Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-8704

van Bart De Nijn (N-VA) d.d. 12 april 2013

aan de minister van Justitie

Schijnhuwelijken - Samenwerking tussen betrokken autoriteiten - Aantal dossiers naar het parket - Organisatie cel schijnhuwelijken

schijnhuwelijk
gemeentepolitie

Chronologie

12/4/2013Verzending vraag
24/7/2013Rappel
26/7/2013Antwoord

Verwantschap met een andere vraag : schriftelijke vraag 5-8703

Vraag nr. 5-8704 d.d. 12 april 2013 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Hoewel er op 26 februari 2013 een nieuw wetsontwerp ingediend is door de federale regering om de strijd aan te gaan tegen schijnhuwelijken en schijnwettelijke samenwoningen, rijzen er nog vragen rond de procedures in de samenwerking tussen de ambtenaren van de burgerlijke stand (ABS), de Dienst Vreemdelingenzaken, het parket en de politie.

Zo stelt artikel 167, eerste lid van het Burgerlijk Wetboek dat de ABS in totale autonomie beslissingen kan nemen op basis van een eigen onderzoek, maar soms ook de diensten van de politie en het parket inschakelt. Daarnaast kunnen in sommige steden ambtenarendiensten gebruik maken van een - door de lokale politie - opgerichte gespecialiseerde cel "schijnhuwelijken", terwijl andere steden hier geen beroep op kunnen doen.

Graag kreeg ik in dit kader antwoord op de volgende vragen :

1) Zijn er bepaalde criteria die maken dat de ABS de procureur des konings op de hoogte stelt? Hoeveel dossiers werden in 2011 en 2012 per gerechtelijk arrondissement overhandigd aan het parket ? Graag ook een overzicht van de verhouding van het aantal dossiers waarbij de cel schijnhuwelijken betrokken werd op het totale aantal dossiers schijnhuwelijken. Kan dit per stad waar de cel bevoegd is en dit voor de jaren 2011 en 2012?

2) Er is recentelijk kritiek gekomen op het feit dat vele dossiers rond schijnhuwelijken uiteindelijk niet nietig verklaard worden. Dit heeft onder andere te maken met het feit dat vele dossiers het parket niet bereiken. Zou een doorstroming van alle dossiers naar het parket de bestrijding van schijnhuwelijken niet bevorderen?

3) Recente berichten geven aan dat het nieuwe wetsontwerp grote gevolgen zal hebben voor het personeelsbestand binnen de cel schijnhuwelijken. Acht de minister het dan niet mogelijk om de organisatie van de cel schijnhuwelijken te organiseren op het niveau van arrondissementen, provincies of regio's? Dit zou alvast schaalvoordelen bieden en misschien een gelijke behandeling in het hele land bewerkstelligen.

Antwoord ontvangen op 26 juli 2013 :

1. Met toepassing van artikel 167, tweede lid van het Burgerlijk Wetboek kan de ambtenaar van de burgerlijke stand bij wie een aangifte van huwelijk werd gedaan en die een huwelijk dient te voltrekken, de voltrekking van het huwelijk uitstellen indien er een ernstig vermoeden bestaat dat het om een schijnhuwelijk gaat. Bij zijn verder onderzoek kan hij onder meer het advies vragen van de procureur des Konings.

Er zijn geen specifieke criteria die een ambtenaar van de burgerlijke stand verplichten het advies van de procureur des Konings te vragen. De omzendbrief van 17 december 1999 inzake de wet van 4 mei 1999 tot wijziging van een aantal bepalingen betreffende het huwelijk (Belgisch Staatsblad, 31 december 1999) geeft wel een aantal factoren weer waarvan de combinatie een ernstige aanduiding kan vormen dat een schijnhuwelijk wordt beoogd. Deze factoren zijn een hulpmiddel voor de ambtenaar van de burgerlijke stand om mogelijke schijnhuwelijken te herkennen. De beslissing om het advies van de procureur des Konings te vragen blijft in elke dossier steeds een autonome beslissing van de ambtenaar van de burgerlijke stand.

Mijn diensten beschikken niet over cijfers met betrekking tot het aantal dossiers dat overhandigd werd aan het parket. 

2. Een onderscheid moet gemaakt worden tussen het voorkomen van schijnhuwelijken door het optreden van de ambtenaar van de burgerlijke stand met toepassing van artikel 167 van het Burgerlijke en de adviezen van de procureur des Konings en het achteraf optreden door middel van de nietigverklaring.

Een doorstroming van alle huwelijksdossiers in de fase van de aangifte en de huwelijksvoltrekking voor de ambtenaar van de burgerlijke stand, zou een onbeheersbare werklast voor de parketten betekenen. Indien met 'alle dossiers' elk dossier aangaande een gemengd huwelijk bedoeld wordt, moet ik verwijzen naar de omzendbrief van 17 december 1999 die er op wijst dat er vermeden moet worden dat elk gemengd huwelijk prima facie als verdacht wordt bestempeld. De principiële huwelijksvrijheid vereist dat men op dat vlak enige omzichtigheid aan de dag legt.  

Het is om die reden dat de wet van 2 juni 2013 tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek, de wet van 31 december 1851 met betrekking tot de consulaten en de consulaire rechtsmacht, het Strafwetboek, het Gerechtelijk Wetboek en de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, met het oog op de strijd tegen de schijnhuwelijken en de schijn-wettelijke samenwoningen, een andere maatregel bevat met betrekking tot de nietigverklaring van schijnhuwelijken. Deze wet zal immers ook de strafrechter de mogelijkheid geven om een schijnhuwelijk nietig te verklaren. Dit zal het parket de mogelijkheid geven om tegelijkertijd de strafrechtelijke veroordeling van de betrokkenen en de nietigverklaring te vorderen. Tot nog toe zijn hiervoor twee procedure nodig aangezien enkel de burgerlijke rechter bevoegd is om de nietigverklaring van een huwelijk uit spreken. Deze wet van 2 juni 2013 zal binnenkort gepubliceerd worden en in werking treden tien dagen na haar publicatie. Daarnaast zal de gegevensbank die de regering beoogt op op te richten, in de vorm van een uitbreiding van het Rijksregister, voor een betere doorstroming zorgen van de informatie van de verschillende betrokken partijen (ambtenaren van de burgerlijke stand, DVZ en het parket).  

3. Wat de organisatie van gespecialiseerde cellen «schijnhuwelijken» bij de politie betreft, wijs ik er op dat de oprichting ervan gebeurt door de lokale politie, die onder de bevoegdheid van de minister van Binnenlandse Zaken vallen.