Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-760

van André du Bus de Warnaffe (cdH) d.d. 28 december 2010

aan de minister van Pensioenen en Grote Steden

Rijksdienst voor Pensioenen - Werkingskosten

Rijksdienst voor Pensioenen
huishoudelijke uitgave
Rekenhof (België)

Chronologie

28/12/2010Verzending vraag
7/3/2011Antwoord

Vraag nr. 5-760 d.d. 28 december 2010 : (Vraag gesteld in het Frans)

De opdrachten van de Rijksdienst voor Pensioenen (RVP) zijn talrijk op het domein van de pensioenen van loontrekkers : repartitiestelsel, regeling voor vrijwillig verzekerden, wettelijk kapitalisatiestelsel, stelsel van het aanvullend pensioen uit de tweede pijler,... Daarnaast voert de RVP nog bepaalde opdrachten uit in andere stelsels, bijvoorbeeld de IGO, of het stelsel van de pensioenen voor zelfstandigen.

De RVP moet zijn werkingskosten dus spreiden over al die verschillende stelsels. De lasten en producten die rechtstreeks kunnen worden geboekt, worden onmiddellijk toegewezen aan de betrokken beheersorganen, terwijl de lasten en producten die niet rechtstreeks kunnen worden geboekt eerst geïntegreerd worden in het repartitiestelsel en nadien, bij de afsluiting van het boekjaar, verdeeld worden op basis van de verdeelsleutels. In 2009 bedroegen de te verdelen werkingskosten 142,9 miljoen euro.

Het Rekenhof constateert in zijn Boek 2010 over de Sociale Zekerheid dat de RVP verdeelsleutels gebruikt die nooit herzien werden en waarvan sommige nooit werden geformaliseerd.

Het Rekenhof vreest bijgevolg dat de toewijzing van de kosten niet meer overeenstemt met de werkelijkheid en meer bepaald dat de bijdrage van het door de RVP voorgestelde aanvullende pensioen te klein is zodat een deel van de werkingskosten door de sociale zekerheid wordt gefinancierd.

1. Zullen de aanbevelingen van het Rekenhof worden uitgevoerd?

2. Zal de verdeling van de werkingskosten bij de RVP geformaliseerd en geüpdatet worden?

3. Zullen de werkingskosten ten laste van het stelsel van aanvullende pensioenen herzien en opgetrokken worden, aangezien de huidige bijdrage slechts overeenstemt met 38% van de effectieve loonlasten en dat de RVP dat stelsel wil uitbreiden?

4. Krachtens de wet van 28 april 2010 zou de RVP de uitbetaling van de pensioenen van de ambtenaren moeten beheren, eens de uitvoeringsbesluiten goedgekeurd zijn. Hoe zal de verdeling van de werkingskosten met het oog op deze nieuwe opdracht worden georganiseerd?

Antwoord ontvangen op 7 maart 2011 :

In antwoord op zijn vragen heb ik de eer aan het geachte lid het volgende te laten weten:

1. De Rijksdienst voor Pensioenen (RVP) bevestigt de vaststelling van het Rekenhof dat de aangerekende werkingskosten voor de verschillende beheren en stelsels zoveel mogelijk de reële kosten moeten benaderen.

Het probleem is dat de RVP op dit ogenblik niet beschikt over de werkelijke kosten die moeten aangerekend worden per stelsel. Er is een kostprijscalculatie die toelaat een benaderend inzicht te verwerven van de kosten per kostenplaats (te beschouwen als een directie) en per basisopdrachten. Dit laat toe om voor een klein stelsel, zoals de aanvullende pensioenen, een benadering te krijgen van de werkelijke kost omdat de activiteiten beperkt zijn tot één kostenplaats. Moeilijker wordt het om de (benaderende) werkelijke kost te isoleren, van bijvoorbeeld. het stelsel der zelfstandigen, uit de basisopdrachten betalen, informeren en terugvorderen. Dit kan alleen via een kostprijscalculatie of een analytische boekhouding die afdaalt tot de kostprijs per activiteit of anders gezegd een activity based costing wat bijkomende budgettaire middelen zal vergen. In het kader van de laatste bestuursovereenkomsten werd gestipuleerd dat de OISZ een contact- en uitwisselingsnetwerk van methodologieën en technieken betreffende de analytische boekhouding zou organiseren waarbij de Federale Overheidsdienst (FOD) Budget en Beheerscontrole bijstand zou verlenen. Op dit ogenblik is in de Commissie ter normalisatie van het boekhoudplan dit nog niet besproken.

2. Eenmaal de nodige data beschikbaar zijn om een meer exacte becijfering te realiseren van de kosten per beheer zullen deze, na het advies van het beheerscomité, voorgelegd worden aan de bevoegde minister(s).

3. De werkingskosten die het beheer van de aanvullende pensioenen betalen aan het globaal beheer van de sociale zekerheid van de werknemers is gebaseerd op de verdeelsleutel opgenomen in het ministerieel besluit van 7 december 1982 tot uitvoering van het art 41ter van het koninklijk besluit nr. 50. Dit artikel stelt dat de minister die de werknemerspensioenen onder zijn bevoegdheid heeft, bepaalt volgens welke regelen de werkingskosten die voor de RVP uit de toepassing van dit artikel voortvloeien, worden vastgesteld, en aangerekend aan elk van die afzonderlijke beheren.

De berekeningsmethode is vrij simpel en komt neer op 5 % van de geïnde bijdragen en 1 % op de uitbetaalde renten en kapitalen. Uiteraard is dit een benaderende waarde, de kostprijs kan ook achterhaald worden aan de hand van complexe berekeningen opgenomen in een analytische boekhouding maar hoe dan ook het blijft eveneens approximatief want ook in dergelijke oefening wordt er gewerkt met verdeelsleutels (aantal m2, aantal pc’s, …). Indien we het bedrag, berekenen voor het boekjaar 2008, via de percentages opgenomen in het ministerieel besluit en dit vergelijken met het bedrag dat bekomen wordt via de analytische boekhouding dan valt er een verschil te noteren. Het bedrag bekomen via het ministerieel besluit is lager dan dit bekomen via de analytische boekhouding en dit zal ook zo zijn voor het boekjaar 2009 en dit gelet op het niveau van geïnde bijdragen en uitbetaalde kapitalen.

Vanaf 2011 zal er zich een aanzienlijke kentering in die situatie voordoen doordat het niveau aan bijdragen exponentieel zal stijgen door het innen van bijdragen voor het pc 317, en de bijdragen van de sector scheikunde. In een latere fase zal ook het niveau aan uitbetaalde renten en kapitalen stijgen wat betekent dat het bedrag aan werkingskosten berekend via het ministerieel besluit hoger zal komen te liggen dan dit berekend via de analytische boekhouding.

4. Om de werkelijke kost van de uitbetaling van de openbare pensioenen te isoleren uit de totale massa aan te verdelen werkingskosten dient er eerst een inzicht verworven te worden in zowel de structuur van de kosten als het patroon aan vaste en de variabele kosten.