Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-8921

van Bert Anciaux (sp.a) d.d. 3 mei 2013

aan de minister van Financiën, belast met Ambtenarenzaken

Het sturend vermogen van de federale overheid met betrekking tot de bank Belfius

bank
kredietinstelling
financiële interventie
nationalisering

Chronologie

3/5/2013Verzending vraag
25/4/2014Antwoord

Herkwalificatie van : vraag om uitleg 5-3255

Vraag nr. 5-8921 d.d. 3 mei 2013 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Actualiteit

De Belfiusbank is voor 100% eigendom van de Belgische overheid

De leiding van de bank werd toevertrouwd aan een directie/managementteam

Recent blijkt er een groeiende onduidelijkheid over wie voor welke aspecten Belfius aanstuurt:

- Blijkbaar werkt het management louter met een bedrijfsmatige logica, uiteraard in het voordeel van de bank

- Maar de aandeelhouders - in casu de Belgische staat - bepaalt uiteraard het strategische en normatieve beleid

- Daarbij rijzen heel concrete vragen naar aansprakelijkheid (juridisch) en verantwoordelijkheid (moreel, politiek)

- Wie draagt welke aansprakelijkheid en welke verantwoordelijkheid voor welke soort van beslissingen, op welk niveau, met welke consequenties

- Die leidde naar onoverzichtelijke, ondoorzichtige en onbeheersbare commentaren, insinuaties enzovoort.

Er rijst een duidelijke vraag naar het sturend vermogen van de federale staat - eigenaar - m.b.t. het beleid van Belfius

Context

Het beleid van een bank van de gemeenschap bevindt zich in het middelpunt van morele en politieke vragen

De regering en het parlement zijn de emanatie van dit eigenaarschap

Maar de impact van dit eigenaarschap lijkt erg wazig en warrig

- In welke mate zijn beslissingen van het management - ongetwijfeld met een economisch verdedigbare logica - gedekt door de politiek?

- Tot op welk niveau kan het management zelfstandig beslissingen nemen?

- Wanneer en hoe kan de overheid ingrijpen en blijft dit beperkt post factum of ook ex ante?

Vraag

Kan de minister inzake de relatie tussen de federale overheid, enige eigenaar van Belfius, en het management van de bank op een duidelijke, heldere en ondubbelzinnige wijze toelichten hoe de aspecten aansprakelijkheid en verantwoordelijkheid zuiver worden verdeeld en binnen welke grenzen het bestuurlijke vermogen van de federale overheid zich kan, mag en moet ontplooien?

Antwoord ontvangen op 25 april 2014 :

I. De Staat als aandeelhouder 

(i) Principe 

Dat de federale overheid als aandeelhouder tussenkomt in de banksector houdt in dat de Staat tot haar tussenkomst via de FPIM beslist middels een bij Ministerraad overlegd koninklijk besluit en de grote lijnen ervan in overleg met de FPIM definieert.  

De opdracht van de FPIM wordt bevestigd in een conventie van gedelegeerde opdracht. 

De FPIM heeft op grond van de wet van 2 april 1962 onder meer tot doel de haar door de Staat toevertrouwde opdrachten, de zogenaamde gedelegeerde opdrachten, te vervullen. 

Het mechanisme van die “gedelegeerde opdrachten” behelst het verrichten van een bepaalde rechtshandeling door de FPIM in opdracht van de Staat. 

De FPIM handelt in eigen naam (en niet in naam van de Staat) en is dus jegens derden het voorwerp van de rechten en verplichtingen die ontstaan uit de uitvoering van haar opdracht. 

De handelingen die de FPIM stelt in het kader van een gedelegeerde opdracht gebeuren voor rekening van de Staat en onder de verantwoordelijkheid van de Regering.  

Bij gedelegeerde opdrachten zijn er de facto drie partijen: de overheid die de opdracht geeft (in casu de federale Staat), de FPIM die de opdracht uitvoert in haar hoedanigheid van aandeelhouder en de betrokken vennootschap zelf die uiteraard haar eigen organen heeft, haar management, raad van bestuur, comités, enz. 

(ii) Interactie tussen de Staat en de FPIM  

De interactie tussen de Staat en de FPIM heeft twee aspecten:  

(a) Controle door de Regeringscommissaris – De Regeringscommissaris van de FPIM heeft als opdracht erop toe te zien dat de beslissingen van de FPIM in conform zijn met de wet, de uitvoeringsbesluiten en de conventies van gedelegeerde opdracht. Hij heeft daartoe het recht om kennis te nemen van alle beslissingen van de algemene vergadering, de raad van bestuur en, desgevallend, van het orgaan belast met het dagelijks bestuur, om alle nodige controles uit te voeren en om zich alle daartoe nuttige inlichtingen en stukken te doen verstrekken. Wanneer hij het nuttig acht, woont hij de vergaderingen van de raad van bestuur bij; de agenda van deze vergaderingen wordt hem vooraf meegedeeld. Hij zetelt er met raadgevende stem. 

(b) Interactie met de Voogdijminister – De contacten met de Staat gaan verder           dan een gewone controle: zo zijn er regelmatig rechtstreekse contacten tussen de FPIM en de bevoegde minister(s) of zijn vertegenwoordigers om te overleggen over elke relevante aangelegenheid. 

De FPIM spreekt dan ook met de Voogdijminister(s) (of zijn kabinet of administratie), of schrijft die aan, omtrent de lopende gedelegeerde opdrachten en de evolutie van de participaties, dit op vraag van die Voogdijminister(s) of op voorstel van de FPIM.

(iii) Interactie tussen de FPIM en de vennootschap 

Het bestuur van de vennootschap ontmoet regelmatig, en naargelang de urgentie, de FPIM om onder meer de volgende punten te bespreken: 

- belangrijkste evoluties van de vennootschap;

- strategische vooruitzichten;

- naleving van de regels van corporate governance;

- cijfers (operationele rentabiliteit, financiële rentabiliteit, schuldenlast, enz.). 

In het geval van Belfius is er bijvoorbeeld elke maand een contact tussen de directie van Belfius en de FPIM over de resultaten en de evolutie van de bank. 

(iv) Interactie tussen de Staat en de vennootschap 

Teneinde zich te informeren over de belangrijke ontwikkelingen van de vennootschap, mag de Voogdijminister(s) uiteraard ook rechtstreekse informatieve contacten op hoog niveau onderhouden met het management van de vennootschap, wanneer dit passend is en uiteraard zonder te interfereren met de werking van het management.  

ii. Bestuur van de vennootschap 

De bankwetgeving, in het bijzonder de nieuwe bankwet die op 3 april jl. werd goedgekeurd door de Kamer, beschrijft de taken en verantwoordelijkheden van de aandeelhouders en bestuurders van de banken op precieze wijze. Elke bank moet deze taken en verantwoordelijkheden vertalen in een governance memorandum. 

Voor het toezicht op de naleving van de bankwetgeving is de prudentiële toezichthouder bevoegd, zijnde de Nationale Bank van België en morgen de Europese Centrale Bank. Het spreekt voor zich dat noch de Voogdijminister, noch de FPIM mogen interfereren met de werking van deze instellingen. 

(i) De rol van de raad van bestuur  

De financiële instellingen zijn geen gewone ondernemingen en hun activiteit heeft belangrijke implicaties voor de Belgische economie.  

Gelet op het voorgaande, heeft de NBB (destijds de CBFA) de onderstaande principes van governance uitgevaardigd[1]. 

De taken van de raad van bestuur zijn als volgt[2]: 

·vastleggen van de doelstellingen en waarden van de instelling;

· goedkeuren en geregeld evalueren van de beleidsstructuur, de organisatie, de interne controle en de onafhankelijke controlefuncties van de instelling;

· geregeld nagaan of de instelling beschikt over een doelmatige interne controle betreffende de betrouwbaarheid van het financiële verslaggevingsproces;

· goedkeuren en geregeld evalueren van de krachtlijnen van het algemene beleid en de strategie van de instelling, onder meer met betrekking tot

- commercieel beleid en structuren;

- risicoprofiel, -beleid en -beheer;

- kapitaaltoereikendheid;

- uitbesteding;

- bedrijfscontinuïteit;

- integriteit- en cliëntacceptatie;

- belangenconflicten;

- vrijwaring van cliëntenrechten in verband met de aangehouden cliëntentegoeden;

· toezicht uitoefenen op het management door effectief gebruik te maken van de onderzoeksbevoegdheden waarover de bestuurders beschikken en via rapportering van het management over de gang van zaken in de ondernemingsactiviteit;

· kennis nemen van de belangrijke bevindingen van de onafhankelijke controlefuncties van de financiële instelling, van de commissaris en van de NBB, in voorkomend geval via gespecialiseerde comités ingesteld door de raad, en erop toezien dat het directiecomité de nodige maatregelen neemt om eventuele tekortkomingen te verhelpen. 

Deze beginselen werden op meer uitdrukkelijke en gedetailleerde wijze verankerd in de richtlijn 2013/36/EU van 26 juni 23013, omgezet in de nieuwe bankwet die werd goedgekeurd door de Kamer op 3 april ll. Artikel 23 van die wet bepaalt uitdrukkelijk dat het wettelijk bestuursorgaan de algemene verantwoordelijkheid draagt voor de kredietinstelling. Hiertoe bepaalt en controleert het wettelijk bestuursorgaan met name de strategie en de doelstellingen van de instelling alsook het risicobeleid, met inbegrip van de risicotolerantie van de instelling, en keurt hij het governance memorandum goed. 

Voorts bepaalt de wet dat het wettelijk bestuursorgaan periodiek en minstens eenmaal per jaar de doeltreffendheid van de organisatieregeling van de instelling beoordeelt en de overeenstemming ervan met de wettelijke en reglementaire bepalingen. Het ziet erop toe dat het directiecomité de nodige maatregelen neemt om eventuele tekortkomingen aan te pakken. 

Het is het wettelijk bestuursorgaan dat effectief toezicht uit oefent op het directiecomité en dat verantwoordelijk is voor het toezicht op de beslissingen die door het directiecomité en door de effectieve leiding van de instelling worden genomen en dat in het bijzonder de goede werking van de onafhankelijke controlefuncties (risicobeheerfunctie, auditfunctie, compliancefunctie) beoordeelt. 

Het wettelijk bestuursorgaan waakt er ook over dat het governancememorandum geactualiseerd wordt en dat het geactualiseerde governancememorandum aan de toezichthouder wordt overgemaakt. 

(ii) De rol van de Staat als aandeelhouder  

In zijn hoedanigheid van aandeelhouder draagt de Staat de bestuurders van Belfius voor, waarvan de daadwerkelijke benoeming afhankelijk is van de beoordeling van hun ‘fit & proper’ karakter door de NBB. Het zijn de bestuurders die, zoals hierboven aangegeven, instaat voor het beheer van Belfius. 

Naast de voordracht van bestuurders is de rol van de overheid-aandeelhouder beperkt : de bankwet vereist van de controlerende aandeelhouder dat hij bij het uitoefenen van zijn rechten bijdraagt tot een gezond en voorzichtig beleid van de kredietinstelling, tot de duurzame ontwikkeling ervan, rekening houdend met de prudentiêle verwachtingen op het gebied van goed bestuur die op de instelling rusten. 

Dit betekent meer specifiek dat: 

Rekening houdend met wat voorafgaat is doet de rol van de FPIM, zoals uiteengezet in de conventie tot uitvoering van de gedelegeerde opdracht, in het geval van Belfius zich concreet als volgt voor: 

III. De verantwoordelijkheden 

(i)   De rol van de aandeelhouder  

In zijn hoedanigheid van aandeelhouder moetde Staat dus, via de FPIM, na de bestuurders van de banken waarin hij een deelneming bezit te hebben aangewezen conform de vereisten van de bankwetgeving, handelen conform de bovenvermelde corporate governance principes.  

De Staat tekent samen met de bank de grote lijnen van de strategie uit, maar het is de bank die, via haar bestuursorganen, vervolgens de nodige structuren op poten zet en de strategie zal opvolgen.  

Dit verhindert niet dat de Staat en de FPIM in bepaalde omstandigheden die het algemeen belang raken, zoals een acute bankencrisis, ten aanzien van gelijk welke kredietinstelling, op een meer verregaande manier tussenkomen in de relatie met de betrokken bank.  

(ii) Vooropgestelde doelstellingen in het geval van Belfius  

In het geval van Belfius, zijn de strategische doelstellingen duidelijk – alhoewel niet in een officieel document opgenomen: 

(a) Belfius moet handelen conform de door de Europese Commissie vastgestelde regels en het met de EC afgesproken herstructureringsplan uitvoeren; 

(b) Belfius moet onafhankelijk worden van Dexia Holding, volgens de modaliteiten die contractueel voorzien werden; 

(c) Belfius moet haar eigen vermogen wedersamenstellen; 

(d) Belfius moet een meer onafhankelijke bank worden, waarin een belegger en/of een verkrijger van controle op een gegeven moment al dan niet geïnteresseerd zal kunnen zijn, wanneer dit aan de orde zou zijn. 

De verantwoordelijkheden zijn op die manier duidelijk gedefinieerd: de Staat heeft richtlijnen opgesteld, die vanzelfsprekend kunnen evolueren al naargelang de resultaten van het door de bestuursorganen van de bank gevoerde beheer, en informeert zich op regelmatige basis over de naleving van het algemeen beleid en de resultaten van de financiële instelling.

[1] Circulaire PPB-2007-6-CPB-CPA over de prudentiële verwachtingen van de CBFA inzake het deugdelijk bestuur van financiële instellingen.

[2] Circulaire, p. 11.