Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-7522

van Bert Anciaux (sp.a) d.d. 10 december 2012

aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Duurzame Ontwikkeling, belast met Ambtenarenzaken

Fraude bij internetbankieren - Vergoeding van schade - Febelfin - Wet op de elektronische verrichtingen

computercriminaliteit
elektronische bankhandeling
bescherming van de consument

Chronologie

10/12/2012Verzending vraag
18/1/2013Antwoord

Vraag nr. 5-7522 d.d. 10 december 2012 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Het aantal gevallen van fraude via internetbankieren stijgt exponentieel. In de eerste vijf maanden van 2012 is al vier keer meer geld verloren aan fraude bij internetbankieren dan in heel 2011. Dat blijkt uit cijfers van Febelfin, de sectorfederatie voor de financiële wereld.

Tot dusver werden alle gedupeerden vergoed die de afgelopen jaren in België op die manier werden opgelicht. Maar dit is blijkbaar geen vanzelfsprekendheid. In eerdere reacties op dit soort berichten zeggen banken dat ze "geval per geval" bekijken en dat de vergoeding van de schade geen vanzelfsprekendheid is, maar "een commerciële geste". Zolang het aantal schadegevallen beperkt blijft, lijkt er dus geen probleem en betalen de banken braaf uit. Maar wanneer deze gevallen van fraude blijven toenemen (en dat doen ze snel) zullen banken steeds minder bereid zijn een "geste" te doen.

Andere experts die de belangen van de klanten behartigen (onder andere Test-Aankoop) stellen echter dat dit niet klopt. De banken zijn volgens de wet op de elektronische verrichtingen gewoon verplicht de klant te vergoeden. Tenzij er sprake zou zijn van grove nalatigheid door de consument. De bank moet deze nalatigheid ook kunnen aantonen. Rest er bovendien nog de vraag wat men onder grove nalatigheid verstaat.

Hierover de volgende vragen:

1) Welk regelgevend kader bestaat er met betrekking tot de vergoeding van consumentenschade bij internetbankieren en kan de minister dit toelichten?

2) Klopt het dat de schadevergoedingen een "commerciële geste" zijn vanwege de banken of zijn de banken sowieso verplicht tot deze terugbetaling zoals onder andere Test-Aankoop stelt? Gaat de minister akkoord dat een "geval per geval" aanpak in ieder geval onaanvaardbaar is en dat banken uniforme standaarden moeten hanteren voor het vergoeden van consumentenschade door fraude bij internetbankieren? Is hij van mening dat er op zijn minst een verduidelijking moet komen van de rechtspositie van de consument?

3) Wat moet men verstaan onder grove nalatigheid met betrekking tot dit soort gevallen van fraude? Bij wie ligt de bewijslast? Momenteel is dit voor consumenten onduidelijk. Deelt de minister mijn opvatting dat dit zeer onwenselijk is en dat geld als betaalmiddel en het (online)betalingsverkeer alleen kunnen functioneren op basis van vertrouwen? Beaamt hij dat het aanscherpen van de verantwoordelijkheid van consumenten kan leiden tot het ondermijnen van het vertrouwen in het onlinebetalingsverkeer, terwijl dit juist een zeer efficiënte betaalmethode is? Deelt hij mijn opvatting dat de verantwoordelijkheid voor de veiligheid van internetbankieren in de eerste plaats bij de banken ligt?

4) De banken proberen de aansprakelijkheid voor onlinefraude met betaalrekeningen naar de klant te verschuiven, bijvoorbeeld door in de voorwaarden te stellen dat klanten een virusscanner moeten hebben en de software regelmatig moeten updaten. Welke ruimte hebben banken om eisen te stellen aan de "internetkennis" en de beveiliging van computers van consumenten alvorens tot vergoeding bij schade over te gaan?

5) Heeft de minister hieromtrent reeds overleg gehad met Febelfin? Met welk resultaat?

Antwoord ontvangen op 18 januari 2013 :

Ik nodig het geachte lid uit zijn vraag te stellen aan mijn collega, vice-eerste minister en minister van Economie, Consumenten en Noordzee Vande Lanotte, die bevoegd is voor deze materie.