De veroordeling van de uitspraken van de Commissie voor de regulering van de elektriciteit en het gas (CREG)
CREG
energievoorziening
elektriciteitsvoorziening
elektrische energie
aardgas
energieprijs
zekerheid van voorziening
29/11/2012 | Verzending vraag |
14/5/2013 | Antwoord |
Herkwalificatie van : vraag om uitleg 5-2516
In de pers, onder andere op 15 september 2012, spreekt de staatssecretaris harde veroordelingen uit over de energieregulator CREG. Hij beschuldigt de federale waakhond van leugens. Zeker waar de CREG vermoedt dat ons land zal worden geconfronteerd met energieblack-outs, als gevolg van allerlei euvels, stelt de staatssecretaris juist een averechtse diagnose: er dreigen helemaal geen black-outs. Wat verder stelt de staatssecretaris dat de CREG helemaal niets heeft te zeggen over onze energiezekerheid, wegens onbevoegdheid inzake energiebevoorrading. "De regulator moet zich niet mengen in een debat waarvoor hij de instrumenten noch de kennis heeft. Dit kan absoluut niet." Daarnaast neemt de staatssecretaris afstand van het standpunt van de CREG inzake de overgangsperiode gekoppeld aan een gewijzigd prijzenmechanisme. De CREG wijst een overgangsperiode af, terwijl de regering hieromtrent al wel besliste tot zo'n overgangsperiode, o.a. als gevolg van een advies in deze zin van dezelfde CREG, maar dan enkele jaren geleden. Daarnaast geeft de CREG de burgers onrealistische hoop op besparingen.
Tevens neemt de staatssecretaris afstand van de boodschap van de CREG dat het Russische GAZPROM miljoenen euro zou hebben teruggestort aan Europese energieleveranciers, o.a. Electrabel, maar dat dit geld niet zou worden verrekend in het voordeel van de klanten. De staatssecretaris klinkt ook hier erg radicaal: er is geen contract tussen GAZPROM en Electrabel. Voor dit CREG-verhaal zijn er geen bewijzen en dus kan het ook niet zomaar worden verkondigd.
Dit alles wijst op meer dan een vertrouwenscrisis tussen de staatssecretaris en de CREG. De mediaberichten bewijzen hier een fundamenteel verstoorde relatie die de omvang van een publieke oorlogsvoering aanneemt. Dit staat in schril contrast met de belofte van de staatssecretaris, bij aanvang van zijn mandaat, om een pacificatie te verwezenlijken. Deze doelstelling lijkt helemaal mislukt.
Hoe verklaart de staatssecretaris de sterk negatieve ontwikkelingen in zijn relatie met de CREG? Wie veroorzaakte deze teloorgang van vertrouwen en zorgde voor een blijkbaar onherstelbare breuk? Hoe komt het dat dit conflict, in al zijn bitterheid, steeds opnieuw in de media wordt uitgevochten? Op welke wijze zal de staatssecretaris verder in deze relatie optreden? Beaamt hij dat dit conflict voor de buitenwereld enerzijds lachwekkende en anderzijds ook meelijwekkende, maar in het algemeen vooral bezorgde gevoelens opwekt? Overweegt hij drastische maatregelen of zal hij deze barslechte relatie laten aanmodderen? Kan de staatssecretaris verzekeren dat dit openlijke en blijkbaar onherstelbare conflict geen negatieve gevolgen sorteert voor het Belgische energiebeleid?
Ik moet inderdaad erkennen dat mijn relatie met de Commissie voor de Regulering van de Elektriciteit en het Gas (CREG) niet degene is waarop ik gehoopt had. Wij worden met enorm veel uitdagingen geconfronteerde op de Belgische en Europese energiemarkt: het beheersen van de prijzen, de bevoorradingszekerheid waarborgen, enz. Ik had gehoopt om bij het aanpakken van die uitdagingen een beroep te kunnen doen op een objectieve, onpartijdige en vooral coherente regulator (coherent, zowel tussen de verschillende directies als tussen de verschillende aanbevelingen in de tijd). Ik heb van bij het begin van mijn mandaat alles in het werk gesteld opdat dit het geval zou kunnen zijn : ik heb het voltallige directiecomité verschillende keren ontmoet om over mijn doelstellingen te spreken en over de rol van hun instelling. Ik was zelfs het eerste regeringslid dat zich ooit verplaatst heeft naar de CREG om kennis te maken met al het personeel.
In de loop der maanden heb ik echter mijn illusies moeten opbergen en ben ik geconfronteerd met dezelfde moeilijkheden als mijn voorgangers.
De CREG slaagt er niet in om binnen haar directiecomité de synthese te maken tussen doelstellingen van prijsbeheersing en bevoorradingszekerheid, of duidelijker gezegd: tussen de prijzendirectie en de Technische Directie. Op die manier speelt de CREG niet de rol van een regulator : immers, haar aanbevelingen hebben doorgaans enkel oog voor het prijzenaspect,
zonder rekening te houden met de verschillen tussen de leveranciers ;
zonder rekening te houden met het mogelijke risico voor het investeringsklimaat of de bevoorradingszekerheid ;
zonder het juist naar waarde schatten van de aanwezigheid van een brede diversiteit aan marktspelers, die een echte keuze creëert voor de consument en die ons stilaan in de richting brengt van een echte, goed functionerende markt.
Die marktwerking zou ten goede moeten komen van de consument en de investeerder, en tegelijkertijd een competitief prijsniveau en bevoorradingszekerheid moeten waarborgen. Het is jammer dat ik telkens uit mijn rol van regeringslid moet treden om die rol te spelen in plaats van de CREG – daar ben ik het mee eens.
De medewerkers, volgens ieders oordeel, zijn van een grote kwaliteit en hun werk wordt geenszins door de regering in vraag gesteld. Het directiecomité moet nu vernieuwd worden. Ik druk de hoop uit dat Selor, dat door de regering gevraagd werd de selectieprocedure te leiden, erin is geslagen om een objectief, onpartijdig en coherent directiecomité samen te stellen, om de termen uit het begin van mijn antwoord te hernemen.