Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-7258

van Bert Anciaux (sp.a) d.d. 31 oktober 2012

aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Beliris en de Federale Culturele Instellingen

Patiënten - Collectieve rechten - Patiëntenwet - Handvest van de Patiënten

rechten van de zieke
toegang tot de informatie
gezondheidsverzorging

Chronologie

31/10/2012Verzending vraag
21/3/2013Antwoord

Vraag nr. 5-7258 d.d. 31 oktober 2012 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

De Standaard van 26 oktober 2012 bevatte een interessant opiniestuk over 10 jaar patiëntenrechten van professor Yvo Nuyens van de KU Leuven. Ik meen dat hij terecht stelt dat patiënten nog altijd stiefmoederlijk worden behandeld. De non-participatieve aanpak wordt nog eens pijnlijk geïllustreerd door de aanpak van de Federale Overheidsdienst (FOD) Volksgezondheid voor de organisatie van de studiedag "10 jaar patiëntenrechten". Bij het samenstellen van het programma en de sprekers was er blijkbaar geen enkele plaats voor de patiënten en hun organisaties. Zijn kritieken zijn hoe dan ook niet mals en mijns inziens helemaal terecht.

De informatieverstrekking aan patiënten blijft nog steeds erg ondermaats. Informatie over aard en doel van een behandeling krijgen patiënten doorgaans wel, maar informatie over andere mogelijke behandelwijzen en over de kostprijs blijft meestal achterwege. Inzage in het medisch dossier wordt vaak geweigerd.

Van enige participatie is er geen sprake. Men kan wel voor de eigen rechten opkomen, maar niet collectief. De artsen, de ziekenfondsen, de verpleegkundigen, de apothekers, de farma-industrie… iedereen moet gehoord worden. Maar de patiënten en hun vertegenwoordigers worden nooit gehoord als een ziekenhuis beslist een afdeling zus of zo te organiseren of af te stoten, of als de minister beslist welke chronisch zieken prioriteit zullen krijgen en welke niet.

De wet zelf vertoont ook nog blinde vlekken. Psychologen, maatschappelijk werkers en verzorgenden, bijvoorbeeld, vallen niet onder de toepassing van de wet. Dat leidt tot absurde situaties, onder meer in psychiatrische ziekenhuizen.

Hierover de volgende vragen:

1) Heeft de geachte minister het opiniestuk van professor Yvo Nuyens gelezen? Hoe beoordeelt zij deze kritiek?

2) Beaamt zij dat de patiënt nog onvoldoende geïnformeerd wordt, vooral met betrekking tot alternatieve behandelingen en kosten? Zou het gebruik van "mystery shoppers" door de inspectiediensten van de FOD Volksgezondheid hier geen soelaas kunnen bieden, want alleen zo komt men exact te weten waar de mankementen liggen en kan men tegelijk de artsen en gezondheidsinstellingen individueel zeer nauwkeurig informeren waaraan ze meer aandacht moeten besteden?

3) Bevestigt de geachte minister het bestaan van nog heel wat blinde vlekken in de patiëntenwet met betrekking tot de beroepsgroepen waarop hij van toepassing is? Plant zij een initiatief om dit euvel te verhelpen?

4) De geachte minister gaf in een eerder antwoord (5-6117) op een schriftelijke vraag te kennen dat er momenteel geen plannen bestaan voor de invoering van collectieve patiëntenrechten. Staat zij eigenlijk positief tegenover het idee van collectieve patiëntenrechten? Zo ja, is zij bereid om op zijn minst een aanzet te geven en te onderzoeken hoe men collectieve patiëntenrechten in België zou kunnen invoeren? Er bestaan daarbij genoeg voorbeelden in het buitenland waardoor zij zich positief kan laten inspireren.

5) Hoe staat zij tegenover het idee om een Handvest van de Patiënten in te voeren? Dat handvest zou duidelijk moeten stipuleren waar, wanneer en over welke materies patiënten en hun organisaties betrokken moeten worden bij cruciale beslissingen. En of ze dan informatie krijgen, advies mogen geven, geconsulteerd moeten worden, dan wel medebeheer krijgen of medebeslissingsrecht. Is zij bereid om dit te onderzoeken?

Antwoord ontvangen op 21 maart 2013 :

1. Ik heb kennis genomen van het artikel in De Standaard van 26 oktober 2012.

Het betreffende colloquium werd georganiseerd door de Federale Overheidsdienst (FOD) Volksgezondheid, in samenwerking met de Federale commissie “Rechten van de patiënt”. Zoals u wellicht weet, zetelen in deze Commissie ook vertegenwoordigers van patiëntenverenigingen die, samen met de vertegenwoordigers van ziekenfondsen, ziekenhuizen en beroepsbeoefenaars, de patiëntenrechten evalueren en adviezen formuleren omtrent patiëntrechtelijke aangelegenheden.

In het programma van het colloquium kwamen de ervaringen van patiënten bij de toepassing van de patiëntenrechtenwet meermaals aan bod:

Zo werden deze ervaringen belicht tijdens de presentatie over de jaarverslagen van de ombudspersonen “Rechten van de patiënt”, waarbij een overzicht werd gegeven van de bij de ombudsdiensten ontvangen klachten van patiënten.

In het namiddagprogramma van het colloquium werden, door middel van acteurs in filmpjes, concrete situaties getoond met betrekking tot terugkerende knelpunten die patiënten en hun naasten ervaren en signaleren aan de ombudspersonen.

Ten slotte werd de dag van het colloquium afgerond door de Federale commissie “Rechten van de patiënt” die een presentatie gaf over de adviezen die zij in de voorbije jaren heeft geformuleerd.

Over het algemeen namen alle sprekers van dit colloquium trouwens het woord vanuit de intentie om de relatie in de gezondheidszorg te optimaliseren, en dus ook om het belang van de patiënt na te streven.

2. De patiëntenrechtenwet is gericht op een bevordering van de dialoog tussen patiënt en beroepsbeoefenaar in de gezondheidzorg. Tijdens het colloquium hebben verschillende sprekers bevestigd dat de patiëntenrechtenwet na tien jaar reeds een belangrijke bijdrage heeft geleverd aan de bevordering van de communicatie en de informatieverstrekking in de gezondheidszorg. Maar zoals bij elke wetgeving, blijven er steeds specifieke wetsartikels die bijzondere aandacht vragen bij de toepassing ervan in de praktijk. Zo denk ik inderdaad aan de informatieverstrekking door de beroepsbeoefenaar aan de patiënt over bepaalde karakteristieken van zijn ingreep.

Ik moet u zeggen dat ik niet te vinden ben voor uw voorstel voor het inzetten van zogenaamde ”mystery shoppers”. Ik wil wijzen op het feit dat de patiëntenrechtenwet de dialoog en het partnerschap in de gezondheidszorg wil benadrukken. Het inzetten van zogenaamde ‘mystery shoppers’ zou de vertrouwensrelatie patiënt-beroepsbeoefenaar, die een essentiële bouwsteen is voor een kwalitatieve gezondheidszorg, schaden.

In die context zie ik, wat de bevordering van informatieverstrekking aan patiënten betreft, eerder een meerwaarde in het aanbieden aan beroepsbeoefenaars van opleiding in communicatievaardigheden.

3. Maatschappelijke assistenten en psychologen zijn geen beroepsbeoefenaars in de gezondheidszorg zoals bedoeld in het koninklijk besluit nr. 78 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen. Mag ik u erop wijzen dat de discussie over het statuut en de plaats van het beroep van psycholoog binnen de sector van de gezondheidszorg reeds decennia wordt gevoerd? Ik heb in dat verband de werkzaamheden met de volksvertegenwoordigers heropgestart met de bedoeling nog in deze legislatuur voor die problematiek een oplossing te vinden. Het voorstel dat in voorkomend geval zal worden uitgewerkt zal uiteraard ook over de patiëntenrechten in die vakrichtingen handelen.

Geregistreerde zorgkundigen zijn beroepsbeoefenaars in de gezondheidszorg (artikel 21 quinquiesdecies, koninklijk besluit nr. 78), wat betekent dat de patiëntenrechtenwet op hen van toepassing is.

4 en 5. Ik kan u hierbij meedelen dat ik ter zake een adviesaanvraag aan de Federale commissie ‘Rechten van de patiënt’ zal richten.