Schriftelijke vraag nr. 5-8386

van Inge Faes (N-VA) d.d. 5 maart 2013

aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Beliris en de Federale Culturele Instellingen

Kunstenaars - Sociaal statuut - Stand van zaken

beroep in de kunst
maatschappelijke positie
werkloosheidsverzekering
ziekteverzekering
officiële statistiek
zelfstandig beroep

Chronologie

Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-8387

Vraag nr. 5-8386 d.d. 5 maart 2013 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Graag kreeg ik een antwoord op de volgende vragen over het statuut van de kunstenaar:

1) Hoeveel kunstenaars deden sinds 2008 jaarlijks een beroep op het sociaal statuut voor de kunstenaar?

a) Hoeveel deden daardoor een beroep op de werkloosheidsuitkeringen voor werknemers?

b) Hoeveel kunstenaars deden een beroep op de uitkeringen voor ziekte voor werknemers?

2) Hoeveel kunstenaars vroegen sinds 2008 jaarlijks de toepassing van het kunstenaarsstatuut, maar voldeden niet aan de voorwaarden? Om welke redenen?

3) Hoeveel middelen van de sociale zekerheid werden sinds 2008 krachtens het statuut voor de kunstenaar jaarlijks aan de kunstenaars toegekend?

4) Hoeveel kunstenaars kozen voor de socialezekerheidsregeling voor zelfstandigen?

Antwoord ontvangen op 24 februari 2014 :

1. In tabel 1 hieronder vindt u het cijfermateriaal aangaande het aantal werknemers aangegeven onder de kengetallen 46 (namelijk kunstenaars vanaf het jaar waarin ze 19 worden) en 47 (namelijk leerling-kunstenaars tot het eind van het jaar waarin ze 18 worden).

1.a) De elementen van antwoord op deze subvraag werden gegeven door mijn collega, de minister van Werk. Ik verwijs u voor het antwoord op deze vraag dan ook door naar het antwoord op parlementaire vraag nr. 5-8387 (parlementaire vraag van Mevrouw Inge Faes, gesteld op 5 maart 2013).

http://www.senate.be/www/?MIval=/index_senate&MENUID=23100&LANG=nl

1.b) Zowel binnen het stelsel van de zelfstandigen als het stelsel van de loontrekkenden is het aantal artiesten dat een invaliditeitsuitkering kreeg traag gestegen, met 2011 (voor beide stelsels). Dit hield ten aanzien van 2008 een stijging van een 19,5% in. In 2012 is opnieuw spraken van een lichte daling (tabel 2).

2. In de aangifte kan geen onderscheid worden gemaakt voor de kunstenaars tewerkgesteld in het kader van artikel 1bis van de Rijksdienst voor sociale zekerheid (RSZ)-wet.

3. Wat betreft uw vraag naar de bijdrageverminderingen, vindt u hieronder (tabel 3) het bedrag (in duizend euro) van de werkgevers-en werknemersbijdrageverminderingen.

4. In tabel 4 hieronder vindt u het aantal dat overeenstemt met het totaal van de codes 509 (zelfstandige kunstenaars ingeschreven vóór de inwerkingtreding van het sociaal statuut van de kunstenaar, namelijk vóór 1 juli 2003) en 510 ( zelfstandige kunstenaars ingeschreven na de inwerkingtreding van het sociaal statuut van de kunstenaar, namelijk vanaf 1 juli 2003). Op basis van onderstaande tabel kan een verhoging met 3.341 eenheden worden vastgesteld tussen 2008 en 2011.

Tableau/Tabel 1

Tableau/Tabel 2

Tableau/Tabel 3

Tableau/Tabel 4 : nombre d'artistes affiliés en qualité de travailleurs indépendants (code 509 + code 510) / aantal als zelfstandige aangesloten kunstenaars (code 509 + code 510)