Belgische goudvoorraad - Uitlening
goud
schatkist
deviezenreserve
centrale bank
14/2/2013 | Verzending vraag |
29/3/2013 | Antwoord |
Op 31 december 2012 beschikte ons land over een goudvoorraad van 227,5 ton met een marktwaarde 8,9 miljard euro.
In 2011 leende de NBB daarvan 84 ton tijdelijk uit, voornamelijk aan commerciële banken. Men zou daar een vergoeding van 6 tot 7 miljoen euro voor hebben ontvangen.
De rentes op het uitlenen van goud zijn zo laag dat ze voornamelijk dienen om de kosten te dekken die gepaard gaan met de opslag van het goud.
Hierover heb ik de volgende vragen voor de minister:
1. Hoeveel ton goud heeft de NBB in 2012 uitgeleend? Aan wie? Wordt daarbij nagegaan met welke bedoelingen men het goud wil lenen? Zo ja, kan de minister mij die meedelen? Kan hij mij verzekeren dat dit goud door commerciële banken niet wordt aangewend voor speculatie?
2. Hoeveel bedroegen de opbrengsten voor het uitlenen van onze goudvoorraad in 2012? Klopt het dat die opbrengsten voornamelijk worden aangewend voor de opslagkosten van het goud?
3. In welke mate wordt het goud ook daadwerkelijk fysiek uitgeleend, dus met de verplaatsing ervan?
4. Zijn er risico's verbonden aan het uitlenen van onze goudvoorraad? Wat gebeurt er als de bank waaraan men het goud heeft geleend over de kop gaat? Is men daartegen verzekerd? Kortom, wegen de risico's (in het huidige klimaat) van het uitlenen van onze goudvoorraad op tegen de schamele opbrengsten?
5.Kan de minister een kosten-batentabel opstellen aangaande onze goudvoorraden, onder meer met betrekking tot het uitlenen, opslaan, enzovoort, en dit jaarlijks sinds 2000?
1. In 2012 heeft de Bank gemiddeld 46,1 ton van haar tegoeden in goud uitgeleend.
De Bank leent goud uit tegen onderpand aan commerciële banken met een voldoende hoge kredietwaardigheid. De Nationale Bank heeft geen zicht op het gebruik dat de ontleners maken van het ontleende goud.
2. De opbrengsten van de goudleningen voor het boekjaar 2012 bedroegen 11,6 miljoen euro. De opslagkosten voor het goud zijn beperkt.
3. De goudleningen van de Bank geven geen aanleiding tot fysieke bewegingen van het goud bij de bewarende instelling. Zoals hierboven aangehaald, heeft de Bank geen zicht op het gebruik dat de ontleners maken van het goud.
4. Het risico op de goudleningen wordt vooreerst beperkt door de zorgvuldige keuze van de tegenpartij (commerciële banken met een voldoende hoge kredietwaardigheid).
Daarnaast ontvangt de Bank als waarborg voor de goudleningen vastrentende effecten met uitstekende kredietkwaliteit. Op deze waarborgen worden haircuts toegepast en de waarde van de waarborgen dekt steeds de totale marktwaarde van de uitleningen rekening houdend met marge-opvragingen die kunnen gebeuren.
Zoals voor andere gewaarborgde transacties het geval is, gebeurt er een dagelijkse mark-to-market van ontvangen waarborgen en uitstaande posities.
5. Aangezien de goudreserves, samen met de deviezenreserves en de posities bij het International Monetary Fund (IMF) de externe reserves vormen van België, kan onmogelijk een kosten-batentabel opgemaakt worden voor de goudreserves afzonderlijk. Het aanhouden van goud leidt immers tot een diversificatie van deze reserves en dit onder meer ingevolge de negatieve correlatie tussen de goudprijs en de dollarkoers. In dit licht kan de opbrengst/kost van de goudreserves enkel worden geraamd. Er wordt slechts een deel van de goudvoorraad uitgeleend (één vijfde in 2012). De opbrengsten van goudleningen en opslagkosten vertegenwoordigen slechts een fractie van de kosten / baten van het aanhouden van goud.