Aankoop van bankgegevens door overheden - Aanpassing wetgeving - Gegevensuitwisselingen tussen belastingadministraties - Contacten met Duitsland
belastingfraude
Duitsland
Bijzondere Belastinginspectie
14/1/2013 | Verzending vraag |
18/2/2013 | Antwoord |
Op schriftelijke vraag 5-7495 heeft de geachte minister geantwoord dat krachtens de Belgische wetgeving derden niet kunnen worden beloond om inlichtingen over bankgegevens van belastingontduikers in het buitenland te verstrekken. Het zou neerkomen op het illegaal ontfutselen van gegevens aan buitenlandse bankinstellingen, waardoor de bewijskracht ervan voor Belgische rechtbanken kan worden betwist.
De Belgische administratie is echter wel gerechtigd inlichtingen te gebruiken die ze van belastingadministraties uit partnerlanden verkrijgt.
Hierover de volgende vragen:
1) Volgens de geachte minister kunnen zulke gegevens krachtens de huidige Belgische wetgeving niet van derden worden gekocht. Bestaan er plannen om de wetgeving te wijzigen en een en ander wel mogelijk te maken? Acht hij dat opportuun en kan hij zijn antwoord duiden? Over welke wetgeving gaat het hier?
2) Volgens de geachte minister heeft de bijzondere belastinginspectie reeds contact opgenomen met de Duitse administratie.
a) Met welk resultaat? Werden er gegevens uitgewisseld? Zo ja, welke? Zo neen, waarom niet?
b) Indien de inspectie gegevens heeft verkregen, hoeveel personen betreffen ze dan en welke bedragen zijn ermee gemoeid?
c) Kon de administratie dankzij de verkregen gegevens al tot vervolging overgaan en eventueel belastinggelden terugvorderen?
d) Vragen de Duitse overheden hiervoor een financiële tegenprestatie? Zo ja, welke?
e) De gegevens werden verkregen via een omweg, met name de Duitse belastingdiensten. Heeft die werkwijze een positieve invloed op de bewijskracht voor de Belgische rechtbanken? Als de officiële bron waaruit de data afkomstig zijn, een overheid, een democratische rechtsstaat en bijvoorbeeld EU-lidstaat is, hoe kan een rechtbank de rechtmatigheid van de afkomst dan betwisten?
1. Bij gebrek aan een specifieke bepaling in de huidige fiscale wetgeving, met name in het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992, is de Belgische belastingadministratie niet gerechtigd om vergoedingen te betalen aan derden voor het verstrekken van inlichtingen. Er bestaan geen plannen om de wetgeving aan te passen aangezien ik het niet opportuun acht om deze mogelijkheid te voorzien.
2. De uitwisseling van inlichtingen tussen lidstaten op het vlak van directe belastingen wordt vastgelegd op basis van de Richtlijn 77/799/EEG van de Raad van 19 december 1977, die sinds 1 januari 2013 vervangen werd door de Richtlijn 2011/16/EU van 15 februari 2011, en door preventieve dubbelbelastingverdragen.
De richtlijnen voorzien verschillende types van uitwisseling: op verzoek, automatisch of spontaan.
De richtlijnen bevatten echter eveneens verschillende bepalingen betreffende de geheimhoudingsplicht opgelegd aan de lidstaten die inlichtingen uitwisselen. Sommige lidstaten laten overigens niet na om, bij de overdracht van inlichtingen, de strikte naleving van deze bepalingen betreffende de geheimhouding, sterk te benadrukken.
Bijgevolg zal, ter naleving van die geheimhoudingsplicht die de goede werking van uitwisselingsmechanismen op Europees gebied verzekert, het Geachte lid wel begrijpen dat ik geen enkel detail betreffende de uitwisseling met Duitsland noch met elke andere lidstaat kan geven.
In elk geval maken de spontaan verkregen inlichtingen van een andere lidstaat vanzelfsprekend het voorwerp uit van een zeer minutieus onderzoek en indien nodig wordt de fiscale situatie van de betrokken fysieke personen of rechtspersonen rechtgezet. Het beroepsgeheim, zoals voorzien in artikel 337 WIB 92, staat me niet toe om u precieze inlichtingen te verschaffen over de personen en de bedragen die via inlichtingen van het buitenland verkregen werden.
De uitwisseling van inlichtingen op Europees gebied maakt geenszins het voorwerp uit van een betaling tussen de lidstaten. Wederkerigheid is de sluitsteen van de richtlijn.
Tot slot is de rechtsleer over uitspraken in fiscale zaken betreffende de bewijzen die op onregelmatige wijze zijn verkregen, de laatste jaren in belangrijke mate geëvolueerd.
Beknopt kan worden gesteld dat deze bewijzen zullen geweerd worden indien de geschonden rechtsregel op straffe van nietigheid voorgeschreven was, indien de rechten van verdediging van de belastingplichtige niet meer gerespecteerd kunnen worden of indien de onregelmatigheid de geloofwaardigheid van het bewijs heeft verloren laten gaan. In andere gevallen laat het relativiteitsbeginsel de rechters toe een afweging te maken tussen de ernst van de begane fiscale inbreuk en de aantasting van de procedureregel.