Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-8673

van Bert Anciaux (sp.a) d.d. 3 april 2013

aan de minister van Justitie

Parentale ontvoeringen naar België - Stand van zaken - Veroordeling door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens - Haags Verdrag van 25 oktober 1980 betreffende de burgerrechtelijke aspecten van internationale ontvoering van kinderen

officiële statistiek
Europees Hof voor de rechten van de mens
vrijheidsberoving

Chronologie

3/4/2013Verzending vraag
24/7/2013Rappel
13/12/2013Herkwalificatie
17/12/2013Antwoord


Geherkwalificeerd als :

Vraag nr. 5-8673 d.d. 3 april 2013 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

In augustus werd België veroordeeld door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) omdat het een kind had teruggestuurd naar zijn/haar vader, nadat de moeder het kind had ontvoerd naar België. Het Gentse hof van beroep had daartoe bevolen op basis van het Haags Verdrag van 25 oktober 1980 betreffende de burgerrechtelijke aspecten van internationale ontvoering van kinderen. Het EHRM oordeelde dat dit niet in het belang was van het kind, aangezien dit reeds geïntegreerd was in België.

Hierover de volgende vragen.

1) Hoeveel gevallen zijn er bekend waarbij kinderen door een ouder naar België werden ontvoerd in de periode 2007-2012? Wat waren daarbij de voornaamste herkomstlanden?

2) In hoeveel gevallen werd België daarbij gecontacteerd door buitenlandse autoriteiten? In hoeveel gevallen kwam Justitie tussen? Met welke resultaten?

3) Hoe beoordeelt de geachte minister de veroordeling van België door het Europees Hof voor de rechten van de Mens? Hoe positioneert zij zich tegenover de stelling dat dit precedent het Haagse verdrag op de zet? Kunnen er hierdoor problemen ontstaan met betrekking tot de samenwerking en de uitwisseling van informatie met de andere verdragsstaten? Is het Haagse verdrag nog wel in overeenstemming met het veel recentere Kinderrechtenverdrag?

Antwoord ontvangen op 17 december 2013 :

1) en 2).

Vooreerst dient te worden verduidelijkt dat de Federale Overheidsdienst (FOD) Justitie, en meer bepaald het Federaal Aanspreekpunt Internationale Kinderontvoeringen, optreedt als Centrale Autoriteit dan wel bevoegde instantie in het kader van de volgende internationaalrechtelijke instrumenten inzake parentale kinderontvoering:

Wanneer een kind naar België wordt overgebracht, kan een buitenlandse Centrale Autoriteit of buitenlandse bevoegde instantie zich op grond van deze instrumenten tot het Federaal Aanspreekpunt Internationale Kinderontvoeringen van de FOD Justitie richten met een verzoek strekkende tot de terugkeer van het kind of het vastleggen van een grensoverschrijdend omgangsrecht met het kind.

Tabel 1 geeft het aantal inkomende dossiers voor de periode 2007-2012 weer. Men spreekt van een inkomend dossier wanneer het Federaal Aanspreekpunt Internationale Kinderontvoeringen een verzoek vanuit het buitenland ontvangt in het kader van de bovengenoemde instrumenten.

Tabel 2 geeft de verzoekende landen alsook het aantal dossiers per land weer voor de periode 2007-2012.

Voor wat betreft het resultaat van een dossier wordt onderscheid gemaakt tussen dossiers in behandeling en dossiers die afgesloten zijn. Bij afsluiting registreert het Federaal Aanspreekpunt Internationale Kinderontvoeringen steeds de reden voor afsluiting.

Hierbij een overzicht van de redenen tot afsluiting van inkomende dossiers, waarbij België als aangezochte staat optreedt, die in het kader van het Verdrag van ’s-Gravenhage werden geopend tussen 1 januari 2008 en 31 december 2012 en werden afgesloten vóór 31 december 2012.

* Ongeveer 23 % van de afgesloten dossiers hebben geleid tot een vrijwillige terugkeer of een regeling in der minne betreffende het omgangsrecht (voor of na het instellen van gerechtelijke procedures).

* Ongeveer 6 % van de afgesloten dossiers hebben geleid tot een akkoord tussen de ouders waarbij het kind niet terugkeert naar het land van gewoonlijk verblijf.

* Ongeveer 22 % van de afgesloten dossiers hebben geleid tot een rechterlijke beslissing die (in eerste of tweede aanleg) de terugkeer van het kind naar het land van zijn gewoonlijk verblijfplaats beveelt of een grensoverschrijdend omgangsrecht instelt;

* Ongeveer 5 % van de afgesloten dossiers hebben geleid tot een verwerping van het verzoek tot terugkeer of tot vaststelling van een omgangsrecht door de Belgische rechtscolleges;

* Ongeveer 8 % van de afgesloten dossiers hebben geleid tot een verwerping van het verzoek door de Belgische Centrale Autoriteit (zijnde het Federaal Aanspreekpunt Internationale Kinderontvoeringen);

* Ongeveer 35 % van de afgesloten dossiers werden geklasseerd zonder verder gevolg wegens:

* De overige 1 % betreft dossiers die om uiteenlopende redenen afgesloten werden, waaronder de leeftijd van het kind, de onmogelijkheid om het kind te lokaliseren, de onmogelijkheid voor de ouder die een grensoverschrijdend omgangsrecht verzoekt om zich op het Belgisch grondgebied te begeven etc.

3)

Ik heb kennis genomen van het arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens waarbij het Hof heeft geoordeeld dat er schending zou zijn geweest van artikel 8 van het EVRM als het arrest van het hof van beroep van Gent ten uitvoer zou zijn gelegd geweest.

Thans worden de gevolgen onderzocht die het arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens zou kunnen hebben voor de werking van het Federaal Aanspreekpunt Internationale Kinderontvoeringen die, het weze herhaald, optreedt als Belgische Centrale Autoriteit, alsook voor de toepassing van het Verdrag van ’s-Gravenhage van 25 oktober 1980 betreffende de burgerrechtelijke aspecten van internationale ontvoering van kinderen, en de verhouding tussen dat Verdrag en het Kinderrechtenverdrag.

Volledigheidshalve wens ik wel mee te geven dat, in verhouding tot het Kinderrechtenverdrag het Verdrag van ‘s-Gravenhage, ondanks de chronologie, dient te worden gezien als een concrete invulling van de verplichtingen die aan de staten worden opgelegd in artikel 11, 9.3, 10.2 en 35 van het Kinderrechtenverdrag.

Bijlage 1:

Année d'ouverture

Dossiers cloturés

2006

41

30

17

2

2007

31

45

10

3

2008

45

46

21

2009

44

46

2010

47

3

431


Motifs de cloture

Années

Nombre

1, un retour volontaire ou un accord amiable concernant le droit de visite (avant ou après l’introduction de procédures judiciaires).

2006

26

2007

36

2008

28

2009

37

2010

24

Total

151

2.une décision judiciaire ordonnant le retour ou réglementant l'exercice d'un droit de visite - une exécution forcée d’une décision judiciaire ordonnant le retour - une décision de retour prononcée, sur base de l’article 11 du Règlement - une décision judiciaire sur le fond du litige prononcée par les juridictions étrangères et ordonnant le retour de l’enfant - accord entre les parents pour le non-retour.

2006

20

2007

24

2008

29

2009

21

2010

12

Total

106

3. - un rejet de la demande par l’Autorité centrale belge - un changement de l’objet de la demande du parent requérant - un désistement du parent requérant - une absence de suivi par l’autorité centrale requérante.

2006

25

2007

16

2008

38

2009

24

2010

5

Total

108

4. un rejet de la requête par l’Autorité centrale étrangère - un rejet de la demande de retour ou d’établissement d’un droit de visite par les juridictions étrangères - une décision judiciaire sur le fond du litige concernant les modalités d’hébergement de l’enfant prononcée par les juridictions étrangères ou belges et confiant la garde de l’enfant au parent enleveur ou refusant l’établissement d’un droit de visite.

2006

10

2007

6

2008

12

2009

3

2010

5

Total

36

5.dossiers clôturés pour des motifs divers (dont la majorité légale des enfants concernés, la localisation des enfants dans un autre pays que ceux déjà saisis de l’affaire ou la non localisation,…)

2006

12

2007

7

2008

5

2009

5

2010

4

Total

33

Nombre de dossiers ouverts entre 2006 et 2010 et cloturé avant le 31.12.2010

431

151/431x100=35,03%

~35%

106/431 x100 = 24,59 %

~25%

108/431x 100= 25,05 %

~25%

36/431 x100= 8,35 %

~ 8%

33/431x100= 7,65 %

~7%


TABEL 1

Inkomende dossiers, geopend in de periode 2007-2012

Jaar

Dossiers Den Haag1

Dossiers KID2

Dossiers LUX3

Jaarlijks totaal

2007

28

1

0

29

2008

49

2

0

51

2009

55

1

0

56

2010

40

2

1

43

2011

38

1

0

39

2012

29

0

0

29



1 Dossiers aangelegd in toepassing van het Verdrag van 's-Gravenhage van 25 oktober 1980 betreffende de burgerrechtelijke aspecten van internationale ontvoering van kinderen

2 Dossiers aangelegd in toepassing van de bilaterale akkoorden tussen enerzijds België en Tunesië en anderzijds België en Marokko.

3 Dossiers aangelegd in toepassing van het Europees Verdrag van Luxemburg van 20 mei 1980 betreffende de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen inzake het gezag over kinderen en betreffende het herstel van het gezag over kinderen.

Bijlage 2:

TABEL 2

Herkomst van de verzoeken gericht aan de FOD Justitie in de periode 2007-2012

Jaar

Aantal verzoeken

 

Verzoekende staat  

2007

7

France

Frankrijk

5

Royaume-Uni

Verenigd Koninkrijk

3

Etats-Unis

Verenigde Staten

Pays-Bas

Nederland

2

Allemagne

Duitsland

1

Australie

Australië

Bulgarie

Bulgarije

Ecosse

Schotland

Espagne

Spanje

Irlande

Ierland

Italie

Italië

Maroc

Marokko

Pologne

Polen

Roumanie

Roemenië

2008

10

Pays-Bas

Nederland

8

France

Frankrijk

3

Espagne

Spanje

Italie

Italië

Pologne

Polen

Royaume-Uni

Verenigd Koninkrijk

2

Etats-Unis

Verenigde Staten

Danemark

Denemarken

Portugal

Portugal

Tunisie

Tunesië

1

Afrique du Sud

Zuid-Afrika

Allemagne

Duitsland

Bulgarie

Bulgarije

Canada

Canada

Chili

Chili

Croatie

Kroatië

Estonie

Estland

Finlande

Finland

Grèce

Griekenland

Suède

Zweden

Suisse

Zwitserland

Thaïlande

Thailand

Ukraine

Oekraïne

2009

14

France

Frankrijk

11

Pays-Bas

Nederland

7

Allemagne

Duitsland

4

Espagne

Spanje

3

Grand-duché de Luxembourg

Groothertogdom Luxemburg

Royaume-Uni

Verenigd Koninkrijk

2

Hongrie

Hongarije

Turquie

Turkije

1

Afrique du Sud

Zuid-Afrika

Canada

Canada

Israël

Israël

Italie

Italië

Maroc

Marokko

Nouvelle-Zélande

Nieuw-Zeeland

Portugal

Portugal

Roumanie

Roemenië

Ukraine

Oekraïne

Etats-Unis

Verenigde Staten

2010

6

France

Frankrijk

Pays-Bas

Nederland

4

Royaume-Uni

Verenigd Koninkrijk

3

Allemagne

Duitsland

2

Afrique du Sud

Zuid-Afrika

Hongrie

Hongarije

Italie

Italië

Maroc

Marokko

Pologne

Polen

Slovaquie

Slovakije

Suisse

Zwitserland

1

Autriche

Oostenrijk

Brésil

Brazilië

Danemark

Denemarken

Espagne

Spanje

Finlande

Finland

Grèce

Griekenland

Pérou

Peru

Portugal

Portugal

Ukraine

Oekraïne

Etats-Unis

Verenigde Staten

2011

9

Pays-Bas

Nederland

6

France

Frankrijk

4

Espagne

Spanje

3

Allemagne

Duitsland

Etats-Unis

Verenigde Staten

2

Danemark

Denemarken

Italie

Italië

Maroc

Marokko

Royaume-Uni

Verenigd Koninkrijk

1

Afrique du Sud

Zuid-Afrika

Brésil

Brazilië

Bulgarie

Bulgarije

Pologne

Polen

Slovaquie

Slovakije

Ukraine

Oekraïne

2012

5

Allemagne

Duitsland

4

Pays-Bas

Nederland

Pologne

Polen

2

Chili

Chili

Portugal

Portugal

Royaume-Uni

Verenigd Koninkrijk

1

Australie

Australië

France

Frankrijk

Grèce

Griekenland

Irlande

Ierland

Italie

Italië

Maroc

Marokko

Malte

Malta

Suède

Zweden

Suisse

Zwitserland

Etats-Unis

Verenigde Staten