Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-8517

van Bert Anciaux (sp.a) d.d. 18 maart 2013

aan de vice-eersteminister en minister van Landsverdediging

Congolese militairen - Opleiding door Defensie - Risico's - Rebellenbewegingen en milities

Democratische Republiek Congo
militaire samenwerking
militaire opleiding

Chronologie

18/3/2013Verzending vraag
22/4/2013Antwoord

Vraag nr. 5-8517 d.d. 18 maart 2013 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Om de Congolese militairen in de militaire structuren te herintegreren en tot professionele en gedisciplineerde troepen op te leiden, steunt Defensie sinds 2009 de opleiding van het Forces armées de la République démocratique du Congo (FARDC). Dat gebeurt via vorming, toezicht en evaluatie van de vorderingen van de Congolese militairen.

Recent besliste de regering om naast de reeds bestaande opleidingsmissies nog een detachement van acht Belgische militairen naar Congo te sturen voor de coaching van de instructeurs van de Genieschool in Likasi.

Ik erken dat Congo, meer dan ooit, stabiliteit nodig heeft en dat een goed opgeleid en gedisciplineerd leger daarin een grote rol speelt. Anderzijds kunnen we in vele andere landen vaststellen dat de door het Westen opgeleide troepen niet zelden betrokken zijn bij couppogingen of bij de oprichting van private milities en rebellenbewegingen. Zo bereikt men het omgekeerde van wat men in de eerste plaats wou bewerkstelligen. In een land als Congo, waar een enorme tribale verdeeldheid bestaat onder de bevolking, is dat een niet te onderschatten risico. Bovendien kent het Congolese leger geen al te beste reputatie op het gebied van mensenrechten.

Hierover de volgende vragen.

1) Erkent de minister dat er een reële risico bestaat dat door België getrainde Congolese troepen naar rebellerende groeperingen overlopen en zodoende aan de instabiliteit in het land bijdragen? Op welke wijze wordt hiermee rekening gehouden bij de selectie en de opleiding van de Congolese troepen? Houdt Defensie bij de uitvoering van deze opdracht voldoende rekening met de etnische spanningen in het land? Kan de minister dat illustreren? Waakt hij erover dat niet enkel één bevolkingsgroep wordt voortgetrokken, zoals dit in het verleden is gebeurd (Rwanda)?

2) Heeft de minister weet van door België opgeleide Congolese militairen die nu (als leidinggevende) opereren in een van de vele rebellenbewegingen en milities in Congo? Wordt dat opgevolgd en meegenomen in de globale evaluatie van deze missies? Zo neen, is de minister bereid om dit na te gaan?

Antwoord ontvangen op 22 april 2013 :

Het geachte Lid gelieve hierna het antwoord te willen vinden op de door hem gestelde vragen. 

1.    Defensie heeft tot op heden twee Congolese bataljons van het type "URR" (Unité de Réaction Rapide) gevormd. In de selectieprocedure wordt rekening gehouden met een regionaal evenwicht. De vormingen die door de Belgische militairen werden gegeven aan deze twee bataljons waren bijzonder intens met een nadruk op de discipline. Er is een zeer lage desertiegraad in deze bataljons (minder dan 4 procent) en dit ondanks het feit dat deze eenheden zeer intens werden ingezet sinds hun vorming, in het bijzonder in het Oosten van de DRC.

De vorming van een URR brigade (bestaande uit drie bataljons URR en een staf brigade) vormt één van de hoekstenen van de bottom up benadering van Defensie. Uit opeenvolgende werkbezoeken van onze Militaire Attaché (AttaDef) van het 321ste en 322ste bataljon URR komt naar voor dat onze vorming URR steeds meer erkend wordt als een succes. Bewijs daarvan de veelvuldige inzet van deze bataljons (Equateur, Kinshasa, Noord–Kivu), tijdens dewelke deze eenheden de gestelde verwachtingen ingelost hebben (zowel in het operationele domein als op het vlak van het respecteren van de regels van goed gedrag) niettegenstaande het relatief zwakke leadership dat deze bataljons aanstuurde . Verder is er een rapport van de NGO “Human rights watch” waarin melding gemaakt wordt van een verbetering van het gedrag van bepaalde eenheden van de FARDC tijdens de recente gebeurtenissen in Noord-Kivu en dat expliciet verwijst naar de goede praktijken van het 321ste en 322ste bataljon URR gevormd door België.

Bijkomend toonde de NGO OXFAM een bijzondere interesse in de 3D aanpak van ons project in KINDU. Deze NGO is overtuigd dat duurzame ontwikkeling niet mogelijk is zonder een betrouwbaar leger dat in staat is om het onontbeerlijke veiligheidskader te scheppen. De toepassing van deze holistische benadering op de vorming van de bataljons URR bestaande uit het ter beschikking stellen van een militaire infrastructuur, logementen voor de families en het opstarten van kleinschalige landbouwprojecten draagt bij tot de vorming van betrouwbare en gemotiveerde soldaten die in staat zijn loyaal orders uit te voeren met respect voor de bevolking. MONUSCO catalogeert zowel het 321ste als 322ste bataljon URR als betrouwbare Congolese militaire partners. Beide bataljons zijn hernomen op de lijst van Congolese eenheden die logistiek door de Verenigde Naties mogen gesteund worden.

Ook controles van EUSEC in het financiële en administratieve domein (beheer van personeel, uitbetaling van soldijen, beheer van fondsen, enz.) bevestigen de bevindingen van MONUSCO met betrekking tot het 321ste en 322ste bataljon URR.

2.    Defensie heeft geen weet van de eventuele aanwezigheid van deserteurs in de rangen van de rebellen. De desertiegraad is een zeer goede indicator voor de “gezondheidstoestand” van de bataljons en ik verwijs hiervoor verder naar mijn antwoord sub 1.