DNA-stalen - Toezicht - DNA-databank - Wettelijke mogelijkheden
genetische database
DNA
gegevensbank
misdaadbestrijding
22/11/2012 | Verzending vraag |
13/12/2013 | Herkwalificatie |
15/1/2014 | Antwoord |
Geherkwalificeerd als : vraag om uitleg 5-4525
De recente aanpak van een oud verkrachtingsdossier in Nederland, waarbij het DNA-staal van enkele duizenden omwonenden van het slachtoffer werd afgenomen, leidde tot een aanhouding. Eerder pleegde een Belgische man, na een grootschalig DNA-onderzoek, zelfmoord alvorens de politie hem naar aanleiding van de match van zijn staal kon aanhouden.
Het systematisch gebruik van DNA roept heel wat controversen op. Voorstanders, zoals ons Nationaal Instituut voor Criminologie en Criminalistiek (NICC), stellen dat men best bij de geboorte van iedereen een DNA-staal neemt en opslaat in een gigantische databank. Tegenstanders wijzen op mogelijke privacyproblemen, want DNA bevat natuurlijk heel wat gegevens die bijvoorbeeld medisch van aard zijn en niets met criminaliteit te maken hebben.
Hierover de volgende vragen:
1) Welke wettelijke (on)mogelijkheden bestaan er momenteel aangaande de opbouw, samenstelling, het beheer en de aanwending van DNA-databanken ?
2) Wie houdt toezicht op de bestaande verzameling(en) van DNA-stalen? Op welke wijze wordt dit geregeld en geëvalueerd?
3) Is de geachte minister een voorstander van de opbouw van een systematische DNA-databank, zoals onder andere door het NICC voorgesteld?
De wet van 22 maart 1999 betreffende de identificatieprocedure via DNA-analyse in strafzaken en het koninklijk uitvoeringsbesluit van 4 februari 2002 regelen de huidige activiteiten van DNA-gegevensbanken.
Deze DNA-wet voorziet momenteel in twee nationale DNA-gegevensbanken waarvan het beheer uitsluitend is toevertrouwd aan het NICC.
De nationale gegevensbank 'Criminalistiek' bevat de profielen van ongeïdentificeerde sporen, de nationale gegevensbank “Veroordeelden” daarentegen bevat de profielen van bepaalde categorieën van veroordeelden.
In de wet is bepaald dat de analyses zich beperken tot niet-coderend DNA (behalve de identificatie kan er geen andere informatie aan worden ontleend). Daarnaast is het gebruik van die gegevens exclusief beperkt tot het rechtstreeks of onrechtstreeks identificeren van personen die bij een misdrijf zijn betrokken.
Conform de wet zijn de namen van de personen bij wie een DNA-analyse is uitgevoerd niet in handen van de beheerseenheid van de nationale gegevensbanken. Die beheerseenheid beschikt slechts over een DNA-code en enkel een magistraat is bevoegd om een profiel te linken aan de identiteit van de persoon van wie het komt.
Het beheer van de gegevensbanken is gereglementeerd en voorziet erin dat de personeelsleden van het NICC die bij de exploitatie van de DNA-gegevensbanken zijn betrokken, aan zeer strikte eisen betreffende vertrouwelijkheid en geheimhouding zijn onderworpen. Die personen mogen niet deelnemen aan DNA-analyses. De wet bepaalt ook dat een aangestelde voor de gegevensbescherming controle uitoefent op de naleving van de bepalingen inzake de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de nationale DNA-gegevensbanken. Het NICC moet op technisch en organisatorisch vlak de nodige maatregelen nemen om de veiligheid en de vertrouwelijkheid van de persoonsgegevens te waarborgen.
Op 30 november 2011 verscheen in het Belgisch Staatsblad de Wet van 7 november 2011 tot wijziging van het Wetboek van strafvordering en van de wet van 22 maart 1999 betreffende de identificatieprocedure via DNA-onderzoek in strafzaken. Het uitvoeringsbesluit van 17 juli 2013 werd op 12 augustus 2013 gepubliceerd. Beiden treden in werking op 1 januari 2014.
De nieuwe wet heeft tot doel een aantal wetgevende aanpassingen te doen om tot een verbetering en vereenvoudiging van de procedures te komen en om de kostprijs van de DNA-onderzoeken te drukken. De procedures moeten vooral transparanter en eenduidiger worden en leiden tot een efficiënt procesverloop, wat een kostenbesparend effect zal hebben. De nieuwe wet voegt bovendien een aantal aanvullende waarborgen in voor alle personen die betrokken zijn bij het wetenschappelijk onderzoek, en laat eveneens de vergelijkingen met buitenlandse gegevensbanken toe teneinde de Belgische wetgeving in overeenstemming te brengen met de internationale verplichtingen die volgen uit het Verdrag van Prüm van 27 mei 2005 inzake de intensivering van de grensoverschrijdende samenwerking, in het bijzonder ter bestrijding van het terrorisme, de grensoverschrijdende criminaliteit en de illegale migratie, dat bij Besluit 2008/615/JBZ van de Raad van 23 juni 2008 opgenomen werd in het juridische bestel van de Europese Unie.
Een andere belangrijke vernieuwing is de oprichting van een nationale cel die verantwoordelijk zal zijn voor het toekennen van de DNA-codenummers en een coördinerende rol zal hebben in de activiteiten onderworpen aan de centralisatie en aan het beheer van de DNA-codenummers.
De tekst van het KB wijst er nog eens op dat het NICC de waarborg is voor het goede beheer van de nationale databanken. Op die basis heeft het Nationaal Instituut voor criminalistiek en criminologie (NICC) bovendien het recht om, binnen de limieten van haar opdrachten, de persoonsgegevens die de DNA-profielen zijn, te verzamelen en te verwerken.
Aangezien de leden van het personeel die betrokken zijn bij de exploitatie van de databanken kennis nemen van een groot aantal gevoelige gegevens, zijn zij onderworpen aan de strengste eisen op het gebied van vertrouwelijkheid en geheimhouding, in het bijzonder het geheim van het onderzoek en de vereisten bedoeld in artikel 458 van het Strafwetboek. Dit bevestigt nadrukkelijk de toepasselijkheid op deze personen van de artikelen 28quinquies, § 1 (geheim van het opsporingsonderzoek) en 57, § 1 (geheim van het gerechtelijk onderzoek) van het Wetboek van strafvordering. Ze mogen bovendien niet tegelijk deelnemen aan DNA-onderzoeken als zodanig, om te vermijden dat ze kennis nemen van feiten die geen betrekking hebben op het proces van vergelijking van de geregistreerde gegevens op nationaal niveau, of zelfs van de naam van bepaalde protagonisten.
Het is aan de beheerder en zijn gemachtigde om aan de minister van Justitie de principes en de maatregelen voor te stellen met betrekking tot het rendement, de duurzaamheid en de veiligheid van de databanken. Het gaat hier onder meer om de procedures van mededeling van DNA-profielen, de structuur en de nomenclatuur van deze profielen, en de kwaliteitscriteria waaraan de profielen van sporen en de referentieprofielen moeten voldoen. Deze keuzes zullen ingegeven worden in functie van de internationale richtlijnen en aanwijzingen. De wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, gewijzigd bij de wet van 11 december 1998 tot omzetting van de richtlijn 95/46/EG, voorziet dat de verantwoordelijke voor de verwerking, in casu het NICC, de nodige technische maatregelen moet treffen om de veiligheid en de vertrouwelijkheid van de persoonsgegevens te waarborgen. Deze bepalingen moeten dus aangevuld worden met een reglement betreffende de functie van beheerder, de duurzaamheid en de juistheid van de geregistreerde en verwerkte gegevens, en de modaliteiten van toegang voor elke gebruiker die handelt op volmacht van de beheerder. De beheerder speelt een centrale rol in de tenuitvoerlegging van de gegevensbanken en de inachtneming van de regels ter zake. Zijn functie wordt verduidelijkt en zijn verantwoordelijkheden worden meer in detail omschreven.
De aangestelde voor de gegevensbescherming staat eveneens in voor de naleving van die regelgeving, het uitvoeren van controles bij de DNA-onderzoekslaboratorium en het opstellen van een jaarverslag voor de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer inzake het beheer van DNA-profielen in de nationale gegevensbanken van het NICC.
De procureur des Konings wijst een deskundige verbonden aan een laboratorium aan om het DNA-profiel van het referentiestaal op te stellen en in voorkomend geval, de vergelijking van dat DNA-profiel met de DNA-profielen van de in het kader van die zaak aangetroffen sporen uit te voeren.
Op basis van de uitgebreide lijst van misdrijven, bedoeld in artikel 5 van de nieuwe DNA-wet van 7 november 2011 en rekening houdend met de evaluatie gevoerd door de Dienst voor het Strafrechtelijk Beleid op basis van de veroordelingen die in de loop van de voorgaande jaren voor dezelfde misdrijven zijn uitgesproken, schatten we dat de registratie van het aantal genetische profielen van veroordeelden in de toekomst tot 8000 per jaar zal stijgen. Bovendien kunnen de twee bestaande databanken uitgebreid worden met bijvoorbeeld een databank “Vermiste personen”. Het is evenwel niet de bedoeling een databank met DNA-profielen van alle mensen op te richten.