Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-7282

van Bert Anciaux (sp.a) d.d. 22 november 2012

aan de minister van Justitie

De stille dood van het penitentiair onderzoeks- en klinisch observatiecentrum

gevangeniswezen
strafgevangenis
opname in psychiatrische kliniek

Chronologie

22/11/2012Verzending vraag
19/12/2012Antwoord

Herkwalificatie van : vraag om uitleg 5-2491

Vraag nr. 5-7282 d.d. 22 november 2012 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

De minister antwoordde erg bondig op mijn schriftelijke vraag 5-6375 naar haar plannen om alsnog een penitentiair onderzoeks- en klinisch observatiecentrum (POKO) op te richten. Ze stelde dat dit plan en concept zijn relevantie verloor, omdat - zo stelt de minister - er momenteel voldoende expertise aanwezig is bij de psychosociale diensten van de gevangenissen.

Dit antwoord is zeer verbazend. Bij veel betrokkenen en experts lees en hoor ik het radicale tegendeel, namelijk dat de gevangenissen noch over de noodzakelijke klinische infrastructuur, noch over een minimaal noodzakelijke personeelsbezetting beschikken om klinische psychiatrische observatie te doen. Er wordt in deze context vaak verwezen naar het Pieter Baancentrum, een lichtend en stichtend voorbeeld in Nederland.

Nagenoeg alle Belgische experts bevestigen de bovenstaande analyse en klagen de huidige situatie aan in verschillende publicaties en tijdens hoorzittingen. Daarnaast kan men dezelfde analyses ook lezen in de eindverslagen van de Centrale Toezichtraad voor het Gevangeniswezen en in de rapporten van het Comité ter Preventie van Foltering. Tot slot vindt men de stellingen en oordelen ook terug in de memoranda van organisaties zoals de Liga voor Mensenrechten en het CGKR.

De vorige minister van Justitie toonde zich een groot voorstander van het centrum en stelde alles in het werk te stellen om de oprichting van het POKO te realiseren (maar de toestand van lopende zaken stak daar een stokje voor).

In tegenspraak met al die onderbouwde beoordelingen, meent de minister dat er voldoende expertise aanwezig is binnen de psychosociale diensten van de gevangenissen. Ik ben dus zeer nieuwsgierig over welke argumenten en nieuwe feiten de minister beschikt om die uitspraak te staven.

Gaat de minister akkoord dat Justitie steeds meer wordt geconfronteerd met ("high profile") zaken die verbonden zijn aan de forensische psychologie? Een bewijs hiervan is het snel stijgende aantal geďnterneerden. Is de minister het met me eens dat als gevolg hiervan een hoge nood bestaat naar meer specifiek en duurzaam onderzoek? Beaamt de minister dat een dergelijk centrum een enorme meerwaarde kan en zal betekenen voor het deskundige onderzoek, ook die van de moeilijkste gevallen, en voor de ontwikkeling van wetenschappelijk onderzoek en opleiding? Zo neen, over welke alternatieven beschikt de minister om deze nood zonder een centrum op te vangen?

Blijft de minister bij haar standpunt dat binnen de psychosociale diensten van de gevangenissen voldoende expertise aanwezig is om aan klinische psychiatrische observatie te doen? Vindt de minister de gevangenis daarvoor een geschikte omgeving? Met welke argumenten, feiten en cijfers meent de minister te kunnen stellen dat binnen de gevangenismuren reeds voldoende expertise aanwezig is? Hoe rijmt zij haar opvattingen hieromtrent met de opvattingen van al die experts en deskundige organisaties die het tegendeel beweren? Hoe verklaart de minister dat de vorige minister van Justitie nog een groot voorstander was van het POKO en er nu plots helemaal geen steun meer bestaat voor het project?

Antwoord ontvangen op 19 december 2012 :

Ik heb mij niet uit te spreken over standpunten die door mijn voorganger werden geformuleerd. 

Wel is het zo dat het penitentiair onderzoeks- en klinisch observatiecentrum (POKO) meer dan 12 jaar geleden voorzien is maar nooit in werking is getreden. De realiteit op het terrein is intussen sterk geëvolueerd, de behoeften ook. De voorbije 10 jaar zijn de psychosociale diensten aanzienlijk uitgebreid, is er expertise qua diagnositiek en adviesverlening opgebouwd en werden de medewerkers van deze psychosociale dienst uitgebreid opgeleid met het oog op risicotaxatie en -assessments. De dienst is in staat de wetenschappelijke ontwikkelingen op de voet te volgen.   

In 2007 werd de splitsing tussen Zorg en Expertise ingevoerd en werden voor alle afdelingen waar geinterneerden verblijven zorgequipes ingevoerd. De nieuwe wet internering voorziet daarenboven in een aangepaste procedure rond de inobservatiestelling en vooral een actueel verslagmodel met een opgelegde methodiek. 

Het probleem is dus niet onderzoek en observatie, wel het vinden van plaatsen voor mensen met een psychiatrische problematiek (veroordeelden en geinterneerden) buiten justitie met oog op post penitentiaire behandeling en begeleiding. 

In dit kader zal de oprichting van de Forensisch Psychiatrisch Centra in Gent en Antwerpen een zeer belangrijke rol spelen. Deze centra zullen immers de missing link vervullen tussen penitentiair en postpenitentiair, wat de opvang, begeleiding en behandeling van geïnterneerden sterk zal verbeteren.