Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-8474

van Bart De Nijn (N-VA) d.d. 13 maart 2013

aan de minister van Financiën, belast met Ambtenarenzaken

Drugs - België als transitland - Douanepersoneel - Controles - Taakverdeling

handel in verdovende middelen
douanecontrole
officiële statistiek
douane
beroep in het douanewezen
haveninstallatie
luchthaven

Chronologie

13/3/2013Verzending vraag
17/6/2013Rappel
6/9/2013Antwoord

Vraag nr. 5-8474 d.d. 13 maart 2013 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Dit jaar verschenen verscheidene artikels met titels als "Op drugsjacht in de Antwerpse haven: ze doen niet eens meer moeite om de drugs te verstoppen" (P-magazine, 26/02/2013) en "Antwerpen pakt handel in drugs via haven hard aan" (De Morgen, 5/02/2013). Naar aanleiding hiervan heb ik de volgende vragen voor de bevoegde minister. Kort samengevat stellen de artikels het volgende:

Naast het gegeven dat België ideaal gelegen is als centraal verdeelpunt, laten dekmantelfirma's en handelaars meer en meer hun oog op België vallen vanwege het gebrek aan douanepersoneel op de luchthavens, in de zeehavens en op de openbare weg. Een andere factor is het open karakter van de Antwerpse haven waar in -en uitgereden wordt (in tegenstelling tot de recent sterk beveiligde haven van Rotterdam). Ten slotte is er de inefficiënte strafuitvoering, waardoor "kleine" criminelen zich straffeloos achten omdat de samenwerkingsakkoorden met de landen van oorsprong beperkt zijn en omdat celstraffen van 3 jaar amper worden uitgevoerd.

1) Hecht de minister enig geloof aan die stelling, meer bepaald met betrekking tot de aspecten waarvoor hij bevoegd is?

2) Welk percentage van de aangiftes werd van 2010 tot en met 2012 door de douane fysiek gecontroleerd, uitgesplitst naar controles in luchthavens en in de havengebieden? Welk percentage van de aangiftes wordt fysiek gecontroleerd in Nederland en Duitsland?

3) Hoeveel douaniers werken momenteel in België, uitgesplitst naar douaniers op de luchthavens, in de zeehavens en op de openbare weg, en van 2010 tot en met 2012? Wat is de relatieve verhouding (gelet op de hoeveelheid goederen die het land binnenkomt) tussen het aantal douaniers dat wordt ingezet om drugs op te sporen in ons land en in landen als Nederland en Duitsland, die eveneens wereldhavens hebben?

4) Hoeveel van die douaniers worden momenteel ingezet om drugs op te sporen? Naar welk aantal wilt de minister in de toekomst gaat? Wat is de relatieve verhouding met Duitsland en Nederland in dit verband?

Antwoord ontvangen op 6 september 2013 :

1) Antwerpen, Zeebrugge en Gent zijn belangrijke wereldhavens die intensieve en wereldwijde trafieken kennen. Het spreekt voor zich dat hoe groter de goederenstromen zijn, hoe groter de kans is dat deze worden misbruikt voor illegale doeleinden. Specifiek aan onze havens zijn hun open karakter, de geografische uitgestrektheid met de daaraan verbonden logistieke bewakingsproblemen, de centrale ligging en de vlotte bereikbaarheid. In die omstandigheden is het een moeilijke evenwichtsoefening om de illegale handel te bestrijden zonder het economisch gebeuren dermate te verstoren dat dit nadelige gevolgen zou kunnen hebben voor de havens en het land. Er kan evenwel niet gesteld worden dat de Belgische havens de belangrijkste draaischijven in Europa voor drugstrafiek zijn.  

Dat neemt niet weg dat er inderdaad een gebrek aan douanepersoneel is. Daarom zullen in 2013 de volgende aanwervingen worden gerealiseerd : 

2) Gelet op het grote aantal zendingen dat dagelijks onze buitengrenzen passeert is de Douane genoodzaakt om haar controlestrategie te baseren op risicoanalyse. Aangezien het aangifteproces bij douane voor quasi 100 % elektronisch verloopt, wat overigens een Europese verplichting is, is er geen andere mogelijkheid dan ook de risicoanalyse op elektronische en geautomatiseerde wijze te doen verlopen. Vandaag worden de grote aantallen selecties verfijnd door de ambtenaren ter plaatse van de regiekamer Maritiem of van de regiekamer Lucht. Bovendien kunnen de controlerende ambtenaren de bevindingen van hun werkzaamheden in het systeem invoeren. Die input van de ambtenaren op het terrein wordt op zijn beurt gebruikt voor het voeden en verbeteren van de elektronische selectiemotor. Hierdoor geeft de douane invulling aan het Europese principe van de scheiding tussen selectie en controle.  

Deze centrale aansturing brengt ook met zich mee dat er geen wezenlijke verschillen zijn tussen de percentages fysieke controles in zee- of luchthavens. Vandaar dat er in onderstaande tabel geen uitsplitsing werd gemaakt tussen beide. Er werd wel een relevante uitsplitsing gemaakt tussen invoer- en uitvoerbewegingen. 

Fysieke controles procentueel

 

 

Invoer

Uitvoer

België

2010

2 %

2 %

2011

0,8 %

0,4 %

2012

1,4 %

0,6 %

Nederland

2010

1 %

0,4 %

2011

1,2 %

0,3 %

2012

1,2 %

0,4 %

Duitsland

2010

8 %

4,6 %

2011

7,8 %

9 %

2012

8,6 %

8,1 %

3)Onderstaande tabel geeft een overzicht van de evolutie van het aantal personeelsleden dat specifiek was tewerkgesteld in de luchthavens, de zeehavens en op de openbare weg :

 

Openbare weg (motorbridgades)

Zeehavens

Luchthavens

2010

356

882

517

2011

350

842

502

2012

282

833

468

2013

259

820

433

Het percentage ambtenaren dat in Nederland en Duitsland ingezet wordt voor het opsporen van drugs is mijn diensten niet bekend. De vergelijking is moeilijk te maken omdat de bevoegdheden van de Nederlandse en Duitse douanediensten niet gelijklopend zijn met die van de Belgische. Zo bijvoorbeeld beschikt de Nederlandse douane niet over een eigen opsporingsdienst.  

Meer in het algemeen kan wel worden meegeven dat op 31 december 2012 de personeelsbezetting van de Administraties van de douane en accijnzen in de drie betrokken landen als volgt was : 

België : 3 735

Nederland : 5 326

Duitsland : 24 250 

4) Door de centrale aansturing van de risicoanalyse kan worden gesteld dat elke fysieke controle die door een ambtenaar wordt uitgevoerd mogelijks is getriggerd door risico-indicatoren die gelieerd zijn aan drugssmokkel. Meer specifiek, bij de Opsporingsinspecties en de Nationale Opsporingsdirectie, zijn 306 ambtenaren tewerkgesteld waarvan in het antwoord op vraag 1 werd meegegeven dat er in 2013 voor deze diensten nog 70 bijkomende wervingen voorzien zijn. 

Ook hier is geen vergelijking met Nederland en Duitsland mogelijk vanwege dezelfde redenen zoals uiteengezet in mijn antwoord op vraag 3.