Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-7544

van Bert Anciaux (sp.a) d.d. 13 december 2012

aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Duurzame Ontwikkeling, belast met Ambtenarenzaken

De belastingafrekeningen

belastingaangifte
belasting van natuurlijke personen
inning der belastingen

Chronologie

13/12/2012Verzending vraag
15/4/2014Antwoord

Herkwalificatie van : vraag om uitleg 5-2811

Vraag nr. 5-7544 d.d. 13 december 2012 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Het tempo waarmee de fiscus de belastingaangiftes kan verwerken steeg de voorbije jaren aanzienlijk. Daarvoor zijn zowel de online aangiftes als het toenemende aantal vooraf ingevulde formulieren verantwoordelijk. De effecten daarvan zijn uiteraard dubbel: enerzijds kan de staat de belastingen sneller innen, anderzijds moet er ook sneller worden terugbetaald. Blijkbaar overstijgt het aantal terugbetalingen het aantal aanvullende inningen.

Een medewerker van de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten stelt vast dat het tempo van de fiscus vanaf oktober dit jaar plots vertraagde. Reeds vanaf juli kreeg een aantal belastingplichtigen een terugbetaling, vroeger dan ooit tevoren. De VVSG kan dit tempo bijzonder goed volgen, omdat aan de eindafrekening eveneens de gemeentelijke belastingen zijn gekoppeld. Op basis van de maandelijkse informatie daarover, groeide de hypothese dat de fiscus het tempo van eindafrekeningen - dus ook van terugbetalingen - vanaf oktober terugschroefde.

Hoe reageert de minister op de hypothese van de VVSG dat de fiscus het tempo van de terugbetaling van de eindafrekeningen van de personenbelasting vanaf oktober dit jaar terugschroefde, teneinde de teveel geïnde belastingen minder snel te moeten terugbetalen en de schatkist daardoor wat meer ademruimte te geven? Met welke bewijzen kan de minister het vermoeden van de VVSG, gebaseerd op een analyse van de cijfers van de voorbije maanden, weerleggen?

Antwoord ontvangen op 15 april 2014 :

Hieronder kan het geachte lid volgende details van het verloop van de inkohieringen voor de aanslagjaren 2011 en 2012 vinden:

1. De onderstaande tabel biedt een overzicht van de evolutie van de inkohieringsactiviteiten uitgevoerd voor de aanslagjaren 2011 en 2012. Per maand zijn de gegevens opgenomen met betrekking tot de initiële inkohiering van elk aanslagjaar.

De inkohieringen lopen na deze periode nog verder door, maar teneinde een vergelijking over meerdere aanslagjaren mogelijk te maken, beperkt de tabel zich tot die initiële inkohieringsperiode die loopt tot eind van de maand juni van het jaar volgend op het aanslagjaar.

Benevens het aantal inkohieringen per maand wordt eveneens het resultaat van de betrokken inkohieringen voor de federale overheid medegedeeld evenals het resultaat van de ingekohierde aanvullende gemeentebelasting op de personenbelasting.

AJ 2011

Aantal inkohieringen

Saldo inkohieringen federale staat

Saldo inkohieringen gemeenten

juli 2011

10

-4.132

628

augustus 2011

1.002.175

-774.009.470

312.052.159

september 2011

1.167.811

-862.745.111

329.982.218

oktober 2011

1.279.003

-1.356.264.590

583.252.600

november 2011

961.313

-708.760.668

392.279.525

december 2011

619.296

-332.557.420

234.288.215

januari 2012

409.628

-450.017.383

142.410.403

februari 2012

701.887

-373.556.254

266.450.265

maart 2012

402.238

-210.311.826

183.100.846

april 2012

173.328

-95.423.220

84.257.531

mei 2012

177.973

-34.344.384

175.962.013

juni 2012

80.071

-11.260.546

44.600.356

TOTAAL

6.974.733

-5.209.255.004

2.748.636.759

AJ 2012

Aantal inkohieringen

Saldo inkohieringen federale staat

Saldo inkohieringen gemeenten

juli 2012

499.999

-895.776.188

313.109.856

augustus 2012

1.004.418

-505.100.218

205.568.761

september 2012

1.107.767

-876.103.400

298.767.408

oktober 2012

1.023.306

-952.320.456

382.308.374

november 2012

903.011

-801.562.612

385.224.253

december 2012

429.822

-369.702.705

234.805.660

januari 2013

939.358

-1.067.425.985

492.324.053

februari 2013

348.703

-269.219.297

164.843.614

maart 2013

296.367

-200.555.647

137.954.675

april 2013

152.758

-74.921.539

66.080.856

mei 2013

96.278

-20.748.118

34.637.779

 

juni 2013

94.827

5.991.225

46.018.817

TOTAAL

6.896.614

-6.027.444.940

2.761.644.106

2. Met betrekking tot het begrotingsjaar 2012 is destijds aangekondigd dat er, op vlak van de inkohieringen in de personenbelasting inzake het aanslagjaar 2012, er voor zowat 300 miljoen euro extra teruggaven zouden gerealiseerd worden in verhouding tot het teruggaafpakket voor aanslagjaar 2011 gerealiseerd binnen het begrotingsjaar 2011. Het betreft begrotingsrealisaties uitgedrukt in ESR-termen; enkel deze basis is immers representatief binnen een Europese context.

Wanneer men de bovenvermelde gegevens vergelijkt is er finaal 335 miljoen euro meer besteed gedurende het begrotingsjaar 2012 met betrekking tot de inkohieringen voor aanslagjaar 2012 dan de bestedingen uitgevoerd in het begrotingsjaar 2011 met betrekking tot het aanslagjaar 2011. Dit sluit zeer nauw aan bij de vooropgestelde doelstelling.

Ook de gemeenten verkregen gedurende dezelfde periode een vergelijkbaar bedrag.

Lichte verschillen tussen de begrotingsjaren onderling zijn niet uit te sluiten gezien de inkomensmix van de ingekohierde belastingplichtigen van jaar tot jaar verschilt.

3. De toename van de teruggaven dient vooral gezocht in de toename van de fiscale uitgaven op vlak van de personenbelasting. De laatste jaren uit die toename zich onder meer door de felle groei van de uitgaven voor energiebesparende maatregelen. Deze lopen vanaf aanslagjaar 2013 geleidelijk terug.

Ook de aftrek van hypothecaire leningen bijvoorbeeld beïnvloedt het niveau van de fiscale uitgaven. Deze uitgaven zijn echter slechts bekend bij de indiening van de aangifte in de personenbelasting, want worden niet medegedeeld aan de werkgever teneinde er rekening mee te houden in de bedrijfsvoorheffing.