waarin een ambtshalve onderzoek moet gebeuren het ambtshalve onderzoek van het recht op een pensioen als uit de echt gescheiden echtgenoot toe te voegen voor de personen die een rustpensioen als werknemer genieten op het ogenblik van de overschrijving van de echtscheiding in de registers van de burgerlijke stand.
Wanneer zal de geachte minister het advies van het college van de Ombudsmannen voor Pensioenen volgen, om het artikel 76 van het koninklijk besluit van 21/12/1967 te wijzigen, door aan de situaties waarin een ambtshalve onderzoek moet gebeuren het ambtshalve onderzoek van het recht op een pensioen als uit de echt gescheiden echtgenoot toe te voegen voor de personen die een rustpensioen als werknemer genieten op het ogenblik van de overschrijving van de echtscheiding in de registers van de burgerlijke stand?
In antwoord op de vraag van het geacht Lid kan ik meedelen wat volgt.
De rechten van de uit de echt gescheiden personen worden momenteel ambtshalve onderzocht
wanneer de persoon op het ogenblik van de echtscheiding een gedeelte van het pensioen van de echtgenoot geniet (toepassing van artikel 74 van het koninklijk besluit van 21 december 1967) en voor zover hij de pensioenleeftijd heeft bereikt.
wanneer tijdens het onderzoek van het recht op een persoonlijk rustpensioen blijkt dat de ex-echtgenoot een activiteit als werknemer heeft uitgeoefend.
wanneer de gerechtigde de leeftijd van zestig jaar heeft bereikt en het recht op rustpensioen is geopend krachtens een andere Belgische wettelijke pensioenregeling op de eerste dag van de maand volgend op de overschrijving van de echtscheiding in de registers van de burgerlijke stand.
Aan de betrokkenen wordt uiteraard de mogelijkheid geboden om een aanvraag in te dienen vanaf de datum waarin zij in kennis zijn gesteld van de rechterlijke beslissing waarbij de echtscheiding wordt uitgesproken.
De ombudsman stelt de vraag of de reglementering niet moet uitgebreid worden door aan de situaties waarin een ambtshalve onderzoek moet gebeuren het ambtshalve onderzoek van het recht op een pensioen als uit de echt gescheiden echtgenoot toe te voegen voor de personen die een rustpensioen als werknemer genieten op het ogenblik van de overschrijving in de registers van de burgerlijke stand.
Het lijkt mij inderdaad logisch dat de Rijksdienst voor pensioenen niet alleen een ambtshalve onderzoek opstart bij een situatie van feitelijke scheiding maar ook in het geval dat op het moment van de overschrijving van de scheiding in de bevolkingsregisters betrokkene in het genot is van een rustpensioen als werknemer of dat de andere echtgenoot in het genot was van een gezinspensioen als werknemer.
Ik zal het initiatief nemen om het artikel 76 van het koninklijk besluit van 21 december 1967 aan te passen en neem in deze ook contact op met mijn collega Laruelle wat het pensioen als zelfstandige betreft.