Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-8182

van Karl Vanlouwe (N-VA) d.d. 19 februari 2013

aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen

Cyberdefensieproject - Computer Crime Unit - Parlement - Actieplan voor Cyberaanvallen van de Europese Unie - Disaster Recovery Plan - Personeel - Proactiviteit - Cyberaanvallen - Samenwerkingsverbanden

computercriminaliteit
gegevensbescherming
parlement
ministerie

Chronologie

19/2/2013Verzending vraag
22/5/2013Herkwalificatie

Geherkwalificeerd als : vraag om uitleg 5-3585

Vraag nr. 5-8182 d.d. 19 februari 2013 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

In de media verschenen op 20 november 2012 de eerste details van de langverwachte federale cybernota. Zo rapporteerden De Tijd en De Standaard dat er plannen bestaan voor de oprichting van een "Centrum voor Cyberveiligheid", die de federale coördinatie op zich zou moeten nemen. Het centrum zou ook de taak op zich nemen om de burgers en de bedrijven aan te sporen meer aandacht te besteden aan veiligheid op het internet. Naar verluidt zou een twintigtal experts deel uitmaken van dit centrum en alle computerincidenten in dit land opvolgen en het federaal cyberbeleid op zich nemen.

Vervolgens werd bekendgemaakt dat de Ministerraad op 21 december heeft beslist om een cyberstrategie te ontwikkelen die vorm zal geven aan een federaal veiligheidsbeleid voor informatienetwerken en -systemen in België dat de bescherming van de persoonlijke levenssfeer garandeert. "De cyberstrategie identificeert de cyberdreiging, verbetert de veiligheid en versnelt het reactievermogen. Het project is het resultaat van een overlegplatform voor de informatieveiligheid BelNIS (Belgian Network Information Security). De eerste minister voert de cyberstrategie in naam van de Ministerraad uit."

In de strategie worden drie strategische doelstellingen vooropgesteld om de cyberveiligheid van de moderne samenleving te garanderen:

1. Streven naar een veilige en betrouwbare cyberspace met respect voor de fundamentele rechten en waarden van de moderne samenleving;

2. Streven naar een optimale beveiliging en bescherming van de kritieke infrastructuren en overheidssystemen tegen de cyberdreiging;

3. Ontwikkelen van eigen cyber security capaciteit voor een onafhankelijk veiligheidsbeleid en een gepaste reactie op veiligheidsincidenten.

Mijn vragen aan de minister zijn:

1) Hoeveel personen zijn momenteel werkzaam binnen de Computer Crime Unit van de federale politie? Graag een opdeling volgens FCCU en RCCU niveaus.

2) Hoeveel keer werd de Federale Overheidsdienst (FOD) Binnenlandse Zaken het slachtoffer van cybercriminelen in 2012?

a) Zijn hier ook gesofistikeerde intrusies bij? Wat is het aandeel van cyberintrusies die doelbewust op zoek zijn naar gevoelige overheidsinformatie?

b) Hoeveel incidenten worden momenteel onderzocht?

c) Voor hoeveel incidenten is het onderzoek afgerond en werd het dossier doorgestuurd naar Justitie?

3) Wordt de beveiliging van het federale parlement eveneens opgevolgd door de FOD Binnenlandse Zaken? Is het federale parlement voldoende beveiligd tegen cyberaanvallen? Welke beveiligingsnormen worden gebruikt en waarom?

4) Hoever staat ons land met betrekking tot de praktische omzetting van de aanbevelingen uit het Actieplan voor Cyberaanvallen van de Europese Unie?

a) Bestaat er reeds een nationaal noodplan voor cyberincidenten?

b) Werden reeds nationale cyberoefeningen georganiseerd? Waarom niet?

c) In hoeverre werd samengewerkt met andere EU-lidstaten?

d) Werd er reeds deelgenomen aan Pan-Europese oefeningen?

5) Bestaat er een zogenaamd Disaster Recovery Plan als plan B, indien de kritieke systemen van ons land het slachtoffer worden van een cyberaanval?

a) Werd dit reeds binnen BelNIS besproken en wat is de stand van zaken hiervan?

b) Voert het departement van de minister eveneens controles uit op de crisisplannen van operatoren van kritieke infrastructuren, zoals beschreven in de wet van 1 juli 2011 betreffende de veiligheid en bescherming van kritieke infrastructuren? Wat zijn de conclusies hiervan?

6) Hoe verloopt de samenwerking met de FOD die de coördinatie over het cyberdefensieproject heeft?

a) Hoe werd de FOD van de minister in 2012 geraadpleegd met betrekking tot het opstellen van een federale cyberstrategie? Hoe ziet deze strategie er volgens haar idealiter uit?

b) Heeft de FOD Justitie nog steeds de coördinatie in handen?

c) Welke invloed hebben het kabinet van de eerste minister en het Ministerieel Comité voor Inlichtingen en Veiligheid op het uitstippelen van de Cyberstrategie?

7) Hoe verloopt de samenwerking met het kabinet van de eerste minister, de FOD's Defensie, ICT, Economie, Wetenschapsbeleid en Buitenlandse Zaken in het kader van cyberdefensie? Werd die samenwerking reeds geformaliseerd zodat de CERT en FOD Justitie bij incidenten tijdig kunnen optreden?

8) Het Comité I maakte zich meermaals zorgen om het personeelsbeleid van de inlichtingendiensten en het gebrek aan fondsen om gekwalificeerde personeelsleden te rekruteren.

a) Wordt het departement van de minister ook met dit probleem geconfronteerd?

b) Hoeveel personen houden zich binnen de FOD Binnenlandse Zaken bezig met cyberveiligheid, en werden in 2012 hiervoor nieuwe krachten aangeworven?

9) Is het departement van de minister er voorstander van om meer slagkracht te krijgen om cyberaanvallen te kunnen neutraliseren in plaats van slechts achteraf defensief kunnen reageren?

a) Zou dit voor de minister ook proactief mogen gebeuren? Wanneer en door welke autoriteit?

b) Op welke gelegenheden werd haar departement in het afgelopen jaar betrokken bij cyberoefeningen, zowel op nationaal als internationaal vlak?